Economie
„Soms denk ik: Had ik maar een vak geleerd”

De haren gaan weliswaar niet recht overeind staan, maar plakken in de neus wel binnen een paar seconden aan elkaar vast. Buiten is het zomers warm, binnen werkt Irek Kroll bij min 24 graden. „Welkom op de Noordpool.”

6 July 2005 10:13Gewijzigd op 14 November 2020 02:43
LELYSTAD – Irek Kroll van Marfo: „Onze heftrucks zijn verwarmd. Maar je staat er meer naast dan dat je er in zit.” Foto RD, Henk Visscher
LELYSTAD – Irek Kroll van Marfo: „Onze heftrucks zijn verwarmd. Maar je staat er meer naast dan dat je er in zit.” Foto RD, Henk Visscher

Bedrijf: Marfo, Lelystad

Werknemers: 170

Temperatuur: -24 graden

Naam: Irek Kroll

Functie: meewerkend voorman

Kroll geldt met zijn zes dienstjaren in het vriespakhuis van Marfo als een doorgewinterde veteraan. Echt wennen doet het nooit: „Ik kom uit Polen. Mensen zeggen tegen mij dat ik niet moet zeuren, want in mijn geboorteland kan het nog veel kouder zijn. Maar geef mij toch maar een plekje bij de kachel. Ik ga echt niet voor mijn plezier buiten lopen als het koud is.”

Koud is het zeker op zijn werkplek. Berekoud zelfs. Marfo, een volle dochter van luchtvaartmaatschappij Martinair, richt zich op vliegtuigcatering en foodservice voor onder meer grootkeukens van ziekenhuizen en gevangenissen. Achttien koks stellen 100.000 warme maaltijden per dag samen. Dat eten wordt aantrekkelijk op een bordje gelegd en verdwijnt vervolgens in de snelvriezer, waar temperaturen van min 35 tot min 40 graden worden bereikt. Daarna wacht het pakhuis.

Irek stuurt in het vrieshuis vier collega’s aan, en doet daarbij zelf mee. De mannen verwerken kratten en dozen, in eindeloze rijen, metershoog opgestapeld. „Ziet er lekker uit hè? Maar je bijt er je tanden gegarandeerd op stuk.”

Buiten zijn werkplek loopt Irek er warm ingepakt bij, ook ’s zomers. Onder de overall is een dikke fleecetrui zichtbaar. Op het moment dat hij naar binnen moet, komt er nog een laag gewatteerde kleding plus een stel wanten bij. „Er zijn mensen die even iets moeten ophalen in het vrieshuis en dan in hun T-shirtje naar binnen wandelen. Daar begin ik niet aan. Ik ben niet zo gek om op die manier kou te gaan lijden.”

Het is bijna niet mogelijk om tijdens het werken warm te worden. „De heftrucks waarin we rijden, zijn verwarmd. Maar je staat er meer naast dan dat je erin zit.”

Om de situatie werkbaar te houden, lossen de mannen elkaar af. Een halve dag in de vrieskou betekent de andere helft van de werkdag in de ruimte vóór de vriescellen, waar pallets met maaltijden worden samengesteld. „We lopen ook onder het werk in de vriescel vaak naar buiten. Even opwarmen. Vooral het gezicht is gevoelig. Dat wordt nauwelijks beschermd.”

’s Zomers kunnen de temperatuurverschillen oplopen tot zo’n 60 graden. „Als je even naar het kantoor moet, en je komt buiten, krijg je een klap in je gezicht.” Echt nadelige gevolgen ondervindt Irek niet van het werken bij extreem lage temperaturen. „Ik ben wel wat vaker verkouden, heb ik de indruk.”

Niet iedereen is geschikt om in het vriespakhuis te werken, vindt de Marfo-voorman. „Ik heb een collega die uit Indië komt. Hij is niet aangenomen voor het werk onder nul, maar als-tie een keer naar binnen moet voor het een of ander, staat hij direct te rillen als een juffershondje. Die man is niet gebouwd voor dit werk.”

Irek doet zijn baan met plezier, maar „baalt soms wel even. Dan denk ik: Had ik maar een vak geleerd. Ik wil wel eens wat anders als altijd die kou. Maar meestal duurt dat gevoel niet zo lang.”

Dit is het eerste artikel in een serie over werken bij oplopende temperaturen. Volgende week woensdag deel 2.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer