Anja de Bonte. beeld Niek Stam
Mens & samenlevingHet gesprek
Anja de Bonte wil vóór alles zoeken naar verbinding

Diep in haar hart mist ze het onderwijs wel een beetje. Maar Anja de Bonte-van der Sluijs (47) weet zich geleid tot haar huidige functie. Als eindredacteur van jongerenblad Daniël en jeugdwerkadviseur bij de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten kent ze de ontwikkelingen in haar kerkverband tot in de finesses. „Elke kerkelijke gemeente is een eigen gemeenschap met soms verschillende manieren. Ik zie het als mijn taak om de verbinding te zoeken.”

Ad Ermstrang
8 November 2024 15:08

Wat drijft iemand in zijn of haar leven? Hoe is hij of zij gevormd? In deze rubriek een persoonlijk interview met een meer of minder bekend persoon uit de breedte van de samenleving. Deze aflevering: Anja de Bonte. Volgende week: Laura Ras.

Ze woont al vele jaren aan de rand van de Veluwe, maar met haar man André spreekt ze nog steeds in het dialect van Flakkee. De Bonte is geboren en getogen in Dirksland, haar echtgenoot komt uit Ooltgensplaat. Maar ze heeft geen heimwee naar Goeree-Overflakkee.

Met haar gezin betrok ze in coronatijd een voormalige boerderij aan een zandweg enkele kilometers buiten Ede. Achter de ramen van de grote woonkamer strekt zich een grote tuin uit. Op een van de lichte wanden is in zwarte letters hun trouwtekst uit Psalm 95 aangebracht: „Komt, laat ons aanbidden en nederbukken, laat ons knielen voor de HEERE, Die ons gemaakt heeft.”

„We hadden een bod op dit huis uitgebracht, maar iemand anders was ons voor. We dachten er eigenlijk niet meer aan, tot de makelaar ons belde. De bieder kon het niet rond krijgen. Om elf uur deden we een bod en om twee uur was het rond. Zo kwamen we hier. Een prachtige plek, ook voor onze pubers en hun vriendengroepen. We hebben een grote veranda die we kunnen verwarmen. Ze hebben er al heel wat avondjes gezeten. Overdag zit ik er regelmatig. Met m’n laptop.”

Tot anderhalf jaar geleden stond dat laptopwerk vooral in het teken van het voorbereiden van lessen. Op tal van scholen –christelijk, reformatorisch en niet-christelijk– stond ze als invaller voor de klas. Daaraan kwam een einde toen ze op een ochtend een vacature bij de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBBG) voorbij zag komen en daarop solliciteerde. Op maandag en donderdag werkt ze op kantoor in Woerden, op het Centraal Bureau Gereformeerde Gemeenten. Woensdag en vrijdag werkt ze thuis, dinsdag past ze op het eerste kleinkind.

Een echte carrièreswitch. Hoe kwam dat zo?

„Ik had het zelf nooit kunnen bedenken, hoewel ik al wel lid was van de redactie van Daniël. Daar was ik voor gevraagd vanwege stukjes die ik schreef over voorvallen op scholen. Die appte ik naar bekenden. Zo is dat balletje gaan rollen. De vacature in Woerden kwam me via de sociale media onder ogen. Jeugdwerkadviseur leek me nog wel wat, maar ik moest er echt niet aan denken het onderwijs te verlaten en een blad te coördineren en te redigeren. Onderweg van mijn werk in Kesteren reed er voortdurend een auto voor me met in het kenteken het nummer 26. Dat bracht mijn gedachten bij Jesaja 26:7, waarin het gaat over een effen pad en een rechte weg. Ik wist dat ik erover moest nadenken. Het lag niet voor de hand. Thuis zullen ze me wel uitlachen, dacht ik.”

Was dat ook het geval?

„Nee. Toen ik mijn man wees op de vacature, reageerde hij niet zoals ik had verwacht. „Misschien moet je er eens over nadenken”, was zijn reactie. Aan tafel kreeg ik een bevestiging uit het stuk dat hij las over de rijke jongeling die onwillig was om alles te verlaten. Daar schrok ik van, want ik wilde het onderwijs niet loslaten. Ik wist diep in mijn hart dat het roer om moest en heb gereageerd op de vacature, maar toch bleef het knagen.

Op het Van Lodenstein College in Kesteren, waar ik toen werkte, liep ik door de gangen met de gedachte dat ik ook in het onderwijs dienstbaar kon zijn. Die middag kreeg ik flink ruzie met een klas. Dat gebeurde niet vaak. Zonder de zegen van de Heere gaat het niet, schoot het door me heen. „Heere”, vroeg ik, „ik ga naar de jeugdbond, maar mag het dan ook goed komen met deze klas?” Toen ik afscheid nam van de school, kwam diezelfde groep met een groot kerstpakket en wilden ze selfies met mij maken. Dat was voor mij een bevestiging. En, ik moet eerlijk zijn: ik was in het onderwijs heel druk en kwam soms enigszins versleten thuis. Dan deed ik de was en de strijk, André kookte.”

Versleten. Hoe kwam dat?

„Het invallen op verschillende scholen met leerlingen met een heel verschillende achtergrond is prachtig, maar ook intensief. Steeds een wisselende groepsdynamiek.

Ik ben begonnen als leerkracht op een reformatorische school. Al jong wilde ik dat worden. Op de basisschool keek ik altijd hoe de meesters en de juffen het deden. Thuis was ik de oudste in een gezin met zes kinderen. Daar had het me ook een beetje te pakken. Dan voed je als het ware mee op.

Nog voordat ik de pabo in Gouda had voltooid, zijn we getrouwd. Een echt studentenhuwelijk. We hebben een tijdje in Den Haag gewoond. André –hij is ecoloog– was toen net klaar met zijn studie. Ik moest nog een scriptie maken toen ik zwanger was van onze oudste. Later zijn we naar Bennekom verhuisd. Daar ben ik al spoedig leidinggevende op de jeugdvereniging geworden. Dat vond ik nog leuker dan de basisschool.”

U stapte na enkele jaren over naar het middelbaar onderwijs. Waarom?

„Directe aanleiding was een vraag van een docent in Kesteren. Met hem had ik eerder gewerkt. Hij vroeg me voor een vacature voor Nederlands. Ik heb er, in biddend opzien, mee ingestemd. Tot mijn predikant ervan hoorde en me vroeg of ik wel zeker wist of de Heere wilde dat ik de basisschool zou verlaten. Dat bracht me in de nood. Toen ik bladerde in mijn Bijbeltje, viel het open bij het gedeelte in Handelingen waarin de Macedonische man vraagt om over te komen. Kesteren is bij ons vandaan gezien ook over het water. Ik had natuurlijk geen ervaring en moest mijn bevoegdheid halen. Bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) kon dat overdag, bij de Driestar alleen in de avonduren. Overdag paste me beter.”

Van schoolgaan kwam evenwel niet veel, die eerste tijd.

„Nee. Ik kreeg een knieontsteking, ben geopereerd en heb enkele weken in het ziekenhuis gelegen. Ze kwamen er niet goed uit wat het was. Geruime tijd ben ik thuis geweest. Achteraf gezien was het precies op tijd. We waren net verhuisd en ik ben daardoor bewaard gebleven voor een burn-out. Thuis kon ik wel veel lezen. Ik heb een hele boekenlijst voor de HAN afgewerkt. Nu moet je weten dat ik gewoonlijk helemaal geen lezer ben. Nog steeds niet. Helemaal geen fictie, alleen preken en wat andere theologische boeken.”

„Uiterlijk ben ik een vrolijk mens en een gangmaker, innerlijk kan ik enorm piekeren en ben ik heel onzeker” - Anja de Bonte-van der Sluijs, eindredacteur Daniël

Met die knie is het goed gekomen?

„Uiteindelijk wel. Ik heb die ontsteking later geweten aan de plavuizen in onze woning. Ik bad altijd op mijn knieën op de vloer. Dat deed ik vaak. Uiterlijk ben ik een vrolijk mens en een gangmaker binnen het team, maar dat is maar een halve werkelijkheid. Ik kan enorm piekeren en ben heel onzeker. Over het gezin, de wereld, werkelijk over van alles. Vooral op het kerkelijk leven ben ik heel betrokken. Dat was eerder anders. Ik ben keurig opgevoed en mijn hele familie bestaat uit kerkgangers, maar ten diepste interesseerde het me niet echt. Ik genoot volop van het goede leven.”

Totdat?

„Op m’n 24e besefte ik dat God mij altijd heeft gezien, terwijl ik mijn eigen gang was gegaan. Dat gebeurde tijdens het lezen uit een dagboek. Ik moest er eerlijk gezegd niet veel van hebben. André was veel meer met de Bijbel bezig dan ik. Toen hij aangaf dat ik aan de beurt was om te lezen, maakte ik een vinnige opmerking. Tijdens het doornemen van de overdenking besefte ik dat ook ik eens moest sterven en rekenschap afleggen. Ik weet tot op de dag van vandaag niet precies waarover het stukje ging, maar mijn rust was voorbij. Ik wist niet wat te doen. Ik durfde niet openlijk preken te gaan lezen en pakte meditaties uit Terdege en de GezinsGids; dat valt niet zo op. Verstandelijk was me bekend hoe een mens bekeerd moet worden, maar in werkelijkheid snapte ik het niet.

De dominee preekte de zondag na het lezen van dat dagboekstukje over Goliath en ik voelde me net als die Filistijn, met z’n grote mond, een praatjesmaker. Ik kon niet bevatten Wie de Heere was. Dat duurde totdat ik eens las uit Jesaja 55. Daarin sprak de Heere tot me. Maar mijn geloofsvragen bleven en beheersten me van zondag tot zondag. Soms zag ik iets van Wie Hij wilde zijn voor mij. Tot mijn schaamte heb ik veel geloofsoefeningen nodig gehad om een vast vertrouwen te krijgen. Op een zondag werd ik er een keer helemaal buiten gezet, terwijl ik anderzijds de Heere niet wilde wantrouwen. Ik ging in die tijd al aan het Heilig Avondmaal, maar wist in de weken daarvoor echt niet hoe het moest. Dat bleef zo tot het moment dat Hij tot me sprak: „Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde”.”

Had die ommekeer invloed op uw werk?

„Uiterlijk zag de klas niets aan me, denk ik. Ik kon gelukkig af en toe wel iets delen via de dagopening. Mijn studie in Nijmegen bracht me tegelijk in een heel andere wereld. Ik had een docent die vloekte tijdens de colleges. Ik heb hem een mail gestuurd, omdat ik hem op dat moment niet rechtstreeks durfde aan te spreken. Drie weken lang liep hij met een boog om me heen. Toen sprak hij me aan met de opmerking dat hij nog nooit zoiets had meegemaakt en hij beloofde het nooit meer te zullen doen. Dat heeft me verwonderd. Dankzij mijn voorbereidingen thuis heb ik de studie in anderhalf jaar gedaan, aanzienlijk korter dan gebruikelijk.”

Na het Van Lodenstein College koos u voor het zzp-bestaan als invaller. Waarom?

„Het was een beetje de invloed van de hogeschool. Daar ontstond bij mij de wens om ook op seculiere scholen werkzaam te zijn. Ik begon mijn school in Kesteren, waar een sloot omheen ligt, een beetje als een eilandje in de maatschappij te beschouwen. Een tweede reden was dat men mij het mentorschap wilde toebedelen. Dan krijg je ’s avonds allerlei telefoontjes van ouders, maar ik had ook mijn eigen kinderen met huiswerk.”

Hoe zag die nieuwe wereld, buiten de eigen bubbel, eruit?

„Ik was al wel wat gewend, maar toch. Ik was op tal van scholen invaller. Christelijke en niet-christelijke. In achterstandswijken, Kanaleneiland in Utrecht en de Amsterdamse Bijlmer. Ik liep tussen leerlingen met vrijwel uitsluitend een allochtone achtergrond. Dan heb je steeds met de beginnende dynamiek in een groep te maken, de stormingsfase wordt dat genoemd. Ook daarbuiten was het voor mij niet alledaags. Ik zie mezelf nog in de docentenkamer, met mijn broodtrommeltje. Ik vroeg of er nog meer waren die voor hun eten gingen bidden. Nee, maar doe gewoon je ding, zo werd er gezegd. Ondertussen werden er wel over en weer complimentjes uitgedeeld. Dat zijn wij in onze reformatorische wereld niet zo gewend. Er waren daardoor zelfs momenten dat ik twijfelde of het christelijk geloof wel waar is.”

Leg dat eens uit.

„Op een school in Amsterdam met 1700 tot 1800 leerlingen hadden we allemaal eigen domeinen met een aparte personeelskamer. De teams waren hecht. Ik heb gemerkt hoe men elkaar hielp, oprecht, vanuit een goed hart. Men kon het niet geloven toen ik vertelde dat we van nature slecht zijn en dat ik niet beter was dan zij. Maar als ik dan zag wat men voor elkaar over had, deed me dat soms afvragen wie er nu gelijk had. Wij als reformatorische christenen, of zij.”

„Ik ben, behalve vrolijk aan de buitenkant en een piekeraar vanbinnen, ook een impulsief mens” - Anja de Bonte-van der Sluijs, eindredacteur Daniël

Kreeg u de kans om in een seculiere omgeving het Evangelie uit te dragen?

„Ik vind het sowieso lastig om te evangeliseren. Maar ik besef dat het altijd weer de vraag is of we vandaag met iemand over de Bijbelse boodschap hebben gesproken. Ik ben, behalve vrolijk aan de buitenkant en een piekeraar vanbinnen, ook een impulsief mens. Dat laatste heeft voor- en nadelen. Als je onterecht uit je slof schiet, is dat niet zo handig. Maar het heeft ook een andere kant. Ik kwam een keer na een lange autorit bij een schooldirecteur, die kennelijk aan me zag dat ik nog in gedachten verzonken was. Hij vroeg me of ik zo aandachtig naar de radio geluisterd had. Mijn hart was echter nog vol van de preek die ik onderweg had beluisterd en daarvan deelde ik spontaan iets met hem. Heel impulsief, maar op dat moment kwam die eigenschap goed uit.”

En in de klas?

„Er kwam een leerling naar me toe met de vraag of ik het liedje ”Ik ben een kind van de duivel” kende. Onnadenkend zei ik: „Dat zijn we allemaal.” Toen werd het heel stil in de klas en had ik wat uit te leggen. Dat leidde tot een mooi gesprek over het bestaan van God en van de duivel. Ze moesten erkennen dat ze het laatste wel geloofden en het eerste niet en dat dat toch wel heel apart was. Het leidde tot een bijzondere discussie.”

Anja de Bonte met haar kleindochter van 2 jaar. beeld Niek Stam

Terug naar het heden. Hoe bevalt het bij de jeugdbond?

„Ik heb me het eerste jaar volledig gegeven. Bij Daniël heb ik te maken met 23 enthousiaste vrijwilligers, verspreid over het hele land. Het eerste jaar was echt heel intensief. Je moet een band met al die mensen opbouwen en hun vertrouwen geven. Dat betekent, zeker de eerste tijd: altijd bereikbaar zijn, voor ieder telefoontje. Ieder appje moet je beantwoorden. Daar heb je baat bij. Ik heb nu een club waarmee ik de oorlog kan winnen. Ik ben blij met de goede samenwerking met hoofdredacteur ds. P.J. de Raaf.”

Gaat het goed met jongerenblad Daniël?

„We hadden bij mijn komst rond de 8000 abonnees, nu schuren we tegen de 8300 aan. Vergeleken met de trend bij veel andere bladen mogen we hier dankbaar voor zijn. Maar tegelijkertijd moeten we beseffen dat in nog lang niet ieder gezin in de Gereformeerde Gemeenten het blad op tafel ligt. Er valt dus nog genoeg te doen. Maar er zijn ook veel positieve zaken. Zoals een gemeente waar de kerkenraad besloot ieder gezin een jaarabonnement op Daniël cadeau te doen. Dan word ik stil van verwondering.”

Voor wie is het blad? Je hoort soms dat vooral ouders het lezen.

„Het is ook belangrijk dat ouders het mooi vinden en hun kinderen aansporen om eens wat te lezen. Het klopt dat we het vooral van ouders moeten hebben, maar het is bedoeld voor jongeren. Het moet hen pakken. Daarom hebben we ook aan de vormgeving gesleuteld en enige tijd geleden een stripverhaal over ervaringen van kosters toegevoegd. Voorheen waren er bedenkingen tegen een stripverhaal. Nu vindt bijna iedereen het prima. Kosters mailen me regelmatig anekdotes. Daarnaast merk ik dat steeds meer ouderen het blad lezen om de interviews met predikanten. In elk nummer komt een predikant aan het woord.”

Hoe gaat u om met verschillen binnen uw kerkgenoootschap?

„Wij spreken niet van flanken, maar zijn er ons van bewust dat elke kerkelijke gemeente haar eigen manieren en soms ook liggingsverschillen heeft. Ik ken die van binnenuit, want ik ben zelf afkomstig uit wat weleens wordt omschreven als de kritische achterban. Het luistert nauw, soms komt het op een enkel woordje aan. Voor mijn advieswerk ga ik ook het land in. Dat vind ik leuk, maar het is ook heel nuttig. Ik blijf op de hoogte van wat er leeft. Dat lukt niet als je alleen in Woerden blijft. We proberen vóór alles de verbinding te zoeken. Pas je aan aan de gemeente waar je bent, is altijd het advies. En probeer te luisteren naar de ander en niet te oordelen.”

Pas hadden jullie aandacht voor homoseksualiteit. Had dat tien jaar geleden gedaan, verzuchtte iemand. Verandert Daniël?

„We proberen ieder jaar één zo’n gevoelig thema te belichten. Voorheen was dat te spannend, en durfden we dat niet aan. We hebben er goede reacties op gekregen. Het thema genderdiversiteit, vorig jaar, was eveneens heel spannend. Ik houd ervan om actuele onderwerpen niet te schuwen en kies voor een realistische benadering. Het gaat erom hoe je het uitwerkt. Ik ben –denk ik– oplossingsgericht. Dat heb je in dit werk heel erg nodig. Ik krijg er energie van om nieuwe dingen te bedenken.”

„We hebben niet de luxe om met Daniël als influencer op te treden” - Anja de Bonte-van der Sluijs, eindredacteur Daniël

En onderwerpen waarover de achterban zelf verdeeld is, zoals Bijbelvertalingen en zingen op hele noten of ritmisch?

„We hebben niet de luxe om als influencer op te treden. We vragen aandacht voor de huisgodsdienst en proberen binnen het gezin het gesprek op gang brengen. Dat gebeurt al in veel gevallen. Maar niet overal. Daarbuiten is het belangrijk dat er oog is voor elkaar, bijvoorbeeld op de jeugdvereniging. Als je niet naast die onopvallende jongen of dat stille meisje gaat staan en iemand anders op de volleybalclub doet dat wel, dan ben je hem of haar kwijt. Het zit soms in heel kleine dingen.”

U staat midden in het kerkelijk leven. U hoort en ziet veel. Lastig?

„Daar moet je mee om kunnen gaan. Ik hoor natuurlijk ook veel verdrietige dingen. Maar daarin moet je niet blijven hangen. De Heere kan ervoor zorgen dat alle kikkers in de emmer blijven, om die beeldspraak maar eens te gebruiken. Wat helpt, is je zorgen aanhoudend in gebed bij Hem te brengen.”

Is dat een belangrijk deel van uw missie?

„We hopen dat door ons werk jongeren bij de boodschap van zonde en genade worden gebracht. Dat ze geraakt worden in hun hart. Dat kan door de genademiddelen te gebruiken en ze te binden aan Zijn Woord. Zoek Hem terwijl Hij te vinden is. Zolang er zon en maan zijn, gaat de Heere door met Zijn werk.”

> rd.nl/hetgesprek

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer