Eerbetoon aan Jan Zwart
Dirk Jansz. Zwart nam alle orgelwerken van zijn vader Jan Zwart op. Daarnaast komt een groot aantal historische opnamen van de ”orgelist” zelf op cd uit. Het eerste deel van het project ligt in de winkel. Initiatiefnemer is kleinzoon dr. Frits Zwart (1954) uit Den Haag. De musicoloog reageert op tien stellingen over de betekenis van Jan Zwart (1877-1937).
1. Jan Zwart is de belangrijkste figuur uit de Nederlandse orgelcultuur van de eerste helft van de 20e eeuw.„Dat vind ik zeker. Ik ken geen andere organist uit die tijd die zo vol overtuiging en breed bezig was met de orgelmuziek. Zijn hele leven was doordrongen van de missie: Kijk eens hoe mooi het orgel is! Hij gaf series concerten in zijn eigen kerk in Amsterdam, maar ook in Alkmaar, Kampen en Groningen, die hij helemaal zelf vulde. Hij speelde honderden concerten voor de radio. Hij publiceerde over orgels, orgelspel en gemeentezang. Communiceerde met luisteraars via een rubriek in de NCRV-gids. Kortom: het was een man met een uitzonderlijke begaafdheid en een grote geldingsdrang, die een brede invloed uitoefende onder vooral het protestantse volksdeel.”
2. Jan Zwart was lange tijd een tragische figuur: door onkunde over wat hij voorstond werd hij door het ene kamp ten onrechte geannexeerd, en door het andere kamp ten onrechte verguisd.
„Ja, maar dan noem ik hem liever een onbegrepen dan een tragische figuur. Vooral na de Tweede Wereldoorlog kreeg je de richtingen. Een kunstmatige tegenstelling tussen organisten die op de conservatoria waren gevormd en hen die dat niet waren, met Feike Asma voorop. Aanhangers van de zogenaamde neobarok zagen in Jan Zwart natuurlijk niets. Maar vergeet niet: men zette zich af tegen Asma, die in zijn spel trachtte Jan Zwart te imiteren. Asma’s spel was echter van een heel andere dynamiek. Hij zette ook vooral de bekende toppers op het programma. Terwijl Jan Zwart dat heel anders deed. Ik heb nu zo’n 900 concertprogramma’s van hem in kaart gebracht. Wat opvalt, is de samenhang. Vooral in de vaste series stelde hij vaak thematische programma’s op. Een Lisztprogramma, bijvoorbeeld. En echt niet aan het begin en het eind van elk concert een koraalbewerking.”
3. Door de nadruk op zijn orgelkant, blijven andere kanten van de musicus Jan Zwart vaak onderbelicht.
„Absoluut. Heel verrassend: in zijn roman ”Het psalmenoproer” noemt Maarten ’t Hart als een van zijn bronnen het boek ”Van een deftig orgel” van Jan Zwart. Dat deed mijn grootvader ook: een monografie schrijven over het Garrelsorgel in de Groote Kerk van Maassluis. Een kant van hem die velen niet kennen. Hij was ook muziekhistoricus. Zo ontdekte hij het ”Tabulatuurboek” van Hendrik Speuy uit 1610. Om dat te kunnen onderzoeken, liet hij fotokopieën uit de British Library in Londen komen. En dan zijn werk als dirigent: in feite was hij de eerste cantor-organist in Nederland. Met zijn kerkkoor in Amsterdam had hij een aandeel in de lutherse liturgie. Hij voerde zelfs de ”Matthäus Passion” en de ”Johannes Passion” van Schütz in liturgisch verband uit. Dat was baanbrekend. Hij schreef ook koraalcantates voor het koor, waarbij de gemeente de melodie moest zingen.”
4. De muziek van Jan Zwart is niet vanuit het romantische, maar vanuit het klassieke of barokke orgel gedacht.
„Inderdaad. Ga maar na op welke orgels hij het meest en graag speelde: het laatbarokke instrument uit 1795 in zijn eigen kerk, de barokorgels in Alkmaar, Groningen, Zwolle. In Amsterdam had hij sinds 1925 overigens wel een zogenaamd Fernwerk, een zwelwerk. Dat wilde hij graag voor de eigentijdse muziek. En het is verder bekend dat hij op het derde manuaal altijd de tremulant open had staan. Dat deed hij omdat de akoestiek heel slecht was. Hij wilde wat beweging in de starre klank brengen. Maar was hij in Alkmaar, dan bleef de tremulant altijd dicht, ook bij zijn canonisch voorspel over Psalm 84. Velen willen zijn uitdrukkingsvolle muziek nog eens overaccentueren door deze romantisch te spelen. In zijn koraalbegeleiding in de diensten speelde Jan Zwart zelf sober en ‘streng’. Dat zouden sommigen denk ik saai vinden.”
5. Het ging Jan Zwart niet om het evangeliseren vanaf de orgelbank. Het predikaat ”profeet op de orgelbank” is dan ook niet juist.
„Dit is een lastig punt, waarbij je heel goed moet nuanceren. Kijk, hij was een heel gelovig man die zijn beroep als een goddelijk beroep zag. Hij deed zijn werk vanuit een christelijke overtuiging. Maar evangeliseren vanaf de orgelbank, nee. Dat was hooguit een neveneffect. Het beeld is bijvoorbeeld ook onjuist dat een concert zonder koraalbewerking bij hem niet compleet zou zijn. Nee, dat hij vaak een koraalbewerking speelde, had een pedagogische achtergrond. Via herkenbare muziek wilde hij het publiek naar de grote orgelkunst leiden. De aanduiding ”profeet op de orgelbank” is van prof. K. Schilder, die tegenover het onbegrijpelijke spreken in tongentaal Jan Zwart stelde met zijn eenvoudig ‘verstaanbare’ muziek, en die daarmee ‘profeteerde’. In 1957 verscheen een boek met als titel ”Jan Zwart. Een profeet op de orgelbank”. Die typering zou ik zelf nooit gebruiken.”
6. Jan Zwart was met zijn aandacht voor zowel Sweelinck, Speuy en Van Noordt als Frans- en Duits-romantische muziek breder dan veel van zijn navolgers.
„Ja, zeker. Hij was ongelooflijk breed. Hij heeft een voortdurende nieuwsgierigheid gehad. Naar het begin van de orgelkunst in ons eigen land, bijvoorbeeld. De harmonische rijkdom van de orgelwerken van Van Noordt vond hij reuzeboeiend. Hij heeft een enorme visie gehad en een drang om te ordenen in zijn concertprogramma’s. Die systematische aanpak had hij van Hendrik de Vries, organist van de Rotterdamse Laurenskerk. Bij Jan Zwarts navolgers zie je zo vaak voorspelbare programma’s. Echt een gebrek aan creativiteit. Bij Asma komt die grote, brede aanpak van Jan Zwart als hij wat ouder wordt, in zijn Maassluise periode.”
7. Jan Zwart creëerde een geheel nieuwe, romantische orgelstijl die precies aansloot bij de niet-ritmische psalmzangtraditie in orthodox-protestantse kring.
„Daar ben ik het niet mee eens. Een deel is misschien nieuw, maar heel veel niet. Zijn koraalbewerking over Psalm 6 is geënt op de oude Nederlandse componisten. Psalm 146 is natuurlijk naar analogie van een Franse toccata geschreven, een trucje zogezegd. En zijn trio over het Gebed des Heeren kun je zo leggen naast een bewerking van Bach uit het Orgel-Büchlein. Hij had wel een heel eigen harmoniegebruik: niet vooruitstrevend, wel heel herkenbaar.”
8. Met de erfenis van Jan Zwart kun je een aantal kanten op, getuige de verschillen tussen Zwarts leerlingen Cor Kee, Feike Asma en Willem Mudde.
„Ja, dat klopt. Je hebt eigenlijk drie stromingen: Asma de organist, Mudde de cantor en Kee de improvisator. Ieder pakt een deel van Jan Zwart op. Het is bijvoorbeeld bekend dat Zwart zelf tegen Mudde, zijn schoonzoon, zei dat-ie vooral luthers moest blijven en het cantoraat in die kring moest ontwikkelen. Later kwam Mudde onder de indruk van Duitse componisten als Distler; daar kon Jan Zwart niet zo veel mee. En Cor Kee ging natuurlijk aan de gang met improvisatie, met klankexperimenten. Dat laatste kun je niet direct tot Jan Zwart herleiden; wel het improvisatorische. Vergeet niet dat Jan Zwart in de 19e eeuw geboren was.”
9. De erfenis van Jan Zwart is het beste bewaard bij Dirk Jansz. Zwart. Navolgers van Jan Zwart doen er goed aan zich aan die standaard te houden.
„Als het gaat om het spelen van Jan Zwarts muziek wel, ja. Je moet niet vergeten dat mijn vader van de zonen van Jan Zwart de enige was die werkelijk iets kon zeggen over de notatie en de uitvoering van de muziek van zijn vader. De oudere broers Stoffel en Jan hebben nooit een muziekopleiding gevolgd, en de andere drie zonen, Piet, Jaap en Willem Hendrik, waren eenvoudigweg te jong toen hun vader overleed. Samen met Asma heeft mijn vader er dan ook heel hard aan gewerkt om allerlei onuitgegeven composities van Jan Zwart, die uit het hoofd werden gespeeld, te noteren en uit te geven. Daarbij had mijn vader een geheugen met een ongelooflijk gevoel voor detail. Asma heeft, net als mijn vader, de muziek van Jan Zwart ‘ingedronken’. Maar na de oorlog heeft hij natuurlijk een eigen ontwikkeling doorgemaakt. Als je hem in die periode hoort spelen, bijvoorbeeld in de opname met de Toccata van Dubois in Bolsward: dat heeft niets meer te maken met Jan Zwart.”
10. Er moet nodig een dissertatie komen over Jan Zwart.
„Dat zou heel mooi zijn. Zelf ben ik eerst nog druk met een tweede boek over de dirigent Willem Mengelberg. Maar daarna ga ik zeker een mooie biografie schrijven over Jan Zwart. Ik heb al heel wat materiaal verzameld. Maar dan nog blijft er genoeg stof over voor een dissertatie. Je kunt zo veel verschillende invalshoeken kiezen: Jan Zwart als organist, als gereformeerd kunstenaar, als schrijver van meer dan 200 artikelen. En dat allemaal in het raam van zijn tijd, afgezet tegen tijdgenoten als Cornelis de Wolf en A. W. Rijp. Heel interessant!”
Stijlvol en voornaam
Al in 1995 stelde dr. Frits Zwart zijn vader Dirk Jansz. Zwart (1917-2002) voor om de orgelmuziek van diens vader Jan Zwart integraal op te nemen. Reden: „Omdat hij nog de enige was die rechtstreeks verbonden was met zijn vaders muziek en zo bewust zijn vaders werk had gadegeslagen.”
Met de opnamen hoopte Dirk Jansz. „een standaard, een voorbeeld, te geven voor de vertolking van zijn vaders muziek: stijlvol en voornaam.”
De manier waarop met Jan Zwarts orgelmuziek werd en wordt omgegaan is namelijk „dikwijls weinig smaakvol”, schrijft Frits Zwart. „Men laat de orgels bombastisch daveren, de muziek wordt sentimenteel –met een overvloedig gebruik van de tremulanten– uitgevoerd, de notentekst wordt met weinig respect behandeld en van een fijnzinnige aanpak is dikwijls geen sprake. Vertolkingen vanuit een ongecontroleerde emotie getuigen van een houding die niet bij Jan Zwart past.”
Voor de opname van Jan Zwarts oeuvre kozen Dirk Jansz. en Frits voor het Naberorgel in de St.-Joriskerk van Amersfoort, nadat ze de orgels in Arnhem (Eusebiuskerk) en Alkmaar (Grote Kerk) overwogen hadden. Beide zijn instrumenten waarop Jan Zwart destijds graag speelde; heden ten dage zijn die echter heel anders dan tachtig jaar geleden.
De drie cd’s die nu zijn verschenen bevatten de werken van Jan Zwart die vanaf 1917 in de serie ”Nederlandse Orgelmuziek” werden gepubliceerd, evenals de eerste drie ”stukken” in de serie ”Musijck over de Voijsen der Psalmen Davids”.
De tweede box, die later zal verschijnen, bevat de rest van Jan Zwarts orgelcomposities, én historische opnamen van Jan Zwart zelf: orgelspel vanuit de kerk aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal en vanuit de Bachzaal in Berlijn, alsook opnamen met het kerkkoor dat Zwart in Amsterdam dirigeerde.
N.a.v. ”Jan Zwart – Orgelwerken I – Dirk Jansz. Zwart, St.-Joriskerk Amersfoort”; Festivo (6962212); 3-cd; € 29,75; bestellen: festivo.nl.
<p>Alle roem is uitgesloten (J. Zwart, uit: Boek X Enige Gezangen)<br /> Dirk Jansz. Zwart, orgel St.-Joriskerk Amersfoort (cd: &quot;Jan Zwart - Orgelwerken I&quot;, Festivo (6962212))</p>
<p>Feestvoorspel met Koraal Psalm 47 vers 1 (J. Zwart, uit: Stuk II)<br /> Dirk Jansz. Zwart, orgel St.-Joriskerk Amersfoort (cd: &quot;Jan Zwart - Orgelwerken I&quot;, Festivo (6962212))</p>
<p>Orgelkoraal Psalm 42 (J. Zwart, uit: Stuk II)<br /> Dirk Jansz. Zwart, orgel St.-Joriskerk Amersfoort (cd: &quot;Jan Zwart - Orgelwerken I&quot;, Festivo (6962212))</p>