Treurnis vijf jaar na brand cellencomplex Schiphol
SCHIPHOL – „Enorm teleurstellend.” Zo noemt Willem de Haan, medeauteur van het boek ”De Schipholbrand”, de reactie van autoriteiten na de brand in het cellencomplex op Schiphol die elf illegalen het leven kostte, vandaag precies vijf jaar geleden.
Dramatische gevolgen heeft de brand op cel 11 van vleugel K in het cellencomplex op Schiphol. Toegesnelde bewaarders weten in de nacht van 26 op 27 oktober 2005 de celbewoner, Libiër Ahmed al-J., te bevrijden. De redders verzuimen echter de celdeur te sluiten, waardoor het vuur om zich heen kan grijpen. Elf illegalen komen om het leven.
Het Amsterdamse gerechtshof veroordeelt de Libiër in 2009 uiteindelijk tot anderhalf jaar cel wegens het veroorzaken van de brand. De man heeft verklaard een brandende sigarettenpeuk te hebben weggeschoten. Het hof vindt niet dat de Libiër de dood van de elf slachtoffers kan worden aangerekend.
Snoeihard
In een snoeihard rapport stelt de Onderzoeksraad voor Veiligheid onder leiding van prof. mr. Pieter van Vollenhoven in september 2006 dat overheidsinstanties regels aan hun laars hebben gelapt. Bewakers waren ongetraind, het cellencomplex voldeed niet aan de veiligheidseisen. Onder meer de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), verantwoordelijk voor het beheer van de cellencomplexen, en de directeur van de gevangenis op Schiphol-Oost krijgen ervan langs. Ze sloegen waarschuwingen over de brandveiligheid in de wind. De ministers Donner (Justitie) en Dekker (VROM) stappen op.
Jarenlang publiceerden de journalisten Willem de Haan (radioprogramma Argos en docent journalistiek aan hogeschool Windesheim in Zwolle) en Bart Zuidervaart (dagblad Trouw) over de Schipholbrand. Vorig jaar besloten ze hun bevindingen te boek te stellen. Onlangs verscheen ”De Schipholbrand – reconstructie van een ramp” (uitg. L. J. Veen).
Vooral de reactie van autoriteiten na de brand in het cellencomplex zit De Haan dwars. „Het is enorm teleurstellend dat verantwoordelijken hun betrokkenheid niet willen erkennen. Zo heeft gevangenisdirecteur Arend de Korte ongelooflijk op z’n kop gekregen. Toch zegt hij dat hem geen blaam treft. Hij vindt dat zijn personeel met gevaar voor eigen leven is opgetreden en een lintje verdient. Terwijl twee bewaarders een enorme fout hebben gemaakt door de celdeur van de Libiër open te laten staan. Dat neem ik hen niet kwalijk. Dat is wel de directeur te verwijten. Als hij zijn personeel had laten oefenen, hadden ze in de paniek die deur mogelijk wel afgesloten.”
De Haan vermoedt dat directeur De Korte zijn „fouten niet wil toegeven” uit angst voor claims. De Korte zelf komt in het boek niet aan het woord. „Het ministerie van Justitie wilde dat niet.”
Geen goed woord heeft De Haan over voor het optreden van toenmalig minister Donner van Justitie. „Hij is met de staart tussen de benen vertrokken, zonder verantwoording af te leggen aan de Tweede Kamer. Een paar maanden later was hij alweer minister van Sociale Zaken in een volgend kabinet. En nu is hij weer minister van Binnenlandse Zaken. Een overlever.”
Verontrustend
Ook het politieonderzoek kort na de ramp zit de auteur niet lekker. „De technische recherche zocht een paar uur na de brand naar sporen. De recherche stelde toen vast dat er twee brandhaarden waren. In de uren daarna hebben meerdere koppels rechercheurs dat bevestigd. Later heeft het Nederlands Forensisch Instituut echter vastgesteld dat er géén twee brandhaarden waren. Die gang van zaken vind ik verontrustend. Justitie moet oppassen om overhaaste conclusies te trekken.”
Indruk op De Haan maakte het gesprek met bewaarster Roxana. Zij en bewaker Sam verzuimden de deur van de brandende cel te sluiten. „Roxana vertelde dat ze de ramp nog als een afschuwelijke last met zich meedraagt. Ze worstelt nog steeds met wat in het cellencomplex is gebeurd. Ze had wel eens gehoord van een calamiteitenplan. Er werd naar een geel mapje gewezen: „Dat moet je doorlezen.” Roxana zei: „Er waren zo veel gele mapjes.” Niemand controleerde of personeelsleden het calamiteitenplan werkelijk doornamen.”
Twijfel
Voor De Haan staat niet onomstotelijk vast dat de brandende sigaret van de Libiër de brand veroorzaakte. „Er is nog altijd een spoortje van twijfel. Er zijn geen getuigen in de cel geweest. De rechtspsychologen Van Koppen en Wagenaar hebben kritiek op het tot stand komen van de verklaring van de Libiër. Die heeft zestien keer gezegd dat hij een sigaret heeft weggeschoten, terwijl hij dacht dat de peuk uit was. De man weet niet meer wat er daarna is gebeurd. Toen de Libiër verklaarde, was hij in de war, zeggen Van Koppen en Wagenaar.” De Haan acht niet uitgesloten dat de brand in het cellencomplex is ontstaan door de hitte van een defect lampje.