Peking moet gaan praten met de dalai lama, vindt de Europese Unie. Alleen dan kan China met een gerust hart de Olympische Zomerspelen tegemoetzien. Maar over welk Tibet moeten de twee partijen het gaan hebben? Een Tibet dat 6 miljoen Tibetanen telt -zoals de dalai lama stelt- of slechts 3 miljoen? Kortom, de verschillen zijn zo fundamenteel dat er weinig hoop is op toenadering.
Overleg tussen de twee partijen is niet nieuw. Al in de jaren ’80 van de vorige eeuw was er voor het eerst sprake van voorzichtige toenadering tussen Peking en de dalai lama. Tegelijkertijd bleven de Chinese autoriteiten hem met tal van smaad- en lastercampagnes bestoken, en dat terwijl de dalai lama toen al bereid was afstand te doen van de eis tot onafhankelijkheid van Tibet, en hij nadrukkelijk verklaarde dat Tibet integraal deel uitmaakt van de volksrepubliek. Maar Peking deed deze concessies telkens weer af als „onoprechte lippendienst” van een onverbeterlijke separatist.
De internationale populariteit van de dalai lama steeg tot grote hoogte toen hij in ’89 de Nobelprijs voor de vrede kreeg. Het kon China niet vermurwen tot een handreiking in zijn richting. De smaadcampagnes bleven maar doorgaan, en in de autonome regio Tibet (TAR) was in de jaren ’90 sprake van keiharde inperking van religieuze en politieke vrijheden.
Daarmee oogstten de Chinese regeringsleiders ook intern kritiek. Terwijl Tibet onverminderd als zwakke plek in de Chinese territoriale eenheid werd gezien en de kwestie daarom om een oplossing smeekte, werd degene die een sleutelrol bij die oplossing kon vervullen, de dalai lama, de lieveling van de internationale gemeenschap, terwijl Peking hem zwart bleef maken. Sommige critici in Peking waarschuwden dat als deze dalai lama zou overlijden er wel eens veel radicalere krachten onder de Tibetaanse ballingen konden opstaan, en dan had Peking de kans om zaken te doen met een gematigde leider tot eigen schade laten schieten.
Overigens had de dalai lama ook toen al te maken met zulke radicalere krachten, die hem verweten veel te toegevend te zijn jegens de machthebbers in Peking. Dat interne protest begon al in 1987, toen de dalai lama zijn ”vijf puntenplan” presenteerde, waarin hij voor Tibet op democratische leest geschoeid zelfbestuur opeiste, binnen het kader van de Chinese staat. Medeballingen repten toen al van „verraad van de Tibetaanse zaak.” Het weerhield de dalai lama er niet van daarna nog meer concessies te doen. In de jaren ’90 was hij zelfs bereid zijn politieke gezag op te geven in ruil voor een democratisch gekozen Tibetaans parlement en kabinet. In feite betekende dit het inleveren van het theocratisch bestel voor een seculier democratische variant.
In maart 2005 volgde nog een knieval voor Peking, zeer tot ergernis van veel Tibetaanse ballingen. De dalai lama zei niet langer vast te houden aan politieke en economische zelfbeschikking voor Tibet. Radicale voorstanders van een Tibetaanse onafhankelijke staat, verenigd in het Tibetaanse Jongeren Congres, gingen tekeer tegen deze „uitlevering” aan de Chinese machthebbers. Steeds duidelijker werd hoe verdeeld de Tibetaanse ballingen waren, en hoe er aan het gezag van de dalai lama geknaagd werd door groepen onverzettelijke Tibetanen. En in Peking werd de roep luider om snel aan een oplossing van de kwestie Tibet te gaan werken nu er met deze gematigde dalai lama nog zaken was te doen.
Gezien de grote compromisbereidheid van de dalai lama lijkt het op het eerste gezicht onbegrijpelijk waarom Peking zich zo terughoudend bleef opstellen. Wie echter de opstelling van de dalai lama van dichtbij bekijkt, gaat die patstelling tussen hem en Peking beter begrijpen. Tussen Peking en de dalai lama is ondanks alle toenadering sprake van een fundamentele belangentegenstelling. Overbrugging daarvan door de Chinese machthebbers zou voor de Volksrepubliek zeer ingrijpende gevolgen hebben.
De dalai lama mag dan allerlei concessies hebben gedaan, één ding is in al die jaren niet veranderd: hij zegt steevast te spreken namens „6 miljoen” Tibetanen en dat aantal is dubbel zo hoog als het aantal dat feitelijk binnen de door Peking erkende Tibetaanse autonome regio (TAR) ligt. Hoe dat kan? De dalai lama gaat bij zijn aanspraken uit van een Groot Tibet (Cholka Sum) in plaats van het Tibetaanse kernland (”Ü-tsang” in het Tibetaans) dat Peking erkent. Onder Groot Tibet horen dan ook de provincies Amdo en Kham, ten noordoosten en oosten van Tibet, maar ook gebieden langs de grens met India, Pakistan, Nepal en Bhutan, evenals de gehele Chinese provincie Qinhai en delen van de provincies Gansu, Sichuan en Yunnan. Het totale areaal dat Tibet zou beslaan is dubbel zo groot als het kerngebied dat Peking met Tibet aanduidt (overigens behoorden deze gebieden niet tot de onafhankelijke Tibetaanse staat, die in de periode 1912 tot 1951 bestond).
Deze hardnekkige aanspraak van de dalai lama op een Groot Tibet is een van de belangrijkste hindernissen op weg naar een nieuwe ronde van onderhandelingen met Peking. Inwilliging zou inhouden dat de toch al complexe etnische samenstelling van de genoemde provincies volledig overhoop gehaald zou worden, omdat de etnische Tibetanen die er wonen ineens autonomie zouden krijgen. Verder zou dat een niet getolereerde aantasting zijn van de bestuurlijke en politieke machtspositie van de provinciale en regionale bestuurders. Zo’n bestuurlijke ingreep ten bate van de Tibetanen zou tenslotte ook de Turks sprekende minderheden in de westelijke provincie Xinjiang op een idee brengen, om maar niet te spreken van de politieke leiders in Taiwan.
Intussen zit men in Peking in zijn maag met de toekomstige opvolging van de dalai lama. Blijft een oplossing voor Tibet uit, dan zal er na de dood van de huidige dalai lama een nieuwe, vijftiende dalai lama (of beter: een nieuwe reïncarnatie van de zogenaamde Medelijdende Boeddha) worden aangewezen door Tibetaanse ballingen buiten het Chinese grondgebied. China zal op zijn beurt een dalai lama op eigen grondgebied zoeken, een die bovendien getrouw het regeringsstandpunt uitdraagt. Met twee rivaliserende dalai lama’s zal de oplossing van de kwestie Tibet nog moeilijker zijn dan ze nu al is.
Overigens heeft China dit scenario al een keer eerder beproefd: toen die andere geestelijk leider in Tibet, de panchen lama (incarnatie van Amitabha, de hoogste leraar van de meditatie), moest worden gevonden. Formeel staat de panchen lama onder de dalai lama, maar in de praktijk is er sprake van onderlinge politieke rivaliteit. Peking heeft die flink uitgebuit door de keuze van de Tibetaanse ballingen te bruskeren door zelf met een nieuwe, elfde panchen lama aan te komen. Zijn gezag en aanzien worden bewust vergroot om dat van de dalai lama af te breken.