„Ik heb geleerd over kerkmuren te kijken”
Het 25-jarig ambtsjubileum van ds. J. Muller uit het Betuwse Zetten valt midden in zijn studieverlof. Gedurende zeven weken verdiept hij zich in –onder meer– apologetiek.
De pastorie, bij de hervormde kerk met haar middeleeuwse toren, ligt iets hoger dan de aangelegen straat. Naast de lange oprijlaan bloesemt een enorme kastanjeboom. Zetten-Andelst is zijn vierde gemeente. „De kleinschalige setting zorgt ervoor dat je echt gemeente kunt zijn. Je vormt –iets meer dan in een grote gemeente– een gezin.”John Mullers wieg stond in Canada, waar zijn opa, ds. W. F. Laman, christelijk gereformeerd predikant in Hamilton was. Zijn ouders keerden terug naar Nederland toen hij drie jaar was. Afkomstig uit een bevindelijk gereformeerd nest konden zij kerkelijk maar moeilijk aarden in hun woonplaats Den Helder.
Een zwerftocht volgde, langs onder meer de Oud Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten. Voor Muller eindigde die pas toen hij in zijn studententijd besloot hervormd te worden. „Terug naar de Hervormde Kerk”, zegt de predikant, voorzichtig formulerend. „Ja, zo heb ik dat wel ervaren. Al zou ik er nu misschien weer wat anders tegenaan kijken. Ik wil me niet afzetten tegen de afgescheiden kerken. Er is zo veel verbrokkeld van wat één hoort te zijn. Ik heb al in mijn jeugd geleerd om over kerkmuren heen te kijken.”
Pfeiffer
Na zijn theologiestudie in Utrecht nam ds. Muller in 1985 een beroep aan naar Sluipwijk –„een kleine gemeente in een uitgestrekt plassengebied”– en later, in 1993, naar Wierden. „Daar ben ik ruim een halfjaar ziek geweest”, zegt hij. „Ziekte van Pfeiffer. Behalve predikant van de eigen wijk was ik meteen consulent van een andere wijk. Veel begrafenissen maakten het werk psychisch zwaar. Het is veel te druk geweest. Ik was meer met de gemeente bezig dan met mijn gezin. In die periode ging ik door tot twaalf uur ’s avonds en om zes uur zat ik weer achter mijn bureau.”
Het is even stil. De kerkklok laat een galmende slag horen. Ds. Muller vervolgt: „Het gevaar zit daarin dat je er als dominee altijd voor iedereen wilt zijn. Op die manier word je snel opgeslokt. Je moet leren op tijd afstand te nemen en tijd te nemen voor een rustig moment met God. Maar ook dat het werk niet van jou afhangt.
Ik heb daarmee geworsteld. Ik wist niet waarom ik dit meemaakte. Maar de Heere gaf antwoord vanuit zijn Woord. Hij laat alles meewerken ten goede. Ik wist dat God als een Vader zou zorgen. Dat gaf rust en houvast.
Het gewicht van eeuwigheid is zwaar, de verantwoordelijkheid voor de zielen die aan je zorgen zijn toevertrouwd, groot. Hij leerde mij om in afhankelijkheid van Hem mijn weg te gaan. Dienstbaar vanuit en met het Woord, tot eer van Hem. Zo heb ik in de gemeenten willen staan. Maar ook als een stervende tussen de stervenden, zoals een puriteinse predikant zegt.”
De eerste keer dat ds. Muller na zijn ziekte weer op de preekstoel stond, preekte hij over Psalm 94: „Als mijn gedachten binnen in mij vermenigvuldigd werden, hebben Uw vertroostingen mijn ziel verkwikt.” „Aan de gemeente wilde ik meegeven dat de Heere mij heeft gesterkt in die periode. God is goed en trouw. Hij doet wat Hij belooft.”
MKZ
De uitbraak van de veeziekte mond-en-klauwzeer (MKZ) tekent zijn ambtsperiode in Wapenveld, waaraan hij ruim negen jaar verbonden was. Ds. Muller beschrijft de afbraak van het levenswerk van de tientallen boerengezinnen uit de gemeente. „Ze mochten het erf niet af. We riepen daarom een telefonische hulpdienst in het leven. Je belde hen, bezorgde hun bandjes met preken. Dan stond je aan de weg en hing je een zakje met bandjes aan het hek. Voortdurend was er de angst dat er daadwerkelijk geruimd zou worden.”
Heftig was het, zegt de predikant. „Ook later, toen het vee weg was. Je probeerde constant met de mensen in gesprek te gaan zodat ze hun verhaal konden doen.”
De drie maanden studieverlof die een predikant binnen de Protestantse Kerk iedere vijf jaar krijgt, knipt ds. Muller in tweeën. Op dit moment verdiept hij zich zeven weken lang in het gebed én leest hij boeken van de apologeten Allister McGrath en John Blanchard. Of, zoals hij het uitdrukt: „Het is meer wat snuffelen.”
De predikant vindt het belangrijk dat christenen naar buiten treden, zich niet isoleren. „Er is een scheiding tussen kerk en staat, niet tussen kerk en straat. Tegelijk is dat moeilijk. Ik ga niet zomaar op straat een gesprek aan. Maar, we hebben een prachtige boodschap.”
De valkuil voor christenen, vindt de predikant, is „dat ze tijdens een gesprek niet goed luisteren omdat ze meteen al hun registers opentrekken om hun verhaal te doen. Dan kun je langs elkaar heen varen als twee schepen in de mist.”
Het geeft hem wel eens zorg dat christenen elementen van bepaalde leerstukken, zoals die van het verbond of de rechtvaardiging van de goddeloze, niet meer begrijpen en beleven. „Dat een preek praktisch moet zijn, is waar, maar het is ook belangrijk dat we in de gemeente voortdurend de catechismus preken. Dat is het geraamte van het lichaam. Natuurlijk horen daar vlees en bloed bij, maar je hebt ook de botten nodig.”