Pijlen van kritiek richten zich op toezichthouder
Vier financiële kopstukken hebben maandag in een notendop hun visie gegeven op de oorzaken van de kredietcrisis. Van zelfkritiek wilden ze niets weten, de beschuldigende vinger ging naar de Verenigde Staten, naar kredietbeoordelaars en –vooral– naar de toezichthouders.
Geen spandoeken, geen boegeroep, geen spervuur aan vragen. Kortom, geen Amerikaanse toestanden tijdens de eerste dag van de hoorzittingen over de kredietcrisis. Waar in de Verenigde Staten de onderzoekscommissie van het Congres vooral dient als uitlaatklep van opgekropte woede, doen in Den Haag vier financiële kopstukken één voor één in alle rust hun verhaal voor de parlementaire commissie onder leiding van SP-Kamerlid De Wit. Publiek laat zich bijna niet zien.
Directeur Coen Teulings van het Centraal Planbureau bijt het spits af. Na Teulings volgen de econoom Sweder van Wijnbergen, oud-bankier en oud-minister Onno Ruding en financieel topman Bert Bruggink van de Rabobank.
De mannen zijn overvallen door de heftigheid van de crisis. Bruggink: „De omstandigheden waren zo extreem, daar hield niemand rekening mee. De geldmarkt is normaal gesproken als een oceaan, er is overvloed. Ineens droogde die markt helemaal op.”
Van kritiek op het eigen functioneren wil het viertal niet weten. Teulings, die pas op 27 oktober 2008 de alarmbel luidde bij het kabinet: „Te laat? Nee, we hadden te maken met een zeer extreme situatie.” Van Wijnbergen, die als econoom de crisis niet zag aankomen: „Kritiek is een beetje goedkoop.”
Ruding, die jarenlang als topman werkte bij de Amerikaanse bank Citigroup: „De omvang van de risicovolle producten is pas na mijn pensionering in 2003 exponentieel gestegen.” Bruggink krijgt zelfs alle ruimte om reclame te maken voor zijn Rabobank: „Wij bezitten nog steeds de triple A-status en hebben geen steun nodig van de overheid.”
De commissie legt de heren het vuur niet aan de schenen. De sfeer is beleefd. Ruding krijgt zelfs de lachers op zijn hand nadat VVD-commissielid Schippers vraagt hoe hij terugkijkt op zijn besluit als minister van Financiën om de regels voor bankenfusies te versoepelen. „Met genoegen, dat was een van de vele goede besluiten uit die tijd.”
Geen moment wordt het spannend in de zaal. De vier leggen de vinger wel bij dezelfde zere plekken. In de VS zijn de problemen begonnen, door het verpakken en doorverkopen van pakketjes hypotheken. Ruding: „Banken wisten niet wat ze kochten. De topmannen hadden geen kennis van de nieuwste producten. Dat is pijnlijk ja.”
Vooral de toezichthouders krijgen er van langs. In Nederland ligt die rol in handen van De Nederlandsche Bank (DNB). Ruding: „Toezichthouders liepen achter de feiten aan. Geen van hen had op tijd voldoende kennis in huis. Nederland scoorde weliswaar beter dan gemiddeld, maar dat is slechts een schrale troost.”
Volgens Van Wijnbergen werken bij DNB te veel juristen en te weinig economen. „DNB moet niet alleen kijken naar de naleving van regels. Dat werkt ontwijking in de hand. Het moet gaan om de naleving van principes.”
President Nout Wellink van DNB krijgt later de kans zich te verdedigen voor de commissie. De openbare gesprekken duren drie weken.
Samen met een literatuurstudie en de inhoud van gesprekken achter gesloten deuren hoopt de commissie dan voldoende materiaal te hebben om in het voorjaar conclusies te presenteren. In het najaar komt de rol van de politiek aan de orde.
Aan het einde van het gesprek krijg het viertal de gelegenheid voor een nabrander. Ruding relativeert. „We moeten wel in ogenschouw houden dat in de VS veel meer is fout gegaan dan hier. Dat zet de huidige situatie in het juiste perspectief.”