Geroepen om onbereikten te bereiken
Het bereiken van onbereikten. Dat ziet ds. W. G. Teeuwissen (45) als een van de centrale doelstellingen van de Gereformeerde Zendingsbond (GZB). Voor nu en voor de toekomst. Per 1 januari wordt de predikant de nieuwe algemeen secretaris. Hij volgt ds. J. van Oostende op, die met emeritaat gaat.
Ds. Teeuwissen is binnen de GZB geen onbekende. De hervormde predikant is sinds 1994 secretaris Azië en Latijns-Amerika. Daarvóór verbleef hij meer dan zes jaar in Guatemala als toerustingspredikant van de Presbyteriaanse Kerk.
Wijgert Teeuwissen is geboren en getogen in Huizen. „Daar ontstond het verlangen theologie te gaan studeren.” Vrijwel vanaf het begin van zijn studie had de predikant -mede door opmerkingen van prof. dr. C. Graafland- het besef dat je God ook op een andere plek kunt dienen dan in een Nederlandse pastorie. Desondanks werd hij na zijn studie in 1983 gemeentepredikant in Nieuw-Beijerland.
In die tijd kreeg hij ook de gelegenheid om voor een jaar legerpredikant te worden. „Wat me aansprak in het leger was het missionaire, de mogelijkheid mensen te bereiken die voor de kerk niet meer bereikbaar zijn. Toch trok Nieuw-Beijerland harder.” Maar achteraf zag ds. Teeuwissen zijn bezinning op het legerpredikantschap als een bijdrage aan het losweken van de gemeente.
Toen de predikant een advertentie van de GZB zag voor een drietal vacatures tegelijk in Colombia, Costa Rica en Guatemala, reageerde hij, na enige tijd althans, op die voor Guatemala. „We voelden het als onze roeping om daarheen te gaan.”
Aansluitend aan de periode overzee volgde hij ds. J. D. van Roest op als secretaris buitenland voor Azië en Latijns-Amerika. „Azië, buiten Indonesië, was toen nieuw.” Het bestuur had kort daarvoor besloten elders in Azië ook werk te starten. Daarvoor moest de nieuwe secretaris toen een netwerk opbouwen. „Ik heb daarbij heel duidelijk gekeken hoe we een bijdrage konden leveren aan het bereiken van de onbereikten. Pionierswerk kwam bij de GZB weer nadrukkelijker in beeld.”
In het nieuwe beleidsplan, waaraan op dit moment wordt gewerkt, zal ook bij de ondersteuning van kerken overzee opnieuw een accent komen te liggen op die primaire evangelieverkondiging, aldus ds. Teeuwissen. Voor de zendingsorganisatie is de centrale vraag hoe ze kerken kan ondersteunen bij hun missionaire werk. „Tegen de Torajakerk in Indonesië bijvoorbeeld zeggen we: We willen steunen. We willen samenwerken, maar vooral daar waar jullie zelf missionair bezig zijn.”
De predikant denkt dat het voor de GZB een valkuil kan worden als ze zich vooral bezig zou houden met allerlei (kerkelijke) projecten waar op zich niets mis mee is, maar die niet missionair zijn. Hij sluit dan ook niet uit dat de bond op termijn bepaalde activiteiten afbouwt. „Intern is die bezinning gaande. We zijn nu vrij breed bezig.”
De financiën van de GZB vormen voor de nieuwe algemeen secretaris een belangrijk aandachtspunt. De tijd dat de organisatie geld genoeg had, is volgens hem voorbij. Tien jaar geleden is namelijk besloten de reserves in te zetten voor het werk. Er is nu alleen nog een exploitatiereserve waaruit lopende verplichtingen kunnen worden voldaan. „Wat we in 2003 willen uitgeven, zal dus ook in 2003 moeten binnenkomen. Dat is een nieuwe situatie.”
Ds. Teeuwissen vindt het echter een gezonde ontwikkeling. „Je kunt nu niet meer op je lauweren rusten. Er moet nu blijken dat het de gemeenten en ons ernst is. Zij hebben het zendingswerk uitbesteed aan ons. En wij zijn afhankelijk van hun middelen.”
Dat gaat volgens de nieuwe algemeen secretaris niet vanzelf wel goed, maar toch heeft hij er vertrouwen in. „Er is, als vrucht op de prediking, nog heel wat geestelijk leven in de gemeenten. Dat zie je onder andere terug in het feit dat mensen zich spontaan bij ons aanmelden voor werk in de zending. Ik kan me niet voorstellen dat de Heere ons de mensen geeft en de mogelijkheden op het zendingsveld, maar niet de middelen.”
Hij stelt wel vast dat mensen voor een foto met een traan de portemonnee eerder opendoen dan voor de verkondiging van de boodschap dat er buiten de Heere Jezus Christus geen heil is. „Een diaconaal project blijkt vaak meer aan te spreken. Dat lijkt concreter dan het behoud van mensen.” Ds. Teeuwissen vindt dat de GZB op dit punt vanuit een betrokken houding ook kritisch naar gemeenten en kerkleden mag zijn. „Hierover zul je een eerlijk gesprek moeten voeren.”
Als algemeen secretaris gaat ds. Teeuwissen zich vooral bezighouden met de dagelijkse leiding van de organisatie. Hij wordt dan ook „het scharnier” tussen het bestuur en degenen die het werk uitvoeren en moet bewaken dat de communicatie zo goed mogelijk verloopt. Daarnaast wordt de predikant na 1 januari het gezicht naar buiten van de GZB.
Met de ontwikkelingen rond Samen op Weg zal dat de komende tijd bepaald niet eenvoudig zijn, verwacht hij. Momenteel steunen tussen de 400 en 450 gemeenten de GZB. „Voor ons is de vraag wat er in de gemeenten gaat gebeuren als de fusie doorgaat. Er is heel wat onrust. Maar gemeenten overzee rekenen op ons. Er is ons veel aan gelegen ons werk te kunnen blijven doen voor de gemeenten die ons nu steunen en zich vaak al tientallen jaren met ons verbonden weten.”
Als de fusie doorgaat, zal de zendingsorganisatie zich blijven inzetten voor en met die gemeenten die zich herkennen in de visie van de GZB. „Tegelijk willen we ons ook dan verantwoordelijk weten in het geheel van de kerk. Maar je kunt zeker niet zeggen dat dit een spanningsloos gebeuren is. We willen het gesprek met de kerk aangaan over wezenlijke zaken. Wie is Jezus? Hoe uniek, hoe exclusief is Hij? De GZB wordt op deze punten bevraagd. En dat mag. We willen een helder geluid laten horen.”
Ds. Teeuwissen wijst erop dat de GZB, evenals de IZB en de
HGJB, in de kerk als een modalitaire uitvoeringsorganisatie (muo) wordt aangeduid. „Maar het is niet zo dat wij alleen maar aan dienstverlening doen voor de gemeenten die zich met ons verwant weten. Wij vinden, in alle bescheidenheid, dat we iets te zeggen hebben voor de gehele kerk. We willen wel de gemeenten dienen. Maar we hebben ook een roeping om dat wat wij vanuit Schrift en belijdenis verstaan over zending, door te geven. Dat doe je niet met je duimen achter de bretels. Dat moet je durven. Dat vraagt elke keer weer een keuze.”