Wilhelmus à Brakel geloofde dat de hele Joodse natie tot bekering zou komen. Maar dat betekende niet dat hij ook dacht dat al de Joden daadwerkelijk wedergeboren zouden worden, aldus ds. C. J. Meeuse. „Het volk zal verlost worden van de bediening des doods en overgaan tot de bediening van het Evangelie. Gans Israël zal tot de kerk behoren, zo dacht Brakel.”
De kerk is geworteld in Israël. Toch kwam juist binnen het christendom het antisemitisme sterk op. Hoe was de verhouding tussen Joden en christenen door de eeuwen heen? Vijf kenners laten hun licht schijnen over achtereenvolgens Thomas van Aquino, Johannes Calvijn, Wilhelmus à Brakel, Isaac da Costa en Hendrik Berkhof.
Wilhelmus à Brakel (1635-1711) geldt als een exponent van de positieve aandacht voor Israël die ten tijde van de Nadere Reformatie breed leefde. Ds. Meeuse, predikant van de gereformeerde gemeente te Goes en voorzitter van het deputaatschap voor Israël van zijn kerkverband, ziet binnen de Nadere Reformatie een veelkleurig palet aan opvattingen als het gaat om de toekomst van Israël. „De kanttekenaren verwachtten een massale bekering; in Hellenbroeks vragenboekje komt het thema niet aan de orde.”
In leerstellig opzicht werden de verwerping van de Messias en de wettische heiligingsleer van de Joden scherp veroordeeld, aldus ds. Meeuse. „Tegelijk was er veel aandacht voor onvervulde beloften, bijvoorbeeld bij de behandeling van de bede ”Uw Koninkrijk kome”. Een enkele keer kwam het op kerkelijke vergaderingen zelfs tot besluiten om concreet iets te doen voor de bekering der Joden. Het kwam er echter niet van.”
De positieve aandacht voor de Joden ten tijde van de Nadere Reformatie kwam niet zozeer door goede contacten met Joden of iets dergelijks, maar was vooral te danken aan de invloed van de puriteinen, denkt de predikant uit Goes. „”The puritan hope” is spreekwoordelijk geworden voor de gedachte dat het Joodse volk nog tot bekering zou komen en dat dit een bloeitijd voor de kerk zou betekenen. Vooral de geschriften van Samuel Rutherford maakten wat dit betreft diepe indruk.”
Binnen de Nadere Reformatie zette Brakel nadrukkelijk eigen accenten. Zo verschilde Brakel van de anderen met zijn opvatting dat de duizend jaren van Openbaring 20 nog in de toekomst liggen. Meestal werd gedacht dat de duizend jaar betrekking hadden op de tijd waarin men al leefde. Brakel stond wel in lijn met andere nadere reformatoren als hij zegt dat de in Openbaring 20 genoemde zaken niet letterlijk genomen moeten worden, stelt ds. Meeuse. „Een tweeërlei wederkomst van Christus noemt Brakel een verzinsel van „de chiliasten of duizendjarigen.””
Tijd ver vooruit
Brakel was zijn tijd op één punt ver vooruit: hij was ervan overtuigd dat het Joodse volk eens zou terugkeren naar Kanaän. Ds. Meeuse: „Brakel geloofde dat het een uitnemender tijd zou zijn dan de dagen van de apostelen. De kerk uit de heidenen zou een zodanig grote opwekking ervaren door de bekering van Israël, dat Israëls vorige staat er zo van verschilt als een dode van een levende verschilt.”
Brakel wilde dat de christenheid werkzaam was met de bekering van het Joodse volk. Ds. Meeuse: „Men moet toenadering zoeken door een vriendelijk gesprek. Men moet over de Messias spreken, maar ook over de verschrikkelijkheid van de zonde en de verdoemenis.”
Waren Brakels vermoedens over een massale bekering van het Joodse volk gegrond? Zijn verwachting wordt ook verwoord in de kanttekeningen en is gegrond in Gods Woord, zegt ds. Meeuse. „De Messias zal de Joden volgens de kanttekeningen „als een naaste bloedverwant” uit het verderf trekken, door middel van de prediking van het Evangelie. Paulus bad: „Broeders, de toegenegenheid mijns harten, en het gebed dat ik tot God voor Israël doe, is tot hun zaligheid.” Laten we daar een voorbeeld aan nemen.”
Uitspraken
„De kerk uit de heidenen zal zo verwakkerd en verlevendigd worden door de bekering van Israël, dat hun vorige staat er zo van verschillen zal als een dode van een levende verschilt. De onbekeerden zullen met grote hopen bekeerd worden en de bekeerden zullen een wonderbare vermeerdering in de trap van genade deelachtig worden. O! wat zal dat een heerlijke tijd zijn! Wie zal dan leven?”
„Het zou niet een bekering van enige weinigen zijn, hier en daar één, maar het zou een gehele nationale bekering zijn: „alzo zal geheel Israël zalig worden.” Dat Israël, waarover de verharding gekomen was, dat Israël zou nog eens zo gelukkig worden, dat het zich nog tot de Messias zou bekeren. Niet dat ze allen in waarheid wedergeboren en de eeuwige zaligheid zouden deelachtig worden, maar dat zij allen erkennen en belijden zouden dat Jezus is de Christus, de beloofde Messias, de Zaligmaker”
(Citaten uit ”Toekomst voor Israël”, uitgave van een hoofdstuk uit Brakels ”Redelijke Godsdienst”, voorzien van een inleiding door ds. C. J. Meeuse)