DeeltijdPlus
Wanneer alle vrouwen in de zorg twee uur per week extra zouden werken, dan is daarmee het vergrijzingsprobleem in die sector opgelost.
Het zijn woorden die staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid eind vorig jaar liet optekenen in een interview.
Het zijn ook woorden die passen in het offensief dat het huidige kabinet van CDA, PvdA en ChristenUnie heeft ingezet om vrouwen vaker en vooral langer aan het werk te krijgen.
Een grotere arbeidsparticipatie door vrouwen zou onmisbaar zijn om het Nederlandse voorzieningenniveau op peil te houden. „Als we er niet in slagen vrouwen meer uren te laten werken, krijgen we te weinig belastinginkomsten binnen en gaat het pijn doen: linksom of rechtsom”, liet staatssecretaris Aboutaleb van Sociale Zaken zich onlangs ontvallen.
De bewindsman had hier angstaanjagende visioenen bij. Zelfs de „bewaking van de Hollandse kust” zou gevaar kunnen lopen, zonder de extra inzet van vrouwen.
Vrouwen als redsters van de verzorgingsstaat. Het is de weg die het kabinet uit electorale motieven vooralsnog liever lijkt te bewandelen om de vergrijzingslast te kunnen dragen dan het verhogen van de pensioenleeftijd.
Terwijl dat pas écht zoden aan de dijk zou zetten om, in het licht van de vergrijzing, de houdbaarheid van de verzorgingsstaat te garanderen. Veel meer dan het beïnvloeden van arbeidsparticipatie. De Raad van State vestigde hier vorig jaar op Prinsjesdag terecht de aandacht op.
Werken Nederlandse vrouwen eigenlijk zo weinig? Nee, maar liefst 75 procent van alle vrouwen heeft een betaalde baan. Dat is bijna het dubbele van het gemiddelde in de Europese Unie. Het zal niet eenvoudig zijn om nóg meer vrouwen te verleiden zich op de arbeidsmarkt te begeven.
Daarom richt de Taskforce DeeltijdPlus -die eerder dit jaar door het kabinet is opgetuigd- zich er vooral op om werkende vrouwen te stimuleren méér uren te draaien. Gemiddeld werkten Nederlandse vrouwen in 2006 26 uur per week. In internationaal verband is dat relatief laag te noemen.
Dat laatste hangt echter onmiskenbaar samen met het feit dat moeders in Nederland zich sinds halverwege de jaren negentig en masse op de arbeidsmarkt hebben gestort. Bijna driekwart van alle mama’s heeft inmiddels een betaalde baan. Meestal in deeltijd, want moeders nemen veruit de meeste zorgtaken op zich.
Dat laatste is, naast Bijbels gefundeerd, ook duidelijk cultureel bepaald. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) liet eerder dit jaar na onderzoek weten dat in Nederland nog altijd de heersende opvatting is dat de moeder de aangewezen persoon is om voor haar kinderen te zorgen. Het geloof in de „bijzondere zorgkwaliteiten van vrouwen en het belang van haar aanwezigheid in het gezin” zouden in de afgelopen jaren zelfs zijn toegenomen.
Het kabinet is daar, blijkbaar, niet zo blij mee. Letterlijk stelt het ministerie van Sociale Zaken dat „het kabinet het belangrijk vindt dat de samenleving meer accepteert dat vrouwen een grote deeltijdbaan of een volledige baan hebben.”
De Taskforce DeeltijdPlus, die één dezer dagen zijn officiële plan van aanpak lanceert, zal daarom pogen de heersende maatschappelijke opvatting over de combinatie van werk en zorg te veranderen. In andere woorden: de Nederlandse moederschapscultuur moet worden doorbroken. Dat riekt naar het afdwingen van emancipatie.
Als de overheid wil stimuleren dat vrouwen méér uren werken, zou zij zich het beste kunnen richten op vrouwen zónder kinderen, concludeerde het SCP onlangs. Want opvallend genoeg werken ook zij relatief vaak in deeltijd. Het zou van wijsheid getuigen als het kabinet en de Taskforce DeeltijdPlus dit advies ter harte nemen.