Combineer een verantwoord bestedingspatroon met een „ruim bovenmodaal” inkomen, en een gezin van zestien personen kan rondkomen. Zo is het tenminste gesteld met het gezin Van Duin.
Een houten hek scheidt het keurig aangeharkte voortuintje van de openbare weg. Bij de vrijstaande woning even buiten Dodewaard laten krokussen zich schuchter zien. De Volkswagen Transporter op het oprijpad is een grotere blikvanger. Zo’n tien personen passen erin. Maximaal. De witte bus is dus te klein.
Hoe dat straks in de vakantie moet? Voor de Van Duins is dat wel een van de laatste zaken waar ze zich druk over maken. „Vakantie? Dat is voor mij een dagje naar mijn ouders gaan en mij heerlijk laten bedienen”, lacht moeder Lia. Haar man: „Ik zwaai jullie vrolijk uit. Laat mij maar lekker in de tuin.”
Overigens, als de rituele zomerverhuizing wél zou trekken, zou het in financieel opzicht lastig zijn te verwezenlijken, vervolgt hij. Henk van Duin heeft als projectleider bij de Nederlandse Spoorwegen een inkomen dat zich laat omschrijven als ruim bovenmodaal. Maar dat salaris heeft zijn grenzen, zeker voor een gezin met veertien kinderen van wie de oudste achttien is en er momenteel tien in de schoolgaande leeftijd zitten.
„Ik heb nu een heel goede baan”, zegt Henk. „Met ons inkomen kunnen we best toe. Maar alles wat hier binnenkomt, gaat in beginsel op één grote hoop. Dat geldt ook voor het vakantiegeld. We proberen goed uit te rekenen hoe we uitkomen met zaken als schoolgeld, reserveringen voor het huis en voorzieningen voor onverwachte uitgaven.”
Daar komt bij dat de Van Duins nog maar sinds twee jaar in de Betuwe wonen. In de nieuwbouwwijk in Gouda, waar ze daarvoor woonden, was de sfeer minder prettig geworden. Dat viel toe te schrijven aan opgeschoten jeugd uit de buurt. Het grote gezin dat op zondag ook nog eens naar de kerk ging -de meisjes met een hoedje op hun hoofd- vormde een fraai mikpunt voor allerlei pesterijen.
Lia kan weer met plezier naar buiten - zolang het water in de Waal achter hun woning tenminste niet te hoog staat. „Dit huis was voor ons net haalbaar. Maar we moeten er wel een aantal zaken voor laten liggen. Zo letten we nog beter dan voorheen op onze uitgaven, we sparen minder en we hebben ook geen hulp in de huishouding meer. Het is niet anders.”
Met een gebaar van berusting: „Als je wilt, kun je dag en nacht werken.” „We moeten daarin gewoon wat gemakkelijker zijn”, meent haar man. Lia: „Als er eens iets bijzonders te doen valt, een band lappen of mollen vangen, staan de buren altijd klaar. Gelukkig worden de kinderen groter. Bovendien, al moeten we wat zuiniger zijn, we wonen hier allemaal met plezier.”
In ieder geval weten mensen uit de omgeving hun weg te vinden naar de Kalkestraat 69. Bijvoorbeeld met een zak vol kleren. Onlangs stond er iemand met een emmer pruimen op de stoep. Een poosje daarvoor werden er „een stuk of vijftig” bananen bezorgd. „Niet mooi geel, nog wel goed eetbaar”, oordeelt Lia. Martijn (13) vult de lijst aan: „Kersen, mandarijnen, eieren én ijsjes.” Een paar zusjes corrigeren in koor: „Dat was maar één keer.”
„Wij kunnen echt alles gewoon goed doen”, komt hun moeder tussenbeide. „Natuurlijk zie je andere gezinnen die wat meer armslag hebben. Dat geeft ons allerminst het gevoel dat wij krap zitten. Als wij een rekening krijgen, gaat die de volgende dag de deur uit. Voldaan. Hebben de kinderen een schoolreisje? Dan betalen we dat. We hebben geen reden tot klagen.”
Henk: „Het bestedingspatroon is heel belangrijk. Wij hebben al vanaf ons trouwen nooit wilde dingen gedaan. Moet je echt schoenen bij een dure zaak kopen, of kun je goed uit de voeten met de Schoenenreus? Moet je naar de Albert Heijn, of volstaat de Aldi? Dat soort zaken.”
Maar als er weer zo’n glossy folder van College Style bij de post zit? Cora (18) en Jolanda (16) kijken elkaar eens aan, wikken en wegen. Lia: „Wat ik veel leuker vind, is eens een keer zulke kleren kopen als er 40 procent korting op zit.” Henk: „Het is voor ons al jaren een automatisme om in de uitverkoop te kopen.”
Hij merkt daarbij op dat hij zich goed kan voorstellen hoe veel grote gezinnen wél moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen. „Als je een gezin van enige omvang goed wilt huisvesten en ook voor het overige wat dingen wilt doen, dan is toch wel een bovenmodaal inkomen nodig. Zou ik drastisch moeten inleveren, dan wist ik ook niet hoe we moesten rondkomen.”
Om maar te zwijgen over een smeedijzeren hekwerk in de voortuin. Mooi, dat zeker, maar een wens voor ooit. „We moeten keuzes maken”, zegt Henk resoluut. „De wasmachine kan stukgaan. En als de bus ermee ophoudt, hebben we een probleem.”
Dit is het vijfde deel in een serie portretten van grote gezinnen. Zaterdag het laatste portret en reacties van minister De Geus van Sociale Zaken en vanuit de kerken.