Voor veertien kinderen is er heel veel nodig. Vaak is het voor Kees en Cobie Boogert erg moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Maar soms komt er onverwacht een envelop met geld door de brievenbus of staan er zakken met kleding voor de deur. „Door de trouwe zorg van een wonderdoend God zijn we nog nooit iets tekortgekomen.”
Voor de verbouwde slagerswoning in het Zeeuwse Krabbendijke staat Kees Boogert (45) te kijken naar een vrachtwagen met reddingsvlotten erop. „Onze tweede zoon, Frans, is leerling-chauffeur. Een mooi beroep, zelf ben ik het ook jaren geweest.” Frans heeft haast, want de catechisatie begint zo dadelijk.
Kees doet de zijdeur open en gaat via de woonkeuken -waar een grote rechthoekige tafel staat- naar de huiskamer. „Hier zitten we normaal gesproken alleen zondags of als er visite is.” Het ziet er overal opgeruimd uit. Kees glimlacht. „Mijn vrouw kan niet stilzitten. Ze houdt alles graag netjes.”
Cobie (44) knikt. „Sommige mensen hebben de indruk dat het in grote gezinnen een rommel is. Recent is er een boek verschenen over gezinnen met veel kinderen waar foto’s in staan van kamers met kapotte muren of afgescheurd behang. Daaraan heb ik mij geërgerd. Dat beeld klopt niet. Wij houden in ieder geval van orde en regel, want dat geeft een stukje rust.”
De Boogertjes -zoals ze soms in het dorp worden genoemd- hebben elf meisjes en drie jongens in de leeftijdscategorie van 1 tot 23 jaar. De oudste is inmiddels getrouwd. Het is aanpakken, constateert Cobie. „Zeker omdat de meisjes van 1 en 5 jaar het syndroom van Down hebben.”
Na hun huwelijk gingen Kees en Cobie in Kloetinge -een dorpje bij Goes- wonen. Het was financieel een erg zware tijd. De kinderen volgden snel op elkaar, terwijl de woonlasten hoog waren en Kees als vrachtwagenchauffeur niet veel verdiende.
Cobie: „We hadden weinig geld. Ik heb wat gezucht in de winkels. Soms moest ik eerst de lege flessen inleveren om van het statiegeld wat boodschappen te kunnen doen. In 1989 zijn we naar Krabbendijke gegaan, omdat ons huis echt te klein werd. Kees kon toen aan de slag bij zaadveredelingsbedrijf Advanta als proefveldmedewerker. Hij ging na enkele jaren meer verdienen, maar door de hoge gezinsuitgaven bleven we heel krap zitten.”
Zo moest de slagerij worden omgebouwd tot woonruimte. „Gelukkig konden wij veel zelf, maar het aanschaffen van materialen is duur”, stelt Kees. Een dubbeltje moest twee keer worden omgekeerd voordat het werd uitgegeven. „Het was bij het boodschappen doen echt op de kleintjes letten.”
Cobie is nog steeds zo zuinig mogelijk. „Zo gebruik ik het water van het babybadje om de badkamer te soppen. Bovendien draaien de twee wasmachines vooral ’s nachts, omdat dat goedkoper is.” Ondanks de financiële zorgen is het gezin nooit iets tekortgekomen, constateren de beide ouders. „Vaak zijn we wonderlijk geholpen als we geen geld meer hadden. Dan kregen we een brief van een onbekende gever met precies het bedrag dat we moesten hebben. Soms ging het om een paar duizend gulden.”
Als er echt nood was, mochten we ervaren dat er Eén is Die overal boven staat, zegt Cobie. „De Heere is een wonderdoend God. Zo was de wasmachine een keer helemaal kapot. Je gaat dan door een diep dal. Ik zat er op m’n knieën voor. Maar de andere dag stond er ineens een nieuwe voor de deur. Dan voel je je klein, want je hebt het niet verdiend.”
De familie krijgt veel kleding. „Zo stonden er een keer zeven vuilniszakken vol goede kleren voor de deur. We pakken alles aan. Soms dacht je dat het niets was, maar dan lag er onder in een zak een mooi truitje dat je goed kon gebruiken.”
Cobie sorteert altijd alle kleding en schoenen op maat en bergt die dan op zolder op. Daar staan inmiddels dozen vol rokken, truien, hemden, sokken, broeken en wat al niet meer. In het voor- en het najaar moeten de kinderen met z’n vieren tegelijk mee naar boven om te passen. „We kopen er wel eens iets bij in een goedkope zaak om een leuk stelletje te maken. Het gaat ons daarbij niet om merken, maar de kinderen moeten er wel netjes bij lopen.”
Het gezin zit inmiddels iets minder krap. De oudste kinderen werken en betalen kostgeld, terwijl een aantal anderen een bijbaantje heeft. „Als ze bijvoorbeeld per se een bepaalde rok willen hebben, moeten ze zelf bijbetalen.” Zolang ze nog niet werken mogen de kinderen bijvoorbeeld fluit- of orgelles volgen. Toch blijft Cobie opletten. „Als ze uit school komen, krijgen ze geen priklimonade en een dure koek, maar sap en een snoepje.”
Als moeder van een groot gezin heeft Cobie het erg druk. Op maandagmorgen begint ze om 5.15 uur met de was. „Een goede start is erg belangrijk, want anders loop ik de hele week achter mezelf aan.” Ook de kinderen moeten helpen. „Als ze uit school komen, krijgen ze allemaal een taak zoals aardappelen schillen -2,5 kilo per dag- strijken of boodschappen doen.” Cobie: „Een moeder hoeft geen sloofje te zijn.” Kees doet vooral de klussen in en rond het huis.
Ondanks de drukke werkzaamheden in het gezin is Cobie ook nog leidster van de -16-jeugdvereniging van de kerk. „Ik ben ontzettend graag met de jeugd bezig. Het is immers zo belangrijk om ze te wijzen op de zaken die de eeuwigheid aangaan.”
Op vakantie gaan is er niet bij. Kees: „Soms zou ik wel eens een paar daagjes weg willen, maar Cobie houdt er niet van.” „Financieel gezien is het moeilijk en voor de twee meisjes die het syndroom van Down hebben gaat dat ook niet gemakkelijk”, licht Cobie toe. Wel gaat Kees zomers altijd een dagje met de meeste kinderen weg. „Vaak gaan we naar Giethoorn of naar de spottersplaats bij Schiphol. Ook mogen de kinderen zomers één keer naar het zwembad en soms gaan we een middagje fietsen hier in de omgeving.”
Kees en Cobie zijn dankbaar voor alles wat ze hebben. „We zouden de Heere anders veel tekortdoen. Hij heeft altijd geholpen. We denken vaak zo goed van onszelf, maar het was Zijn trouwe zorg, keer op keer.”
Dit is het zesde en laatste deel in een serie portretten van grote gezinnen.