Kerk & religie
„Vervangingstheologie is funest”

Het is een trieste ontwikkeling dat de belangstelling voor Israël vermindert, ook in reformatorische kring, vindt dr. M. van Campen. „Waar wordt bijvoorbeeld in een catechismuspreek over de tweede bede van het Onze Vader nog over Israël gesproken?”

Jan van Reenen
19 February 2010 10:12Gewijzigd op 14 November 2020 09:54
TERSCHUUR – Dr. M. van Campen: Ik zal tot mijn laatste gezonde dag strijden tegen het vervangingsdenken. Foto RD, Anton Dommerholt
TERSCHUUR – Dr. M. van Campen: Ik zal tot mijn laatste gezonde dag strijden tegen het vervangingsdenken. Foto RD, Anton Dommerholt

De hervormde predikant van Zwartebroek-Terschuur schreef in 2006 een dissertatie met de titel ”Gans Israël. Voetiaanse en coccejaanse visies op Joden gedurende de zeventiende en de achttiende eeuw”. In zijn studie kwam hij tot de conclusie dat de Nadere Reformatie een positieve Israëlvisie had, in tegenstelling tot een groot gedeelte van het christendom in de tijden daarvoor en erna. Om de doorgaande lijnen beter in kaart te brengen, bestudeert hij nu ook deze perioden.

Dr. Van Campen constateert dat het in de Vroege Kerk al vroeg fout ging. „Kerkvaders vergeestelijkten de teksten die te maken hadden met Israël en ze pasten die toe op de kerk. Zowel Augustinus als Tertullianus en Chrysostomus hebben tegen de Joden geschreven. Het is merkwaardig dat ze de dreigingen en oordeelsaankondigingen ten aanzien van het Joodse volk wél lieten staan.” Het vergeestelijken van teksten liep uit tot vervreemding, verguizing en vervolging. Die vervolging is er, met name in de middeleeuwen, steeds geweest: vernedering, discriminatie, het in brand steken van synagogen en het doden van Joden. De vervangingstheologie heeft daaraan een bijdrage geleverd, aldus dr. Van Campen.

Tijdens de Reformatie was er sprake van een voorzichtige herwaardering. Calvijn dacht positiever over de Joden dan de middeleeuwse theologen, „maar hij had helaas geen oog voor de landbelofte, zodat we hem toch een vervangingstheoloog zouden kunnen noemen.”

Luther oordeelde eerst positief over de Joden, maar toen hun overgang naar de kerk van de Reformatie uitbleef, veranderde hij van mening. „Calvijn riep niet op tot negatief gedrag jegens de Joden, maar Luther wel. De theologie van Luther was een voedingsbodem voor het anti-Joodse geweld in de Tweede Wereldoorlog.”

Positief is hij over de Nadere Reformatie en Nederlandse gereformeerde theologen uit de 17e en 18e eeuw. Kenmerkend voor hen was dat ze oudtestamentische profetieën als Ezechiël 37 eerst toepasten op Israël en pas daarna op de kerk. Ook namen ze Romeinen 11 serieus: er komt een heilvolle toekomst voor Israël. „Ik ben zelf ook zo gaan preken: eerst de profeten uit het Oude Testament letterlijk nemen en daarna de profetie toepassen op de kerk. Als je zo preekt, heb je geen Israëlzondag meer nodig. Dan komt Israël niet één keer per jaar aan de orde, maar in bijna elke preek.”

Aan de hand van preken constateert hij dat de positieve belangstelling voor Israël na de Afscheiding van 1834 minder werd en na de Doleantie van 1886 vrijwel helemaal wegebde. „Ook ds. G. H. Kersten, de voorman van de Gereformeerde Gemeenten, die inhoudelijk sterk leunde op de oudvaders, miste die positieve aandacht. De verwijdering tussen ds. Kersten en ds. R. Kok in de oorlogsjaren lijkt te maken hebben met de minder positieve houding van ds. Kersten jegens de Joden.”

Dr. Van Campen ziet vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw meer positieve belangstelling voor Israël, zowel in de Christelijke Gereformeerde Kerken als in de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Gemeenten. De vervangingstheologie verdween toen grotendeels.

Onder invloed van negatieve berichtgeving over de staat Israël is de stemming echter omgeslagen. Er lijkt sprake te zijn van een nieuwe vervangingstheologie, maar dan ten gunste van het Palestijnse volk, aldus dr. Van Campen. „Ik vind dat gevaarlijk. Ik zal tot mijn laatste gezonde dag strijden tegen het vervangingsdenken.”

Hij constateert dat er ook in reformatorische kring minder belangstelling voor Israël bestaat dan voorheen, met als positieve uitzondering de Gereformeerde Gemeenten. „Vooral theologen die zich sterk op Luther oriënteren, hebben doorgaans weinig feeling voor het Joodse volk. Ik zou de kerken willen oproepen Israël en het Joodse volk niet links te laten liggen.”

Dit is het zevende en laatste deel in een serie over de verhouding tussen christenen en joden door de eeuwen heen.


RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer