„Ik ben gezond, dan kun je dit werk wel aan”
Haar werk. Hoe zwaar is het? Verzorgende Leni Verhoeven moet diep nadenken. „Ik doe het heel graag”, zegt ze. „Ik ben goed gezond, en dan kun je dit werk goed aan.”
Laten we ervoor zorgen dat zware beroepen niet meer bestaan, zei minister Bos zaterdag. Hij zou werkgevers wettelijk willen verplichten het werk zo te organiseren dat hun werknemers niet zo snel slijten, maar dat zij door kunnen gaan tot hun pensioen.
Wie hebben het precies zwaar? Verpleegkundigen en verzorgenden, menen velen. Vinden zij dat zelf ook?
Zo zwart-wit ligt het niet, denkt Leni Verhoeven (61), die nu acht jaar in Verpleeghuis Salem in Ridderkerk werkt. Het huis heeft 173 bedden, verdeeld over zes bewonersafdelingen. „Het hangt ervan af hoe je dit werk persoonlijk ervaart”, zegt Verhoeven. „Er zijn collega’s, jonger dan ik, zonder gezin, die vier dagen per week werken omdat ze vijf dagen te zwaar vinden. Ik weet niet of dit puur komt door het werk. Het hele leven is drukker geworden.”
Verhoeven werd van 1965 tot 1969 in verpleeghuis Crabbehof in Dordrecht opgeleid tot ziekenverzorgende. „Daarna heb ik 32 jaar gezorgd voor mijn man en kinderen”, zegt ze. „Toen de jongste dertien was, en ik bijna 53, ben ik als oproepkracht in Salem gaan werken. Ik zag telkens advertenties waarin ze mensen vroegen. Sinds ik in vaste dienst ben, werk ik drie dagen. Avond- en nachtdiensten doe ik af en toe – als je 55 jaar bent, zijn die niet meer verplicht in de zorg.”
De werkdag van Verhoeven –ze werkt op ”pg”, de psychogeriatrische afdeling, met demente bewoners– begint ’s morgens iets over zevenen en duurt tot vier uur. Tegen acht uur begint ze met wassen, kleden en haren kammen van vijf bewoners.
Vroeger was het fysiek zwaarder, vertelt Verhoeven. „We werkten af en toe wel vijftien dagen achter elkaar, en deden samen zeven mensen in bad. Toen hadden we geen liften om bewoners uit bed te tillen. Ik geloof dat we wel drie kwartier over een cliënt konden doen. Intussen werd er heel wat afgekwekt. Daar is nu geen tijd meer voor.”
Een hydraulische lift lost de druk om op tijd klaar te zijn niet op, zo blijkt. „Psychisch is het niet lichter geworden. Niemand zegt: zo laat moet je zo veel mensen klaar hebben. Toch moet dat in de praktijk. Ik hoor het mezelf zeggen als ik na de koffie meld: Ik moet nog twee mensen wassen. En verder: Mensen wonen hier vaak jaren, en overlijden dan. Dat grijpt in.”
Terwijl ze vroeger tussen de bedrijven door tijd had om hulpmiddelen te maken, zoals hielringen, die doorliggen voorkomen, is daar nu geen gelegenheid voor. „Alles wordt gelukkig kant en klaar aangeleverd, maar we zouden het er ook echt niet bij kunnen doen.”
Hoewel de mankracht minder is, noemt ze als positief punt dat de bewoners tegenwoordig meer centraal staan. „Op vrije middagen gaan vier bewoners, samen met een vrijwilliger en een verzorgende, naar de markt, of het pannenkoekenhuis.”
Dat ze dit werk tot haar 67e zou blijven doen, kan Verhoeven zich niet voorstellen. „Ik ben nu 61, het gaat allemaal nog goed, maar je kracht wordt minder. Ik ben niet meer zo vlug als vroeger.” Ze zou overigens nu al kunnen stoppen, maar ze werkt veel te graag.
Voor minister Donner heeft ze een advies. „Zorg voor meer handen aan de bedden. Misschien werken mensen dan vanzelf langer door. En laat iemand zelf uitzoeken wat een goede pensioenleeftijd is. Voor de een is dat 63, voor de ander 65.”
Dit is het tweede deel in een serie over zware beroepen. Vrijdag deel 3 (slot).