De middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino (1225-1274) was ervan overtuigd dat de wet in Christus was vervuld. Geen spoor van haatdragende opmerkingen jegens Joden – daarvoor was hij te zeer een geschoold theoloog, aldus prof. dr. Henk Schoot, bijzonder hoogleraar in de theologie van Thomas van Aquino aan de Universiteit van Tilburg.
In de middeleeuwen stonden Joden in toenemende mate onder druk. Dat bleek onder meer uit verbrandingen van de Talmoed (bijvoorbeeld in Parijs) en pogroms, zoals tijdens de kruistochten.
Bij de dominicaan Thomas is echter geen sprake van „rabiate anti-Joodse haat”, aldus prof. Schoot. „Hij neemt een gematigd standpunt in. Hij vindt dat met de komst van Christus de wet is vervuld. Hij heeft hoge waardering voor de besnijdenis als sacrament en begrijpt dat Jezus Zich liet besnijden. Thomas heeft oog voor de Joodse komaf van Jezus. Hij noemt Hem „de broeder der Joden.” Dat betekent dat hij Jezus niet losmaakt van het jodendom.”
Thomas kende geen Hebreeuws, zodat de wereld van het rabbijnse Jodendom niet voor hem openging. „Dit in onderscheid met andere dominicanen. Zij verdiepten zich in het rabbijnse jodendom, dat in die tijd in toenemende mate als ketters gold. Hier was immers sprake van een concurrerende interpretatie van het Oude Testament en er werden soms spottende dingen over Christus gezegd. Thomas kende wel veel Joodse geschriften, zoals van Maimonides. Toch is het moeilijk om duidelijk te krijgen hoe Thomas tegen de Joden van zijn tijd aankeek, omdat we zijn opmerkingen uit zijn gehele werk bijeen moeten schrapen.”
Toch meende Thomas niet zonder meer dat Christus en de kerk in de plaats van het volk Israël zijn gekomen. „Ik wil niet zeggen dat hij een soort vervangingstheologie leert. Bij Thomas heerst meer het schema van belofte en vervulling. De wet is niet afgeschaft maar vervuld. Zo ondergaat Jezus de verplichting tot de besnijdenis om de wet te gehoorzamen, schrijft Thomas, maar tegelijkertijd om zo de mensen te bevrijden van hun last.”
Thomas schreef veel over de wet en hij noemt de psalmen het kleine Evangelie. Maar van een eigen theologische betekenis van het Israël van na Christus was nauwelijks sprake. „Het jodendom is voor Thomas ongeloof, al hij ging weer niet zover om het te beschouwen als ketterij, als afvallig ten opzichte van hun eigen wet. Hij onderschrijft Augustinus’ opvatting dat het Joodse volk gerespecteerd moet worden omwille van de geschriften die ook voor de christenen heilig zijn, en omdat Paulus hun eindtijdelijke bekering tot Christus verwacht.”
Thomas van Aquino keerde zich tegen het onder dwang bekeren van Joden. „Dat ging volgens hem tegen het natuurrecht in, het ouderlijk gezag. Het had volgens Thomas ook geen zin. Het gevaar is groot dat ze dan later afvallen van het geloof, wat veel erger is.”
Thomas stelde zich echter ook achter bepaalde kledingvoorschriften voor Joden. „Dat klinkt voor ons zeer omstreden, omdat we dan direct denken aan de Jodenster en andere anti-Joodse maatregelen. Maar Thomas baseert zich op het vierde Concilie van Lateranen. Daar blijkt, evenals bij andere concilie-uitspraken, dat deze maatregelen juist zijn ter bescherming van de Joden.”
Een ander voorbeeld is het opleggen van belasting of boetes aan Joden, omdat zij hun geld gekregen zouden hebben door bedrog. „Thomas stemt met deze heffing in, maar hij verwijst niet alleen naar Joden, maar naar allen die zich aan deze praktijken schuldig gemaakt hebben. Hij was fel tegen (woeker)rente, en beschouwde dat als ernstige zonde.”