In Christus is het verschil tussen Joden en christenen opgeheven, stelde de tot het christendom bekeerde Jood Isaac da Costa (1798-1860). Een visie die niet al zijn tijdgenoten met hem deelden, zegt dr. L. Engelfriet.
De voormannen van het Reveil maakten zich zorgen over de grote invloed van het autonome denken in verlicht Europa. Mede daardoor leefden ze in de sterke verwachting dat er een nieuwe tijd zou aanbreken: een tijd waarin de Joden de Messias zouden zien. De vader van het Reveil, Willem Bilderdijk, voedde die gedachte.
Ook bij zijn leerling en vriend Isaac da Costa komt dat steeds terug, zegt dr. Engelfriet, die in 1995 promoveerde op het proefschrift ”Bilderdijk en het jodendom”. „Het herstel van Israël zal het herstel van de volkeren inluiden, zo verwachtte Da Costa. De Messias zal wederkomen en dan een duizendjarig vrederijk stichten, met Jeruzalem als geestelijk centrum.”
De dichter heeft veel geschreven over de relatie Joden en christenen. Kort na zijn bekering publiceerde hij zijn ”Bezwaren tegen de geest der eeuw” (1823). Engelfriet: „In dit manifest keert hij zich niet alleen tegen verlichte christenen, maar ook tegen verlichte Joden die vonden dat zij moesten assimileren, en het gezag van de mozaïsche wet en van de rabbijnen ondermijnden.”
Ook een bekeerde Jood bleef voor Da Costa altijd een Jood en dus verbonden aan de geschiedenis van het Jodendom. „Da Costa zegt dat de Talmoed heel belangrijk is geweest voor het voortbestaan van de Joden door de eeuwen heen, want de Jood is volgens hem een christen in verwachting van de komst van de Messias.”
Vooral de oudtestamentische profeten zijn voor de positie van Da Costa erg belangrijk geweest, zegt Engelfriet. „Hij preekte er graag uit. En mannen als Daniël en Nehemia noemt hij in discussies met christenen als voorbeelden van hoe je in de maatschappij moet staan. Zij leverden een belangrijke bijdrage, maar behielden in de heidense omgeving hun eigen identiteit.” Over de houding van christelijk Europa is hij kritisch: in barmhartigheid en weldadigheid hebben de Joden de christenen een beschamend voorbeeld gegeven.
Veel over Da Costa’s visie op de Joden en Israël is te vinden in zijn boek ”Israël en de volken” (1849) en in brieven van hem aan vrienden. „In het bijzonder in zijn brieven aan Bilderdijk is sprake van een echte dialoog. Dat kwam door de wederzijdse erkenning en het geloof in Jezus.” In zijn geschriften stelt Da Costa steeds dat op de „bodem van het Jodendom Christus ligt.”
Dat uitgangspunt is bepalend voor zijn visie op de bekering van de Joden, stelt Engelfriet. „Die visie op de Joden vraagt om een andere benadering dan de zendingsgedachte die bij christenen leefde.”
Onder meer op dit punt kreeg hij kritiek te verduren van mannen als Abraham Kuyper, Groen van Prinsterer en ook van dr. Kohlbrugge. Engelfriet: „Da Costa zei: Christus is in ons een nieuw beginsel. Kohlbrugge zei: Ik ben op Golgotha bekeerd. Dat beaamde Da Costa ook, maar bij hem lag het dieper.” Voor Da Costa was Christus ook een Jood.
De botsing met Kuyper betrof vooral het chiliasme, zegt Engelfriet, die bezig is met een nieuwe studie over Bilderdijk. Da Costa meende dat de nationale bekering van Israël door theologen als Groenewegen, Hoornbeek en vooral W. à Brakel beter verstaan is dan door de reformatoren. Hun sympathie voor het chiliasme heeft de vriendelijke gezindheid tegenover de Joden bevorderd.
Da Costa was geen Messiasbelijdende Jood, vindt Engelfriet, omdat veel Joden een persoonlijke Messias verwachtten. „Ik zeg liever een Jezus-als-de-Messiasbelijdende Jood. Dat doet hem meer recht.”
Uitspraken
„Ik bleef toch wel (neen ! ik werd eerst recht) Israeliet, toen ik door de genade van mijner Vaderen God en Zaligmaker, mij Christus beleed.”
„Als de eeuwenlang beloofde Zoon van David geboren werd te Bethlehem in de schapenstal, was te Jeruzalem de Edomitische verdrukker Koning. (…) Dan wordt vervuld dat de Meerdere (Ezau) de Mindere (Jacob) zal dienen.”
„Eenstemmig zijn vanaf Mozes alle profeten in het verkondigen van (grote) jammer, oordelen en verstrooiing over Israël om zijn vele zonden (…) eenparig eindigen zij allen in verkondigingen en schilderingen van bekering tot de Heere hun God, nationaal herstel onder de scepter van de Messias hun Koning, (…) ten goede van alle volken…”
„Het is tijd dat de christenen van allerlei natie en van allerlei benaming, ingeënt op de goede olijfboom van Israël, zich beijveren hun amen uit te spreken op de beloftenissen Gods aan zijn oude volk.”
„Israël als natie zal zich overgeven aan zijn Koning in persoon, wanneer Hij verschijnen zal.”
Da Costa
De kerk is geworteld in Israël. Toch kwam juist binnen het christendom het antisemitisme sterk op. Hoe was de verhouding tussen Joden en christenen door de eeuwen heen? Vijf kenners laten hun licht schijnen over achtereenvolgens Thomas van Aquino, Johannes Calvijn, Wilhelmus a Brakel, Isaac da Costa en Hendrik Berkhof.
Vandaag deel 4: dr. L. Engelfriet over Isaac da Costa.