Kerk & religie
„Christendom voedingsbodem voor antisemitisme, niet oorzaak''

De jaren vijftig. In een bibliotheek in Göttingen stuit student Dik van Arkel op meters materiaal over het antisemitisme in het Duitse keizerrijk. Het onderwerp laat hem nooit meer los. Onlangs verscheen zijn boek ”The Drawing of the Mark of Cain”, waarin hij de ontwikkeling van het antisemitisme in verschillende landen vergelijkt.

4 February 2010 09:47Gewijzigd op 20 March 2023 15:58
Van Arkel schreef een boek over antisemitisme. Foto RD, Henk Visscher
Van Arkel schreef een boek over antisemitisme. Foto RD, Henk Visscher

Van Arkel (85), emeritus hoogleraar sociale geschiedenis aan de Universiteit Leiden, hield zich heel zijn leven bezig met het antisemitisme. „Ik vroeg me af waarom in het ene land wel een traditie van antisemitisme bestaat en in het andere land bijna niet”, zegt Van Arkel in zijn woning op het terrein van Kasteel Warmelo in Diepenheim, waar jarenlang de moeder van Prins Bernhard woonde. „Waarom heersen er in Nederland, Italië of Zweden relatief weinig anti-joodse gevoelens, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland en Rusland?”

De oorzaak ligt volgens Van Arkel niet zozeer in de godsdienst, staatsvorm of mate van industrialisatie van een land. „Zweden en Duitsland zijn beide luthers, maar toch vond de Holocaust in Duitsland plaats. Zowel Frankrijk als Italië is rooms-katholiek. Het is dan opvallend dat de joden in Rome, zo dicht bij de paus, altijd godsdienstvrijheid hebben gehad.”

Van Arkel ontwikkelde een theorie die moet verklaren waarom sommige landen een antisemitische traditie kennen. Volgens hem zijn er drie „voorwaarden”: stigmatisering, sociale afstand en terrorisering. „Om de ontwikkeling van het antisemitisme te volgen, moeten we terug naar het begin: het ontstaan van het christendom uit het jodendom. Het christendom was een voedingsbodem voor antisemitisme, niet de oorzaak. Er zijn altijd christenen geweest die joden hebben verdedigd, terwijl anderen ze vervolgden. Dat maakt het allemaal zo ingewikkeld.”

De eerste christenen waren joden. „Het enige verschil”, zegt Van Arkel, „is dat ze geloofden in Jezus als de beloofde Messias.” Toch groeiden joden en christenen steeds verder uit elkaar. Secessie-frictie noemt hij dat. „Er was sprake van een uittredingsconflict, dat werd verscherpt toen ook heidenen christen werden. Aan de ene kant zagen christenen de joden als een ontrouw volk omdat ze Jezus niet als hun Messias erkenden, aan de andere kant beseften ze dat de joden toch Gods uitverkoren volk bleven. Joden en christenen hadden dezelfde wortels, maar stonden toch tegenover elkaar.”

Een eerste voorwaarde voor antisemitisme is stigmatisering, aldus Van Arkel. Dat kwam in de vierde eeuw op na de bekering van de Romeinse keizer Constantijn en het uitroepen van het christendom tot staatsgodsdienst. „Veel mensen gingen over tot het christendom zonder te weten wat het verschil met het jodendom was. Dat was een gruwel in de ogen van de christelijke theologen. Iemand als de kerkvader Johannes Chrysostomus, die overigens een vriendelijk man was, hield bijvoorbeeld acht preken tegen de joden. Zo kreeg een hele bevolkingsgroep een negatief stempel opgedrukt.”

Het is dan nog een kleine stap naar de tweede voorwaarde voor antisemitisme, sociale distantie. „Om christenen niet negatief te beïnvloeden, moesten Joden in steden als Antiochië en Constantinopel in aparte wijken gaan wonen. Vroeger was je joodse buurman nog een puike vent; je kende hem. Maar als je hem niet meer ontmoet, ga je vanzelf in een bepaald stigma geloven.”

Toch leefden joden tot en met de negende eeuw in relatieve rust te midden van christenen in Europa. Op economisch gebied werd hun niets in de weg gelegd. „Nog steeds leefde het idee dat de joden Gods uitverkoren volk waren. Die mocht je niet vervolgen. Je kunt dus niet zomaar stellen dat de visie dat de joden Christus hebben vermoord, altijd tot antisemitisme leidt.”

Het centrale probleem voor Van Arkel is waarom het in de elfde eeuw dan toch tot een geweldsuitbarsting tegen joden komt. De reden zoekt hij in een aantal sociaaleconomische ontwikkelingen: de opkomst van het leenstelstel, de gilden en de handel. „Bij het leenstelsel verpachtte een heer een stuk land in ruil voor trouw en het betalen van schattingen. Deze overeenkomst werd bekrachtigd met een christelijke eed, maar die wilden de joden niet afleggen. Daardoor verdwenen ze grotendeels uit de agrarische sector. Ook van de middeleeuwse beroepsverenigingen, de gilden, konden joden geen lid worden. Zij zagen bepaalde rituelen, zoals drinkgelagen, als heidens.”

Joden werden gedwongen zich te richten op handel en het uitlenen van geld. Dan ontstaan ook de stereotiepe beelden van de steenrijke jood als woekeraar en uitzuiger, de jood die kinderen ritueel vermoordt of de hostie ontheiligt en, in de late middeleeuwen, van de jood die uit is op de verovering van de hele wereld. De jood als Kaïn, de broedermoordenaar. „Je ziet dat als de sociale afstand tussen groepen groter wordt, de kans op antisemitisme toeneemt. Vanaf de elfde eeuw leidde dat daadwerkelijk tot geweldsuitbarstingen, zoals in York en in het Rijnland.”

Luther wordt vaak gezien als de motor achter het antisemitisme in Duitsland. Terecht?

„Luther was een van de merkwaardigste mensen die ooit hebben geleefd. In 1523 schreef hij het boekje ”Dat Jezus Christus een geboren jood is”. Hij hoopte dat de joden spoedig het licht der waarheid zouden zien en zich zouden bekeren. Toen die bekering uitbleef, sloeg Luther helemaal om en kwamen alle middeleeuwse vooroordelen weer tevoorschijn. Zo schreef hij in 1543 in het pamflet ”Over de Joden en hun leugens” dat alle huizen van joden met de grond gelijk gemaakt moesten worden.”

De nazi’s publiceerden gretig uit de geschriften van Luther.

„Het gaat me veel te ver om Luther de schuld te geven van het antisemitisme in Duitsland. Denemarken, Zweden, Noorwegen zijn door en door lutherse landen, maar daar heeft nooit grootschalige jodenvervolging plaatsgevonden.”

Van Arkel is het dan ook niet eens met de Amerikaanse Holocausthistoricus Daniel Jonah Goldhagen, die in de jaren negentig stelde dat de Duitsers collectief schuldig waren aan de moord op 6 miljoen joden. „Veel Duitsers waren onverschillig. Er leefden wel antisemitische gevoelens, maar niet meer dan in bijvoorbeeld Frankrijk. Het verschil is dat Hitler de machtsmiddelen had om een antisemitisch programma uit te voeren. Dan is er ruimte voor terreur.”

Hoe antisemitisch is Nederland in vergelijking met andere landen?

„In Nederland heerst geen sterke antisemitische traditie. De gereformeerde kerken waren niet zo fel tegen de joden, misschien omdat ze sterk de eenheid van het Oude en het Nieuwe Testament benadrukten. Ook handelsbelangen speelden mee. Joden werden gezien als medearbeiders en consumenten.”

Mede n.a.v. ”The Drawing of the Mark of Cain”, door Dik van Arkel; uitg. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2009; ISBN 9789089640413; 592 blz., € 49,50.


RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer