Niet lacherig meer over waarden en normen
DEN HAAG - De imam die minister Verdonk geen hand gaf. Hoe vaak zal dat voorbeeld in discussies nog terugkomen? Gisteren speelde het opnieuw een rol in het grote debat in de Tweede Kamer over waarden en normen. Als voorbeeld van een conflict dat je alleen begrijpt als je dóórvraagt naar de achterliggende waarden.
GroenLinks-leider Halsema is er duidelijk over. Zíj zou zich niet beledigd voelen als een iman haar geen hand zou willen geven. Natuurlijk, respect tonen is in onze samenleving van het grootste belang. Maar de bewuste imam toont, vanuit zijn cultuur en religie, juist wel respect. Zijn respect voor vrouwen blijkt uit het feit dat hij lichaamscontact vermijdt. Het gaat om de achterliggende waarde, aldus Halsema.VVD-leider Van Aartsen en CDA-fractievoorzitter Verhagen zijn het er niet mee eens. Van Aartsen richting premier Balkenende: „Staat u nu achter de handelwijze van uw collega Verdonk of niet? Dat zou ik wel graag willen weten.”
De minister-president spreekt zich niet klip en klaar uit, maar laat wel doorschemeren dat hij de heftige reactie van Verdonk („Waarom geeft u me geen hand? We zijn toch gelijkwaardig?!”) niet verstandig vindt. „We moeten elkaar een beetje de ruimte geven, elkaars gebruiken respecteren. Het is net als met het vragen om een ogenblik stilte voor het eten.”
De gedachtewisseling over het handdrukincident geeft mooi aan waar het in het kamerdebat gisteren over ging, of althans behoorde te gaan. Wat zijn in de multiculturele samenleving die Nederland vandaag de dag is, onze gemeenschappelijke normen en waarden? Waarop kunnen we elkaar vinden? Daarover adviseerde eind 2003 de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Vorig jaar kwam de kabinetsreactie op het rapport. En gisteren, eindelijk, debatteerden Kamer en premier erover.
Een zoektocht naar gemeenschappelijke waarden leidt onvermijdelijk ook tot de conclusie dat ieder zijn eigen rangorde in waarden heeft. Zo legt Verhagen de nadruk op gemeenschapszin, die we zijns inziens de achterliggende jaren al te zeer zijn kwijtgeraakt. „Hopelijk gaan we inzien dat het niet goed is met kant-en-klaarmaaltijden achter de tv te kruipen. We moeten als gezin weer met elkaar aan tafel.”
Dat is Halsema, net als D66-leider Dittrich veel sterker inzettend bij het individu, duidelijk al te burgerlijk. Na een meewarig hoofdschudden in haar bankje plaatst ze op quasi-schuldbewuste toon een interruptie: „Ik moet de heer Verhagen bekennen dat ik wel eens een kant-en-klaarmaaltijd achter de tv nuttig. Hij zal dat toch niet willen verbieden, neem ik aan.”
Dat Halsema en Verhagen het niet eens worden, is te verwachten. Maar ze doen tenminste een poging het debat bij het centrale thema te houden door ten principale in te gaan op hun eigen grondwaarden. Dat kan van Groep Lazrak en Groep Wilders niet gezegd worden. Zij nemen aan het debat geen deel.
En VVD-aanvoerder Van Aartsen houdt het zo kort dat CU-leider Rouvoet vaststelt „dat Thorbecke (die levensbeschouwing uit het politieke debat wilde weren, AdJ) nog steeds in ons midden is.” Van der Vlies (SGP) vindt het een meevaller dat Van Aartsen überhaupt in de zaal is. „In uw Liberaal Manifest lees ik: dat waarden en normen niet op de politieke agenda thuishoren. Ik ga er dus van uit dat u zich er sterk voor gaat maken dat zinnetje uit het manifest te schrappen.”
PvdA-leider Bos grijpt het debat aan om zijn gram te spuien over het totale kabinetsbeleid. Volgens hem gaat het in het debat over waarden en normen alleen maar over „klein fatsoen”: het opstaan voor ouderen in de tram, de vuilnis op de goede dag buiten zetten en niet uit het raam kieperen en een praatje maken met een vereenzaamde buurman. „Maar als het gaat om het groot fatsoen, om armoede, milieu en wantoestanden in de verpleeghuizen, dan hoor ik u niet.” Door eenzijdig te focussen op „klein fatsoen” heeft Balkenende het debat over waarden en normen de afgelopen jaren „verbabbeld en verkleuterd”, oordeelt Bos.
Balkenende bijt verontwaardigd van zich af. Of de heer Bos wat minder kleinerend wil doen over klein fatsoen. Want het gaat hier wel om zaken die de leefkwaliteit van veel burgers bepalen, aldus de premier.
En over grote vraagstukken zoals armoede en milieu laat hij zich wel degelijk uit. „In Johannesburg heb ik in een lezing uitgebreid over het milieu gesproken.” Trouwens, het hele beleid van zijn kabinet is op de toekomst gericht. „Ik ben er voortdurend mee bezig hoe het leven er in Nederland over twintig, dertig of veertig jaar uitziet.”
Daarom kost het Balkenende geen moeite aan het eind van het debat zijn conclusie te trekken. „Toen ik drie jaar geleden over waarden en normen begon, werd daar lacherig over gedaan. Maar het thema is wel degelijk aangeslagen. Iedereen heeft het erover. Daarom ga ik er onverminderd mee door.”