Buitenland

„Er komt geen luchtalarm meer”

Mijn laatste dag in Israël wordt een bloeddag. Het is al avond als ik in Netivot aankom. Vier meiden, twintigers, komen juist het gebouw uit, waar ik naar binnen wil. „Overleefd?” grap ik. Ze reageren teleurgesteld: „De buisjes zijn op. We kunnen ons bloed niet geven.”

Sjaak Verboom
22 January 2009 10:00Gewijzigd op 14 November 2020 07:08
SDEROT – Russische Joden zitten om een lange tafel in de tuin van hun flatgebouw in de Israëlische grensplaats Sderot bingo te spelen. Het gebouw staat in een van de vele Russenwijken die er zijn in de Zuid-Israëlische steden. De sfeer is inmiddels verand
SDEROT – Russische Joden zitten om een lange tafel in de tuin van hun flatgebouw in de Israëlische grensplaats Sderot bingo te spelen. Het gebouw staat in een van de vele Russenwijken die er zijn in de Zuid-Israëlische steden. De sfeer is inmiddels verand

Vanmiddag maakte ik een laatste wandeling door Sderot. De sfeer is veranderd. Kinderen spelen op straat, Russische Joden zitten om een lange tafel in de tuin van hun flatgebouw. Ze spelen bingo. Ja, ik mag foto’s maken.

Een man in een rolstoel met twee Israëlische vlaggen rijdt midden op straat. Hij draait moeizaam aan de wielen. Ik vraag hoe hij heet. „Jacob”, zegt hij. Hij spreekt geen woord Engels maar ik wijs op mezelf en zeg dat ik ook zo heet. Dat schept een band.

Hij gebaart me dat ik mee naar zijn huis moet. Ik slinger de camera op de rug en neem de handgrepen van rolstoel. Hijgend probeer ik erachter te komen wat deze Jacob doet als het luchtalarm afgaat. Zo’n man kan nooit in vijftien seconden een schuilplaats bereiken. Hij schudt het hoofd als om te zeggen: „Er komt geen luchtalarm meer.”

Ik weet wel beter. Toen ik vanmorgen verrast werd door het geluid van kinderstemmen op de kibboets mocht ik geen foto’s maken van de kinderen in de speeltuin van de kindercrèche. „De kinderen mogen helemaal niet buiten spelen van de overheid”, zegt de juf. „De dreiging is er nog altijd.”

Dat die kinderen er zijn, is overigens wel degelijk een teken dat er iets is veranderd. Bij veel huizen op de kibboets staan auto’s. Het lijkt wel een wisseldag op een bungalowpark in Nederland. Veel mensen komen terug nadat ze in verband met de oorlog in Gaza waren gevlucht. Zelfs Gaza-stad lijkt er vredig bij te liggen, zo vanuit de kibboets gezien.

Toch gelooft Shanny Edan (24) niet dat alle ellende voorbij is. „Israël heeft dan wel zijn troepen teruggetrokken uit Gaza, maar ik vertrouw Hamas niet. Ze zullen ons blijven aanvallen. Ze willen ons pijn doen.”

Ze staat bloemen uit te delen in een winkelcentrum in Sderot, en vertelt dat ze in Slowakije studeert. „Toen de oorlog uitbrak, ben ik teruggekomen om bij mijn mensen te zijn.” Of ze niet bang is? „Soms, maar ik werk hard. Ik studeer, en ik probeer de mensen op te zoeken die ook nu nog niet de schuilkelder durven te verlaten. Ook mijn broer van zestien durft eigenlijk niet op straat te komen. Hij slaapt nu nog in een schuilkelder.”

Een week ben ik nu hier, in het grensgebied met Gaza. En ik heb niet anders gehoord dan dit: „Hoe hard Israël ook terugslaat, Hamas zal toch nooit stoppen. Ze willen ons vernietigen.”

Ik heb grote moeite met dit vijandsdenken. Maar Saber Jnaid, een Palestijnse vader uit Gaza, maakt korte metten met mijn behoefte aan nuance. Tegen het persbureau Reuters verklaarde hij: „Ik heb nu één zoon verloren door het Israëlische offensief, maar ik heb nog tien zonen over en ik hoop dat ze allemaal als martelaar zullen sterven.”

Dát is de vijand van de Israëliërs, niet die Palestijnse man, maar deze blinde haat tegen Israël, die feitelijk ook een haat is tegen zijn eigen volk, zijn kinderen. Tegen zichzelf.

De vier meiden die vanavond niet terecht konden in Netivot overwogen om helemaal naar Beersheva te rijden, want ze wilden per se bloed geven. Voor wie? Voor Dan Nevo, een jongetje van drie jaar. De kleine Dan heeft leukemie en heeft geen beenmergdonor. Een oproep op de televisie bracht het land in beweging. In het hele land kwamen mensen gisteren naar speciale centra. Tegen de avond hadden 60.000 mensen hun bloed afgestaan. Veel centra moesten voortijdig sluiten omdat de buisjes op waren.

Om één kind te redden.

En terwijl we stonden te praten over deze actie, over de oorlog, over Saber Jnaid zei iemand: „Er komt pas een eind aan de spiraal van geweld, als bij de Palestijnen de liefde voor hun eigen kinderen groter wordt dan de haat voor de Joden.”


RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer