Kerk & religie

„Glasheldere uitleg artikel 36 NGB nodig”

Een theocratisch manifest, waarin de christelijke minderheid in Nederland „volstrekte helderheid” schept over waar zij (niet) voor staat. Daarvoor pleit dr. ir. J. van der Graaf in zijn jongste publicatie, ”Een land van minderheden”. „De woorden ”weren en uitroeien” uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis vereisen anno 2008 een ondubbelzinnige uitleg.”

A. de Heer
14 March 2008 20:38Gewijzigd op 7 March 2023 15:08
AMSTERDAM – De Mozes en Aäronstraat, tussen de Nieuwe Kerk en het stadhuis, herinnert aan het intensieve verkeer tussen de Amsterdamse magistra ten en de leiders van de –publieke– Gereformeerde Kerk. Anno 2008 zijn (gereformeerde) christenen in Nederland
AMSTERDAM – De Mozes en Aäronstraat, tussen de Nieuwe Kerk en het stadhuis, herinnert aan het intensieve verkeer tussen de Amsterdamse magistra ten en de leiders van de –publieke– Gereformeerde Kerk. Anno 2008 zijn (gereformeerde) christenen in Nederland

„Elke suggestie als zou het „weren en uitroeien van alle afgoderij en valse godsdienst” (art. 36 NGB) gewelddadigheid inhouden ten opzichte van aanhangers van andere religies, dient te worden uitgebannen”, luidt een van de 26 „overwegingen” waarmee Van der Graaf zijn boek afsluit.

Al in oktober 2006 riep de oud-algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond op tot het opstellen van een theocratisch manifest. „Een Bijbelse visie op de samenleving verdraagt geen dwang en geweld”, stelde hij in deze krant. In Trouw deed hij een vergelijkbare oproep, onder de kop ”Gelovige christen is bij uitstek tolerant”.

Zijn artikelen leidden tot „forse reacties”, zegt de inmiddels 71-jarige Van der Graaf in zijn werkkamer in Huizen. „En al gauw kwam het voorstel: Laten we een werkgroep instellen die hierover gaat nadenken. Maar de reacties kwamen uit zo’n breed spectrum, dat dit me niet zo zinvol leek. Ik dacht toen: Laat ik dit thema, dit kernthema wat mij betreft, eerst zelf wat verder gaan uitwerken.”

In uw boek biedt u een aanzet, een „handreiking” voor een theocratisch manifest. Waarom geen uitgewerkt document?

„Dat wilde ik niet. Dat zou ook suggereren dat ik er in alle opzichten uit ben. Zo’n manifest moet geen eenmansgebeuren worden. Daarom een handreiking, meer niet. En je hoopt dan dat anderen, ongeacht partijpolitieke achtergrond, het verder oppakken.”

Het woord theocratie is een beladen woord geworden.

„De term wordt verknoopt met de islamitische jihad, met heilige oorlog, extremisme. Mijn voorstel is daarom om het begrip theocratie om te buigen naar christocratie. God, de Vader van Jezus Christus, is een Ander dan Allah. De islam leert: Allah heeft geen zoon. En een wezenlijke Bijbelse notie is dat de Vader na Christus’ opstanding het bewind over de wereld in Zijn handen heeft gelegd - totdat Hij wederkomt.

In dat opzicht is het merkwaardig dat je in de grondslagartikelen van de christelijke partijen nergens de naam Christus aantreft. Ik heb het wel eens expliciet aan Van Middelkoop, de huidige minister, gevraagd: Wordt in de Tweede Kamer de Naam van Christus wel eens genoemd? „Nee, eigenlijk niet”, zei hij.”

Verwacht u dat de term christocratie minder weerstand oproept?

„Laat ik benadrukken dat het me er op geen enkele manier om gaat de ergernis die Christus, het kruis, altijd weer oproept, weg te nemen. Ik wil onnodige misverstanden uit de weg ruimen. Het gaat om het Christusgetuigenis in de samenleving. Dat vraagt om weerbare, herkenbare, nochtans tolerante christenen, in de navolging van Christus. En om een kerk die zich geroepen weet tot profetisch spreken en priesterlijke dienst.”

Actualiserende hertaling

Om dit, idealiter, te bereiken, bepleit Van der Graaf geen herziening of -à la de Gereformeerde Kerken (1905)- „verminking” van artikel 36 NGB. „Een kerkelijke belijdenis van het voorgeslacht moet en mag niet worden verminkt.” Wel stelt hij een „verklarende appendix” voor, „zo mogelijk een breed gedragen kerkelijke toevoeging ter verduidelijking.”

Er dient, aldus de auteur van ”Een land van minderheden”, „volstrekte duidelijkheid te komen dat de kerk, c.q. de gereformeerde christenheid, niet uit is op uitroeiing van welke godsdienst dan ook. Hetgeen nochtans onverlet laat dat de kerken en de afzonderlijke christenen de islam een valse godsdienst moeten kunnen blijven noemen en dat ze met alle wettelijke en geestelijke middelen mogen beogen „het rijk van de antichrist te gronde te werpen en het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen.” Hier zou aanvullend het christologische element van deze belijdenis kunnen worden versterkt, daarbij inbegrepen de zachtmoedigheid en de liefde waartoe Christus in Zijn navolging opwekt.”

Maar in art. 36 NGB gaat het toch in de eerste plaats om het „ambt der overheid.

„Dat klopt. Maar we moeten dit artikel lezen tegen de achtergrond van de tijd waarin het is opgesteld. En dan moeten we, denk ik, eerlijk tegen elkaar zeggen dat als we artikel 36 nu zouden moeten opstellen, we voor een andere formulering zouden kiezen.

Deze tijd noopt ons, met een Groen van Prinsterer in de negentiende eeuw, om een godsdienstloze staat te aanvaarden, om te voorkomen dat het een atheïstische staat wordt. Want die kant gaat het wel op. Ik zie het libertinisme anno 2008 als een heel groot gevaar. En dan zeg ik: Laten we, als christelijke minderheid, want meer zijn we echt niet meer, een glasheldere uitleg geven van wat we nu voorstaan en niet voorstaan. Om zo onbevangen, kwetsbaar en met een vrij geweten, dus zonder dubbele agenda, te participeren in het publieke domein. Waarbij ik er meteen bij zeg dat het er niet in de eerste plaats om gaat wat we op papier zetten, maar om wat we uitstralen. In dat opzicht ben ik de laatste jaren diep onder de indruk gekomen van de eerste christenen - die óók in een minderheidspositie verkeerden.”

De antichristelijke machten hebben vrij spel gekregen, signaleert u in uw boek. In dat verband refereert u ook aan ”de weerhouder” (2 Thess. 2:6), die nog slechts wat zou tegenspartelen. Wat verstaat u onder deze ”weerhouder”?

„Het Evangelie. Zolang dat nog verkondigd mag worden, wordt de mens van de wetteloosheid, de verleider, weerhouden. Is die weerhouder weg, dan is alles weg. Dan rest een christen nog de catacombe.”

Dan, plotseling heftig: „Maar ik ben geen moedeloos christen. Dat ben ik nooit geweest. Ik heb altijd uit de overtuiging geleefd van Kol. 2:15. Christus heeft getriomfeerd en zal uiteindelijk definitief het oordeel voltrekken over onrechtvaardige overheden en over de machten.”


RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer