„Licht aan het einde van de tunnel”
RD-correspondent Nico van den Berge bezocht Noord-Uganda en sprak daar met slachtoffers van de oorlog. Vandaag: mama Idah, counselor in een opvangcentrum voor ex-ontvoerde kinderen.
„Als de kinderen hier binnenkwamen, waren ze heel achterdochtig”, zegt Idah Lagum. De kinderen noemen haar mama Idah. Ze is al wat ouder en komt met haar hartelijke glimlach over als een moeder. Ze praat met een zachte stem, maar als er een grap wordt gemaakt, buldert haar lach door het kleine vertrekje waar zij achter een rommelig bureau kantoor houdt.Het is vreemd stil in het kinderopvangcentrum van World Vision in het Noord-Ugandese stadje Gulu. Er klinkt geen kinderlach, geen geschreeuw van spelende kinderen. Alleen de vogels zijn te horen en het gekraak van houten deuren in de simpele gebouwen waarin enkele kale kantoren zijn gehuisvest. Sinds de start van de vredesonderhandelingen tussen de rebellen en het leger anderhalf jaar geleden, zijn er geen nieuwe kinderen gekomen. De kinderen die toen in het centrum zaten, zijn allemaal terug naar hun familie.
Het opvangcentrum blijft echter bestaan. Het wordt niet opgeheven. De situatie kan immers ieder moment weer veranderen. Dat weet iedereen. Juist nu rebellenleider Joseph Kony weigert zijn handtekening te plaatsen onder het vredesverdrag.
De rebellen van Joseph Kony zitten nog verscholen. Ze zijn tot de tanden gewapend. In het hele noorden van Uganda is één ding zeker: de oorlog kan ieder moment opnieuw beginnen. Daarom zijn de vluchtelingenkampen nog niet opgeheven.
Mama Idah: „Bijna alle kinderen die vroeger ontvoerd zijn, zijn via het Ugandese leger bij ons terechtgekomen. Het is immers het leger dat hen bevrijdt en als ze ontsnappen zijn de eerste mensen die ze tegenkomen vaak Ugandese militairen. Sommige kinderen ontsnapten al binnen enkele dagen, nadat zij door de rebellen waren ontvoerd. Velen hebben echter jarenlang onder afschuwelijke omstandigheden meegevochten, meegeleden en vooral meegelopen met de rebellen.
Als de rebellen kinderen ontvoeren, gaat het er niet vriendelijk aan toe. De ontvoeringen vinden vaak ’s nachts plaats en de rebellen komen natuurlijk onverwacht. Ze trappen deurtjes kapot, hakken gaten in de zwakke muurtjes van de simpele huisjes of hutten waarin de mensen hier wonen. Ze slaan en dreigen, trekken kinderen en volwassenen uit schuilplaatsen tevoorschijn. Soms plegen ze tijdens die aanvallen voor het oog van doodsbange kinderen gruwelmoorden. De kinderen en volwassenen die ze willen ontvoeren, worden aan elkaar vastgebonden.
Dan begint voor de kinderen een nieuw leven, het leven bij de rebellen. In lange rijen aan elkaar vastgebonden leggen ze op blote voeten en met zware lasten op hun hoofden zeer grote afstanden af, tientallen kilometers per dag. Soms is er enkele dagen geen voedsel of drinken. Ze missen hun ouders en hun broertjes en zusjes.
Meisjes worden, zo jong als ze zijn, toegewezen aan mannen. Ze kunnen niet weigeren. Ze raken zwanger en hun kinderen worden vaak onder moeilijke omstandigheden geboren. Soms tijdens een aanval van het regeringsleger op zo’n rondtrekkend groepje rebellen.
Al die traumatische gebeurtenissen stapelen zich op tijdens de maanden of jaren die kinderen bij de rebellen doorbrengen. Als ze uiteindelijk aankomen in een van de opvangcentra die door verschillende hulporganisaties in Uganda worden gerund, vertrouwen ze niemand. De rebellen hebben hun immers geleerd dat de gewone Ugandezen hen haten, omdat zij na hun rituele inwijding ook rebellen zijn geworden. De kinderen zijn bang dat ze worden opgesloten en gestraft, misschien zelfs vermoord.
We moeten hun vertrouwen echt winnen. We halen ze feestelijk binnen, zodat ze weten dat ze welkom zijn. We geven ze de tijd om vlak na hun aankomst te praten met kinderen die hier al langere tijd zijn. Soms ontmoeten ze familie of vriendjes.
De kinderen krijgen therapie, zodat ze hun gevoelens leren te uiten. Medewerkers van World Vision, de organisatie die het centrum runt, proberen ontvoerde kinderen ervan te overtuigen dat hun optreden het gevolg is van dwang en van hun wil om te overleven, zodat hun schuldgevoel verdwijnt over het roven en moorden waaraan ze meededen.
Ik ben zelf ook ontvoerd geweest. Ik sliep in mijn huis in het dorp en opeens werd de deur ingetrapt. Samen met twee kinderen werd ik meegenomen. Ik werd slechts enkele uren vastgehouden, maar het leken wel dagen. Zo intens was het.
De rebellen hadden te horen gekregen dat ik radioapparatuur in huis had en dat ik daarmee aan het leger doorgaf waar ze zaten. Dat klopte helemaal niet, maar de rebellen geloofden de verhalen en dat betekende voor mij de doodstraf. Ze wilden me vermoorden. Ik zat vier uur met de rebellen in het bos. Ik kon hen uitleggen dat ik geen radioapparatuur had. Daarom werd ik vrijgelaten.
Ik gebruik mijn ontvoering bij de therapie om te zeggen dat ik hetzelfde heb meegemaakt als de kinderen die ik advies geef. Ik heb met mijn trauma leren leven. Er is ook voor hen licht aan het einde van de tunnel.”