Geen spijt van kroningsrellen
Ze hadden aangekondigd het inhuldigingsfeest grondig te verstoren en slaagden daarin op een wijze die al hun verwachtingen overtrof. Onder het motto ”geen woning, geen kroning!” veranderden krakers Amsterdam dertig jaar geleden in een slagveld. Spijt hebben ze allerminst en met de koningin hebben ze ook nog steeds niets.
Ze noemden hem ”Rooie Pietje”; vanwege de kleur van zijn haar. Hij kwam uit een degelijk rooms-katholiek gezin en zou priester worden. Maar toen hij zeventien was, hield hij het op het seminarie voor gezien en keerde hij van Deventer terug naar Amsterdam. Bij zijn ouders intrekken vond hij geen optie, dus kraakte hij maar een huis. Dat deed iedere jongere die onderdak zocht in die tijd.Hij sloot zich aan bij een actiegroep en blies zijn partijtje mee als er ‘gemat’ moest worden met de mobiele eenheid. Veel ontruimingen van kraakpanden gingen gepaard met grof geweld. Dat hij daarbij voortdurend klappen opliep, nam hij sportief op. Wie kaatste, moest de bal verwachten.
Bij de kroningsrellen stond hij op zeker moment met zijn neus vooraan. Naar zijn zeggen begon de politie op krakers in te rammen omdat de sterke arm dacht dat zij de tram wilden tegenhouden. Uit boosheid trok de groep naar het Rokin, waar een bloedige confrontatie met de politie ontstond.
Doordat hij ooit zijn slijmvliezen had verbrand met ammoniak, was hij vrijwel immuun voor de traangasgranaten die de politie afschoot. Hij trok handschoenen aan, pakte de granaten op en begon ze een voor een terug te gooien. De agenten wisten niet wat hen overkwam. Tot diep in de avond duurden de gevechten voort. Op miraculeuze wijze ontkwam Rooie Pietje steeds aan arrestatie.
Hij verliet eind jaren tachtig de kraakbeweging en werd restaurateur van schepen. In de Amsterdamse binnenstad is hij een bekend figuur. „Met Pietje”, zegt hij als hij de telefoon opneemt in zijn hotelkamer in Straatsburg. Lang kan hij niet aan de lijn blijven want hij heeft keelkanker en zit zwaar onder de morfine.
Betreurd heeft hij de rellen nooit. Hij zegt alleen spijt te hebben van de stenen die hij heeft misgegooid. „Er moest een doorbraak worden geforceerd. De gemeente Amsterdam deed niets tegen huizenspeculanten. Er stonden prachtige panden onnodig leeg. Na de rellen veranderde het beleid. Toen werd de gemeente plotseling een stuk actiever.”
Dat de kraakbeweging willens en wetens het feest van Beatrix heeft bedorven, betwist hij. Volgens hem moet de schuld vooral worden gezocht bij de politie, die veel te agressief reageerde op een onnozele ordeverstoring in de Dapperstraat. Daardoor zou de vlam in de pan zijn geslagen.
Wat hij vindt van koningin Beatrix en hoe ze het heeft gedaan? „Ik vind haar niet zo open. Haar moeder vond ik beter. En Willem-Alexander zal het volgens mij ook wel goed doen. Niet dat ik koningsgezind ben, hoor. Helemaal niet eigenlijk. Maar zolang het koningshuis geen politieke macht heeft, vind ik het prima.”
Net als Pietje heeft de vroegere kraker Henk van der Kleij nooit spijt gehad van zijn deelname aan de verstoring van het inhuldigingsfeest. „Ze hadden onze stad bezet. Je mocht dit niet en je mocht dat niet”, fulmineert hij. Over zijn aandeel in de rellen is hij vrij zwijgzaam. „Je deed wat iedereen deed”, reageert hij ontwijkend. „Het was noodzakelijk. Er werd niets aan de woningnood gedaan. Er moest een daad worden gesteld.”
Dat hij en de zijnen vooral de koningin troffen terwijl het doelwit toch eigenlijk het gemeentebestuur was, ziet Van der Kleij anders. „Beatrix maakt deel uit van de gevestigde orde, van het hele instituut.”
Tegenwoordig is Van der Kleij actief binnen de partij Zuid- en Pijpbelangen in het stadsdeel Zuid. Over ”dertig jaar Beatrix” wil hij geen oordeel uitspreken. „Die Zuid-Amerikaanse connecties van haar vind ik niet zo’n gelukkige keuze. Ook de kwesties rond Bernhard lijken me niet positief voor haar.”
Met het koningshuis is hij nooit zo bezig geweest. „Het interesseert me niet echt. Het maakt deel uit van de elite die de zaken naar haar hand zet. Daar moet een einde aan komen. Een republiek zou misschien zo gek nog niet zijn.”
Diverse activisten uit de jaren zeventig en tachtig zijn naderhand op hoge posten terechtgekomen. Bekend voorbeeld is Jet Bussemaker (PvdA), tot voor kort staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Of ze ook stenen hielp gooien op 30 april 1980 is niet bekend. Zelf ontkent ze dat ten stelligste. „Ik was wel in de buurt maar dat soort dingen deed ik niet.”
Als dat klopt, moet ze moederziel alleen in haar kraakpand zijn achtergebleven, terwijl de mobiele eenheid rollebollend over straat ging met haar kamergenoten. Bussemaker was betrokken bij de herkraak van het voormalige NRC Handelsbladgebouw, vlak bij de Dam. Ze woonde daar ten tijde van de kroning.
Over de rellen noch over Beatrix wil ze anno 2010 iets zeggen. „Daar heb ik geen enkele behoefte aan. Ik ben met heel andere dingen bezig.” Vervolgens verbreekt ze de verbinding.
Een andere ex-activist, Wijnand Duyvendak, wil overal over praten –het klimaat, CO2, het broeikaseffect– behalve over de wijze waarop hij dertig jaar geleden Koninginnedag doorbracht. Hij had in 1980 een leidende rol in dit wereldje, schopte het later tot vooraanstaand Kamerlid van GroenLinks maar moest de politiek twee jaar geleden verlaten nadat er alsnog ophef was ontstaan over zijn gewelddadig verleden.
„Mijn portie verantwoording afleggen heb ik wel gehad. Ik heb genoeg teruggeblikt”, zegt hij niet zonder zelfspot. Ook over Beatrix laat hij zich geen uitspraak ontlokken. „Ik weet niet eens of ik wel zo veel van haar vind.”