Een sluipmoordenaar in de kibboets
Het lijkt verraderlijk veel… Zo wilde ik deze impressie beginnen: Het lijkt verraderlijk veel op een babyfoon, maar op dat moment klonk er buiten door de luidsprekers een vrouwenstem, de ‘babyfoon’ begon schril te piepen, ik sprong op, pakte de camera, rende naar de gang en ging plat op de grond liggen.
Luchtalarm. Eén zware dreun, niet al te dichtbij, en een lichtere. Ik krabbel overeind, streel dankbaar de babyfoon en kijk voorzichtig naar buiten. Het is donker. Helikopters cirkelen boven Gaza, er klinken massieve dreunen aan de horizon.
Welkom in Kfar Aza, een kibboets op de grens met Gaza.
De vrouwenstem klinkt niet altijd vanuit de wuivende palmbomen onder de sterrenhemel. Iran levert een dingetje waarop de Israëlische alarmsystemen geen vat hebben, de Patzmarraket. Als een sluipmoordenaar komt hij de kibboets binnen.
Op vrijdag 9 mei 2008 staat Jimmy Kdoshiem in de tuin van zijn huis met de buurman te praten. Jimmy is 48 jaar. Zijn drie kinderen zijn binnen. Zijn vrouw Anna scharrelt wat om huis, ze wil de vuilnis buitenzetten.
„Ga toch naar binnen”, zegt Jimmy tegen zijn buurman. „Het is niet veilig.” De buurman knikt. „Ik moest ook maar eens gaan.”
Terwijl Anna achter het huis staat, slaat de Patzmar in. Een allesvernietigende klap. Ze rent om het huis heen en vindt haar man.
De buurman hoort haar schreeuwen, hij komt zijn huis uit en knielt bij Jimmy: „Houd vol, er is hulp onderweg.”
„Ik denk niet dat ik dat kan”, fluistert Jimmy, en hij sterft.
„Dat is bijna een jaar geleden”, zeg ik tegen Anna. Ze schudt het hoofd en zonder een moment na te denken zegt ze: „Acht maanden.”
Hoe onbarmhartig drijft de tijd een wig tussen haar en haar geliefde, verwijdt de kloof zich totdat Jimmy zoals hij daar stond op die vrijdag onder de palmboom niet meer is dan een verre herinnering waarvan de contouren zijn weggewist. Ik knik. Graag geef ik Anna haar vier maanden terug: „Acht maanden”, zeg ik.
We staan te praten in de tuin waar Jimmy stierf. Achter ons klinken de geluiden van de oorlog. Rookwolken stijgen op uit Gaza.
Wat ze daarvan vindt, vraag ik, van die oorlog?
Ze zwijgt lang en zegt dan zacht: „Ik vind het moeilijk. Geweld lost geen geweld op. Maar ik ben ook blij dat Israël nu eindelijk iets doet. Acht jaar lang hebben wij hier geleefd terwijl er voortdurend raketten vielen. Niemand kwam ons te hulp. Ook onze eigen regering niet.”
Ze raakt met haar hand de stam van de olijfboom in haar tuin. „Dit is mijn antwoord op de ramp die ons trof. Een olijfboom uit Galilea, 450 jaar oud. Symbool van het leven, van de vrede, van Israël. Ik ga hier nooit weg.”