Zorg voor het ene verloren schaap
Kerken moeten zich niet met politiek in engere zin bemoeien, maar als ze zich niet bezighouden met de ziel van de samenleving, verliezen zij hun geloofwaardigheid. Dat betoogde minister van Justitie Donner maandag in Utrecht tijdens een symposium naar aanleiding van het 25-jarig ambtsjubileum van dr. B. Plaisier, scriba van de Samen op Weg-kerken.
Het thema van het symposium luidde: ”De rol van kerk en geloof in de samenleving”. Mr. Donner zag het belang van de bijdrage van de kerken vooral op het vlak van het mensbeeld: de mens is het beeld van God. Zo kunnen we volgens hem de tegenstelling tussen vrijheid en dwang, privé en publiek te boven komen.
De scheiding van kerk en staat is een veel misbruikte doctrine, zei hij. „Kerken zijn geroepen tot bepaalde keuzen, maar dienen wel kritisch te kijken naar de manier waarop zij de overheid aanspreken. In het verleden heeft dat geleid tot macht en eindigde het in bloed.”
Minister Donner bracht een duidelijk onderscheid aan tussen de taak van de overheid, die gericht is op macht, en de kerken, die onder meer geïnspireerd zijn door naastenliefde. „Bijstand is geen diaconie. Kerken moeten bezorgd zijn over het ene verloren schaap, de overheid heeft de zorg voor de 99 anderen”, zo actualiseerde hij de bijbelse gelijkenis.
„Kerken mogen het spreken van de overheid kritisch bekijken, maar ze doen de overheid onrecht als ze haar beoordelen naar hun eigen normen.”
De Leidse ethicus prof. dr. G. G. de Kruijf beschouwde het publiek spreken van de kerk als een delicate zaak. De christelijke bijdrage aan het maatschappelijk debat moet normaliter niet lopen via synodes en kardinalen, maar via de leden. „Maatschappelijk engagement is een primaire taak van kerk en christen, maar kan niet goed uitgevoerd worden door een krachtig publiek spreken van de kerk. Dat werkt gemakkelijk verkeerd uit vanwege de onderlinge verdeeldheid en het pretentieuze imago.”
Dr. ir. J. van der Graaf, zwager van dr. Plaisier, vatte het spreken van de kerk zo samen: „Geen grote woorden, wel hóge woorden, namelijk het Hoge Woord: wet en Evangelie. Dat getuigenis is niet afhankelijk van een meerderheid of een minderheid, van getalsterkte of van de mate waarin de positie van de kerk publiekelijk wordt erkend.”
Het moet de kerk gaan om de hele Christus, Christus als de barmhartige Hogepriester en de Zon der gerechtigheid. „Het gaat om gerechtigheid en barmhartigheid die in Christus elkaars spiegelbeelden zijn. Barmhartigheid is geen vies, want neerbuigend woord. Het raakt de zorg van de kerk voor mens en samenleving.”
De bron van de kerk is uniek en niet multireligieus, zo zei Van der Graaf verder. „De politiek kan dit verder uitwerken. Dan zijn wetten nodig. Maar daarvoor is een publiek gedragen basis noodzakelijk. Fatsoen kan nooit opgelegd zijn, maar komt uit het hart voort. Daarom heeft onze samenleving vernieuwde mensen nodig.”
Tijdens de discussie ontwaarde Van der Graaf bij de minister een opdeling in het minister-zijn en het christen-zijn. Donners antirevolutionaire voorgangers hebben openlijk van hun geloof getuigd. Dat was toch niet bij de gratie van hun meerderheidspositie? Donner: „Als minister heb ik primair verantwoordelijkheid hoe ik mijn macht uitoefen. Met die macht neem ik ook beslissingen over mensen die mijn uitgangspunt niet delen.”
Dr. Plaisier betrok in zijn persoonlijke bijdrage over zijn ambtsjubileum zijn periode in Indonesië en zijn staan in de SoW-kerken. Hij zei over zijn vier kinderen: „Zij hebben hun eigen plek in de kerk gevonden. Voor hen ligt het SoW-proces al in het verleden. Zij leven in een andere kerk.”
Al is het Woord van God niet gebonden, de kerk lijdt ondertussen flink aan onmacht om een bevrijdend woord te spreken. De vraag van het symposium is „een kras door de ziel van ieder christen.” „Hebben kerken het Woord niet krachteloos gemaakt door hun verdeeldheid, door de aanpassing aan cultuur en economie en de angst om voor achterlijk uitgemaakt te worden?”
Dr. Plaisier constateerde een grote terugloop in het kerkelijk leven in het Westen. „Kerken maken een herfsttij mee. Met het geestelijk leven is het soms niet anders gesteld. Dat belemmert ons ook in het spreken. Het slechtste wat we elkaar kunnen aandoen, is deze realiteit te ontkennen.”
Desondanks zijn christenen volgens dr. Plaisier dragers van het licht, al zijn ze geen grote lichten. Alleen door gemeenschappelijke concentratie op het Woord van God zal het licht van Christus kunnen schijnen. „Het licht schijnt in en door de kerk, die een aarden kruik is met een schat erin. Het licht schijnt door de barsten heen.”