Opinie
Vijandigheid tegen christenen groeit

Onmiskenbaar is de afgelopen weken en maanden het maatschappelijk en politiek klimaat voor orthodoxe christenen verhard. Vooral identiteitsgebonden organisaties liggen onder vuur. Het is niet moeilijk daar voorbeelden van te geven. De Amsterdamse gemeenteraad nam half november bijna unaniem een motie aan om Scharlaken Koord geen subsidie meer te geven voor zijn werk onder prostituees.

Dr. C. S. L. Janse
Diner voor dak- en thuislozen, alleenstaanden en ouderen aangeboden door het Leger des Heils in de Koepelkerk van het Renaissance Amsterdam Hotel. Foto RD, Sjaak Verboom
Diner voor dak- en thuislozen, alleenstaanden en ouderen aangeboden door het Leger des Heils in de Koepelkerk van het Renaissance Amsterdam Hotel. Foto RD, Sjaak Verboom
De SP komt er openlijk voor uit dat zij op termijn het christelijk onderwijs wil afschaffen. Als eerste stap moet het scholen verboden worden om leerlingen te weigeren vanwege hun identiteit. Staatssecretaris Dijksma vindt dat het niet door de beugel kan als kinderen op strengchristelijke en islamitische scholen te horen krijgen dat het verkeerd is om ongelovige vrienden te hebben.

De SGP moet volgens de procureur-generaal bij de Hoge Raad gedwongen worden haar opvattingen over de vrouw in de politiek te herzien. En de Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV) komt, althans in Rhenen, niet in aanmerking voor gemeentelijke subsidie omdat zij een christelijke organisatie is die euthanasie afwijst.

Dat zijn verontrustende ontwikkelingen. En het einde van die reeks is nog niet in zicht. Er groeit in de samenleving een steeds grotere aversie (om niet te spreken van vijandschap) tegen religie en zeker ook tegen orthodoxe christenen.

De scheiding van kerk en staat wordt aangegrepen om religie tot een privézaak te bestempelen, die niet in het publieke domein thuishoort. Confessionele organisaties hebben volgens velen geen recht op overheidsgeld, maar worden wel gebonden aan de anti­discriminatiebepalingen inzake vrouwen en homo’s.

Juiste proporties

Nu moeten we de zaken wel in de juiste proporties zien. De Nederlandse situatie is bepaald niet te vergelijken met die in Noord-Korea. We mogen hier nog in vrede leven en het welvaarts­niveau van de gereformeerde gezindte is hoog genoeg om subsidies voor NPV of SGP die zouden kunnen wegvallen te compenseren.

Verder moeten we bedenken dat in de soms hoog oplopende controverses tussen seculier en religieus wij zogezegd niet van de religie of van het christendom zijn. Religies zijn er in soorten en binnen het christendom bestaan fundamentele verschillen. Veel wat als christelijk gepresenteerd wordt, kan niet beschouwd worden als „de waarachtige en volkomen leer der zaligheid.”

Ten slotte is het van belang om geen vertekend beeld van het verleden te hanteren. Nogal eens hoor je tegenwoordig betogen dat christenen nu in een minderheidspositie verkeren, terwijl dat 50 of 150 jaar geleden toch geheel anders was. Natuurlijk is er het een en ander veranderd, maar ook in de 19e en de 20e eeuw voelden gereformeerden zich veelal een aan de kant geschoven minderheid. Hun bezwaren tegen de geest der eeuw werden niet serieus genomen. Ook toen had men vaak te maken met een vijandige staat die zich neutraal noemde.

In 1896 (meer dan een eeuw geleden dus) stelde de voorzitter van de Unie Een School met den Bijbel op de jaarvergadering: „De Staat als zoodanig wordt meer en meer ongeloovig; hij wil neutraal zijn, maar die neutraal wil zijn, moet geen geloof hebben, dus ongeloovig zijn. Als natie kunnen wij ons, helaas! eigenlijk geen Christelijke natie meer noemen.” Die woorden roepen herkenning op.

Interne slijtage

Het zou ook onverstandig zijn om alleen te kijken naar de externe bedreigingen. Het grootste gevaar voor de gereformeerde gezindte komt niet van de seculiere meerderheid of van de kant van de moslims, maar van binnenuit in de vorm van een sluipende assimilatie.

Orthodoxen volgen de wereld vaak met een zekere tijdsvertraging. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de verschuivende levensstijl. De teruglopende belangstelling voor de tweede kerkdienst en de catechismusprediking wijst onmiskenbaar op een geringere betrokkenheid bij de kerk en de gereformeerde leer.

Uiteraard is het verkeerd om alleen maar te letten op de negatieve ontwikkelingen, maar ook bij een meer uitgebreide analyse geldt dat de meeste indicatoren op rood staan.

Druk van buiten zou moeten leiden tot een sterker identiteitsbesef en verhoogde interne solidariteit. Helaas is daar tot op heden niet veel van te merken. Misschien zijn daar forsere botsingen voor nodig. Of zullen die juist leiden tot een grotere verdeeldheid tussen degenen die aan de gereformeerde lijn willen vasthouden en zij die bereid zijn om veel toe te geven?

Concessies doen

Moet je als christelijke instellingen in deze tijd vooral de principiële lijnen strak trekken, of is het verstandiger hier en daar wat toe te geven aan de maatschappelijke en politieke druk? Moet je bijvoorbeeld concessies doen ten aanzien van het toelatingsbeleid van scholen door te zeggen dat het voldoende is dat ouders en leerlingen de grondslag respecteren?

Is daarmee de druk van de ketel? Dat is lang niet zeker. Gemakkelijk roept dat allerlei nieuwe discussiepunten op. Betekent het respecteren ook dat die leerlingen zich houden aan de geldende kledingvoorschriften, dat ze deel­nemen aan het godsdienstonderwijs en hun psalmversje leren?

Juist minderheidsgroepen hebben duidelijk belang bij het hanteren van een eigen toelatingsbeleid. Anders lopen zij de kans om een minderheid te worden binnen hun eigen verbanden. Voor algemene organisaties ligt dat anders. Die lopen weinig risico dat ze door een minderheidsgroep worden overgenomen. Zo liggen de getals­verhoudingen nu eenmaal.

Kunnen we naar buiten toe beter maar zwijgen over de exclusiviteit van het christelijk geloof, omdat dat immers in onze tijd veel verzet oproept? Of moeten we blijven belijden dat deze aarde en alles wat hij geeft, met al wat zich beweegt en leeft, het wettig eigendom des Heeren is? Dat is inderdaad wezenlijk.

Er is maar één Naam onder de hemel gegeven waardoor wij moeten zalig worden. Het is niet zo dat alle godsdiensten in de grond van de zaak gelijk zijn. Daarom bestaat er een wezenlijk verschil tussen een kerktoren en een minaret. Daar moeten we ook in het publieke leven voor uit durven komen.

Leger des Heils

Min of meer in het verlengde van de overheidsfinanciering van de christelijke school kwam er in de loop van de vorige eeuw in Nederland steeds meer ruimte voor het subsidiëren van allerlei christelijke instellingen. Al in 1905 kreeg het Leger des Heils overheidssubsidie (1500 gulden) voor zijn werk onder gevangenen. Thans liggen dergelijke subsidies aan christelijke organisaties duidelijk onder vuur. Met name op gemeentelijk vlak. Alsof christenen niet bijdragen aan de (gemeentelijke) belastingen.

Ondanks de terechte verontwaardiging over dit discriminerende overheidsbeleid is het echter goed om te bedenken dat er gemakkelijk een zekere spanning ontstaat tussen de christelijke identiteit van de organisatie en de activiteiten waarvoor zij overheidssubsidie krijgt.

Dat is zeker het geval wanneer dat werk zich niet richt op de achterban, maar op een algemeen publiek. Het is dan een zware opgave om de eigen identiteit overeind te houden en duidelijk grenzen te stellen. Dat zien we ook bij het Leger des Heils.

Aanvankelijk was bij het werk onder de gevangenen de geestelijke component duidelijk aanwezig. De heils­soldaten en officieren moesten aan het hoofdkwartier rapporteren hoe vaak er met de gevangenen gebeden was en hoeveel bekeringen er hadden plaatsgevonden.

Op een congres in 1913 van het Leger over de reclassering wees commandant Ridsdel erop dat er veel middelen waren om de medemens te helpen. De boodschap van verlossing moest echter de eerste plaats innemen.

Van de kant van het ministerie van Justitie werd de reclasseerders van het Leger des Heils echter voorgehouden dat zij zich in de gevangenis terug­houdend moesten opstellen. Zij mochten niet op eigen initiatief met de gevangenen over God spreken.

Ook binnen het Leger des Heils liepen de spanningen over de verhouding tussen bekeringswerk en maatschappelijk werk hoog op. Dat leidde in de jaren twintig van de vorige eeuw zelfs tot een scheuring. Zo ontstond het Nederlandsch Leger des Heils, dat echter op niets uitliep.

Een jaar of twintig geleden kwam het Leger des Heils in conflict met de gemeente Amsterdam, omdat het niet wilde dat zijn medewerkers er een homoseksuele relatie op na hielden. Tegenwoordig is dat geen strijdpunt meer. Niet omdat de gemeente Amsterdam is bijgedraaid, maar het Leger des Heils heeft zijn standpunt over homoseksualiteit herzien. „Je wordt soms bijgestuurd door de Geest”, zo verklaarde majoor Ringelberg enkele jaren geleden in Trouw. Kennelijk verwart hij de Geest van God met de tijdgeest.

Zo heeft het omvangrijke maatschappelijk werk van het Leger des Heils op z’n minst bijgedragen aan het verlies van de oorspronkelijke identiteit. Van orthodox arminiaans werd men modern protestants.

Youth for Christ

Het Amsterdamse stadsdeel de Baarsjes besteedde eind vorig jaar het jeugdwerk uit aan Youth for Christ. Dat riep veel negatieve reacties op. Kan de overheid dit werk laten doen door een christelijke organisatie? Leidt dat niet tot verkapte evangelisatie­pogingen? Uiteindelijk bleef de overeenkomst in stand.

Of de relatie na het aflopen van het contract wordt voortgezet, is hoogst onzeker gezien het politieke klimaat in een stad als Amsterdam. Maar bij alle terechte verontwaardiging over moties om geen subsidie meer te geven aan of zaken te willen doen met christelijke organisaties, moeten we andere aspecten niet uit het oog verliezen.

Een organisatie die het nauw neemt met Gods Woord zou toch al niet in aanmerking kunnen komen voor het algemene jeugdwerk in een Amsterdams stadsdeel. Verschillende activiteiten voor jongeren die ze geacht wordt op te zetten en te stimuleren, zondags en door de week, kan ze moeilijk voor haar geweten verantwoorden. Daar kan ze toch haar eigen mensen niet voor inzetten?

Een oppervlakkig en verwereldlijkt christendom als van Youth for Christ heeft daar veel minder problemen mee. En ook daar is de kans reëel dat dergelijke maatschappelijke activiteiten leiden tot verdergaande secularisatie.

In het algemeen zullen kerken en christelijke organisaties goed moeten nagaan waar ze aan beginnen als ze participeren in allerlei maatschappelijke activiteiten. Ongeacht of er overheidssubsidie aan verbonden is of niet. Hoe verhouden zich die tot hun identiteit?

En als men zo hard roept dat het er niet om gaat zieltjes te winnen: is dat wel een goed teken? Zou men daar toch juist niet op gericht moeten zijn? Bij het vroegere Leger des Heils ging het in ieder geval om de combinatie van ”soup, soap and salvation” (soep, zeep en redding).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer