Ruim 10.000 atleten doen deze zomer mee met de Olympische Zomerspelen in Peking. Zo’n 30.000 journalisten zullen zich dan in China hebben verzameld om daarvan verslag te doen. Niet eerder zag China zo veel journalisten op zijn grondgebied samengestroomd. Voor een land dat persvrijheid verfoeit en van vrije meningsuiting gruwt een bizar vooruitzicht. De gastheer is inmiddels begonnen zijn eigen feestje te bederven door deze liberale invasie koste wat kost binnen de perken te houden.
Een officieel commentaar vanuit Peking stelde dat China over zeven jaar, dus in het jaar van de Spelen, „een stabiele samenleving” zou hebben en een florerende economie, en dat de Spelen de democratie en de ”rule of law” (rechtsstaat) zouden bevorderen. Wang Wie, secretaris-generaal van het Chinees Olympisch Comité, verzekerde dat de regering aan de media volledige vrijheid zou geven om verslag te doen.
Niet alleen beloften, ook harde afspraken tussen het IOC en het gastland bonden China aan het nakomen van deze verplichtingen. Zo is er het Standaard Contract voor de Gastheerstad -in dit geval Peking- waarin het behartigen van de idealen van het Olympisch Charte hoog genoteerd staat. Die idealen van dit handvest richten zich onder meer op de bevordering van vrede en de handhaving van de menselijke waardigheid.
Het genoemde gastheercontract krijgt zijn nadere uitwerking in het Olympisch Actieplan van Peking. Daarin zijn de Spelen onder andere ”vrij en open”, en wordt de vrijheid van meningsuiting geëerbiedigd, en het recht op het verkrijgen en verspreiden van informatie van groot belang geacht. Het zijn ook de ”Spelen van het Volk”, omdat ze de levensstandaard zullen verhogen.
Human Rights Watch in China heeft in een rapport enkele nuanceringen aangebracht bij met name die laatste voorspelling, en gewezen op het lot van duizenden migrantenarbeiders die na de voltooiing van de olympische bouwwerkzaamheden de stad zijn uitgebonjourd. In het kader van de hoofdstedelijke schoonmaak voor de Spelen was het beter dat ze buiten de stad bleven. Verder schat de organisatie het aantal burgers dat begin vorig jaar moest verkassen voor de aanleg van olympische bouwsels op ruim 1,2 miljoen. Dit jaar komen daar nog eens 250.000 gedwongen verhuizingen bij.
De toon van de Chinezen werd na het binnenhalen van de Spelen al gauw minder hoogdravend. Zo begonnen de autoriteiten te benadrukken dat de Spelen enkel over sportieve competitie en atleten zouden gaan. De vicepresident van de Bocog, Jiang Xiaoyu, zei vorige maand nog dat de Spelen een sportfeest zijn en dat ze niet met politiek vermengd mogen worden. Dat is ook wat IOC-voorzitter Jacques Rogge twee weken geleden van de Chinese overheid te horen kreeg toen hij haar voorhield dat ze een morele plicht heeft de mensenrechten in het land te verbeteren. „Het IOC moet geen politieke zaken met de Spelen verbinden”, was het antwoord.
Dat Peking niet aan de voorwaarden voor het binnenhalen van de Spelen voldoet, is inmiddels zonneklaar. Het eerbiedigen van de mensenrechten is sinds 2001 niet vooruitgegaan, en ondanks ruimere regelgeving voor buitenlandse journalisten -van kracht sinds 1 januari 2007- is het met de persvrijheid slecht gesteld. Sowieso omdat de binnenlandse media -tegen de afspraken in- daarvan zijn uitgesloten.
Naïef
Na de onlusten in Tibet begin maart, zijn de Chinezen weer volledig terug bij af als het gaat om het respecteren van de persvrijheid. Zo werd Tibet van de buitenwereld afgesloten en buitenlandse journalisten werd, bij hun poging de onlusten te verslaan, op tal van manieren de voet dwars gezet.
Op een internationale conferentie over persvrijheid in China tijdens de Olympische Zomerspelen, het afgelopen weekend in Parijs, hekelde de hoogste baas van de World Association of Newspapers (WAN), Timothy Balding, de „naïviteit” van het IOC in zijn verwachting dat deze dictatuur zich wel spontaan en vanzelf zou openen. „Dat doen dictaturen alleen als ze daartoe worden gedwongen.”
Guo Guoting, een Chinese mensenrechtenactivist die als jurist Chinese journalisten verdedigt zodra ze een proces aan hun broek krijgen, typeerde een vrije pers als symbool bij uitstek van een autonome, vrije samenleving, en dat is iets wat de Chinese partijdictatuur per definitie niet kan tolereren. „Controle van de media en het niet eerbiedigen van mensenrechten zijn pijlers onder het voortbestaan van de eenpartijstaat zonder welke de partij niet kan overleven.”
Balding viel hem in deze visie bij met de parabel van de schorpioen en de hond. Beide moeten een rivier oversteken en de schorpioen doet de hond een voorstel. Of hij op diens rug mag meeliften de rivier over. Akkoord, zegt de hond, als je me onderweg maar niet steekt. Tijdens de oversteek krijgt de hond toch een dodelijke steek van de schorpioen, en voordat hij doodgaat, vraagt de hond aan de schorpioen waarom hij zich niet aan zijn belofte heeft gehouden. Omdat het nu eenmaal in mijn aard ligt toe te slaan”, is het antwoord.
China lijkt zich te bewegen in de richting van een moderne mediasamenleving. Het land telt meer dan 2000 krantentitels, zo’n 9000 tijdschriften en honderden tv-zenders. Maar allemaal zijn ze onderworpen aan de strenge censuur van het ministerie van Publiciteit. Volgens de Chinese journalist Gao Yu draait dit departement op volle toeren en schakelt het zelfs gepensioneerde redacteuren in als controleurs van teksten. Die checken dagelijks honderden teksten op hun politieke gevoeligheid, en rapporteren daarover. Urgente kwesties worden direct aangepakt. Wat wel en wat niet is toegestaan, blijft voor journalisten giswerk. Het departement kan immers ieder thema tot een kwestie van ”staatsveiligheid” bombarderen, waarna de pagina wordt geschrapt of de site uit de lucht wordt gehaald. Populair zijn ”mysterieuze telefoontjes” -anoniem en hoogst intimiderend- naar kranten om publicatie van een bepaald stuk tegen te houden. Verder zetten autoriteiten ook ”softpower” in: adverteerders worden in dat geval geprest om in bepaalde kranten niet meer te adverteren.
Internetpolitie
Rondom het ook in China razend populaire internet is de ”Great Firewall of China” aangelegd, met tal van blokkeringen, filters en andere vormen van censuur. Sinds 1996 bestaat er een heuse internetpolitie, met 50.000 ”cybercobs” (”wang jing” in het Chinees), die inmiddels in alle provincies en steden hun afdelingen hebben. Verder bestaan er 110 digitale politiestations waar internetgebruikers dissidente geluiden kunnen melden. Vier jaar geleden werd de helft van de 200.000 internetcafés gesloten, en werden de overige verplicht software te installeren waarmee gebruikers kunnen worden gecontroleerd of opgespoord.
Deze defensieve manier van omgaan met internet door de autoriteiten heeft er inmiddels een alternatief bij gekregen, en dat is het intensief gebruik van met name buitenlandse websites om Chinese propaganda te spuien. Julien Pain, beheerder van de website van de Franse tv-zender France 24, kwam in aanraking met deze nieuwe methode toen tientallen perfect Frans sprekende Chinezen hem per mail bestookten nadat hij de eerste beelden van omgekomen Tibetanen op zijn site had gezet. „Zeer waarschijnlijk waren ze gemobiliseerd door de Chinese autoriteiten om het Chinese standpunt inzake Tibet wereldkundig te maken.”
Het omgekeerde gebeurt ook. Dat westerse media Chinese dreigmails onderscheppen die gericht zijn aan dissidente kranten of personen in China, en die vervolgens wereldkundig maken. Om die reden gaan de Chinese autoriteiten vaker over op de al genoemde dreigtelefoontjes, omdat die minder gemakkelijk zijn te onderscheppen.
Die internationale kwetsbaarheid speelt ook als het gaat om de huidige fel nationalistische hetze tegen het Westen. Volgens Jean Philippe Beja, onderzoeker aan het Centrum voor Internationale Studies in Parijs, mogen de leiders in Peking met dit nationalisme dan een antwoord hebben op de voor hen beledigende verstoringen van de olympische fakkeloptochten in het buitenland, er zit voor hen ook een riskante keerzijde aan wanneer dit antiwesterse vuur niet tijdig wordt geblust. Sowieso moet dat om de Spelen in augustus niet in een fiasco te laten ontaarden. Maar ook China’s economische voortbestaan is daardoor in het geding. De legitimiteit van de Communistische Partij is gebaseerd op de welvaart die zij genereert, en dat is weer volledig gekoppeld aan de westerse markt. Een fel antiwesterse massa die zich tegen zijn leiders keert omdat ze heulen met de vijand is wel het laatste waarop Peking zit te wachten.
Een paar uitgesneden foto’s, twijfel aan de Chinese rechten op Tibet en kritiek op de Spelen en het mensenrechtenbeleid. Sinds medio maart lijkt iedereen in China het erover eens: de buitenlandse media hebben het gedaan. Althans, als je de staatsmedia mag geloven. En dat doet een groot deel van China’s bloeiende internetgemeenschap. Al is het alleen maar omdat de normaliter redelijk strakke teugels van de censuur even losgelaten zijn, als het gaat om kritiek op het Westen.
Talloze Chinezen maken dankbaar gebruik van de kans om de door het Westen gekwetste gevoelens lucht te geven. Vooral de Amerikaanse, de Duitse en Franse media liggen onder vuur. De Amerikaanse nieuwszender CNN heeft het het zwaarst te verduren. Het begon met een uitgesneden foto op de CNN-website waarop wél Chinese tanks, maar geen Tibetaanse relschoppers te zien waren. Suggestief, vonden de Chinese bloggers. Er kwam een anti-CNN-website, opgezet door iemand aan de gerenommeerde Pekingse Tsinghua Universiteit. Daarop verschenen de namen, adressen en telefoonnummers van ”foute” journalisten. Massaal bellen, was de boodschap.
Snel daarop besloot het Pekingse bureau van CNN de werkplek tijdelijk te verplaatsen naar een nabijgelegen hotel. De telefoonlijnen waren onbruikbaar omdat de toestellen roodgloeiend stonden door boze bellers. De faxlijnen raakten verstopt en de doodsbedreigingen waren niet van de lucht. Inmiddels is CNN weer op honk, maar er is wel extra beveiliging ingehuurd. Dat CNN-columnist Jack Cafferty de Chinezen uitmaakte voor dezelfde „idioten en schurken als vijftig jaar geleden” maakte de zaak er niet beter op. Cafferty verontschuldigde zich. Hij sprak niet over het Chinese volk, maar over de communistische regering. Het was aan dovemansoren gericht. CNN is inmiddels door een groep Chinese advocaten in Peking voor de rechter gedaagd wegens racisme.
Huiveringwekkend
Niet alleen CNN, dat slechts door een fractie van de Chinezen gezien kan worden, ligt onder vuur. Ook het persbureau AP, de krant USA Today, de Duitse bladen Stern en Der Spiegel, het Franse televisieproductiebedrijf Hikari en de Vlaamse VRT zijn vogelvrij verklaard. Een correspondent van een groot persbureau vertelde dat hij tussen de twintig en de dertig boze telefoontjes per uur krijgt, waaronder serieuze dreigementen. Toen de website china.com berichtte over de doodsbedreigingen, waren de reacties van internetters het meest huiveringwekkend. Hier zijn er een paar: „Bedreigingen tellen niet, we moeten ze echt doden. Een verkeersongeluk is zo geregeld.” „Ik stel voor dat we tijdens de Olympische Spelen, elke Fransman, Duitser en Amerikaan die we tegenkomen in elkaar slaan!” „Ik haat ze. Ik ben zo kwaad dat ik ze wil verscheuren, hun bloed drinken en ze dan levend villen.”
Het taalgebruik doet sterk denken aan de late jaren zestig, toen studenten hun patriottisme met geweld en leuzen onderstreepten tijdens Mao’s Culturele Revolutie. Ook nu zijn mensen die een kritisch geluid laten horen, al snel ”fout”. Een internetter onder de naam Wu Ruipin spoorde andere internetters aan op tianya.cn, de grootste internetgemeenschap van China, om hun QQ-naam (hun internetidentiteit) te veranderen in ”FxxK CNN”. „Zo kan iedereen meteen zien wie patriottisch is, en wie niet.” Studenten worden door hun leeftijdsgenoten onder druk gezet om een speciaal hartje naast hun naam te zetten, waarmee ze aangeven een goede patriot te zijn.
Wie openlijk oproept tot dialoog, loopt de kans als landverrader in een hoek te worden gezet. Dat merken niet alleen Chinese journalisten en bloggers, maar ook de uitwisselingsstudente Grace (Qianyuan) Wang. De 21-jarige studente aan de Amerikaanse Duke University, probeerde te bemiddelen tussen pro-Tibet- en pro-Chinademonstranten. Video’s en foto’s kwamen op internet en binnen de Chinese internetgemeenschap ontstond een ware heksenjacht op Wang. Of liever, een ’mensenvlees zoekmachine’. Zelfs de persoons- en adresgegevens van de ouders van Wang, in de havenstad Qingdao, verschenen op het net. Het ouderlijk huis werd bestookt met stenen en uitwerpselen, en Wangs vader en moeder moesten onderduiken. Zelfs de staatszender CCTV plaatste een foto van Wang, met daarbij als bijschrift: „De meest afschuwelijke Chinese student in het buitenland.”
Minderheid
Afgezien van de dreigtelefoontjes en in een enkel geval bezoeken aan huis, zijn de antiwesterse sentimenten voor correspondenten in Peking vooralsnog zonder gevolgen gebleven. Wel hebben enkelen uit veiligheidsoverwegingen tijdelijk het land verlaten. Voor de achterblijvers zijn de werkomstandigheden slechter dan een paar maanden geleden. De Foreign Correspondents Club of China (FCCC) registreerde vorig jaar 180 meldingen van journalisten die, in weerwil van de in het kader van de Olympische Spelen versoepelde regels, in aanvaring kwamen met de autoriteiten. In de eerste vier maanden van dit jaar is dat aantal meldingen al 230.
Chinezen lijken ook minder met de westerse pers te willen praten. Kritische intellectuelen zeggen interviews af uit angst voor problemen. Hu Jia, onlangs veroordeeld tot 3,5 jaar cel vanwege het aanzetten tot ondermijning van de staat, is niet de enige mensenrechtenactivist die zijn contacten met de buitenlandse pers worden aangerekend. De 52-jarige boerenleider Yu Changwu verdween begin januari voor twee jaar in een heropvoedingkamp omdat hij zijn land in diskrediet had gebracht door te praten met westerse journalisten.
Toch lijken de meeste Chinezen vooralsnog hun schouders op te halen voor de agressieve nationalistische toon die de afgelopen weken op websites en in de staatsmedia klonk. Het is nu de vraag in hoeverre de minderheid de kans krijgt om tekeer te blijven gaan tegen landgenoten en buitenlanders. Terwijl de overheid al een paar dagen probeert de geest weer in de fles te krijgen, vond het café in mijn straat, Petit Paris, het toch nodig de neonverlichting ”Paris” weg te halen, net als de lichtgevende Eiffeltoren. Dat werd ondertussen gefilmd door een buitenlandse televisieploeg. En een dozijn Chinese bouwvakkers keek glimlachend toe.