In zekere zin ligt het voortbestaan van het kabinet in handen van het D66-congres. In zekere zin, want uiteindelijk zijn het niet congressen, maar is het het kabinet zelf dat over zijn eigen lot beslist. Alleen zijn de keuzemogelijkheden, na een afwijzend oordeel van D66, beperkt. Enkele mogelijke scenario’s.
1. D66 wil door
Hoe het D66-congres aanstaande zaterdag gaat oordelen, staat niet bij voorbaat vast. Meest waarschijnlijk is dat de moderne vleugel het wint van de traditionele, zodat een meerderheid van het congres haar fiat geeft aan het kabinet. CDA, VVD en D66 kunnen dan doorregeren, zij het met een flink aangepaste agenda. Dat zich de komende twee jaar weer nieuwe splijtstof voordoet, is niet uitgesloten, maar van het lastige en controversiële thema bestuurlijke vernieuwing is de coalitie in elk geval verlost.
2. Alleen fractie wil door
Als het D66-congres voortzetting van de coalitie afwijst, zouden kamerfractie en bewindslieden in principe kunnen besluiten toch door te gaan. De krappe meerderheid die de coalitie in de Kamer heeft, is immers niet aangetast? Ook het kabinet Den Uyl telde enkele ARP-bewindslieden die tegen de wil van hun partij tot de ministersploeg waren toegetreden. Maar zo’n besluit leidt natuurlijk wel tot grote spanningen binnen D66. Daarom is dit scenario hoogst onwaarschijnlijk. Het is bovendien de vraag of CDA en VVD dit zouden willen.
3. Een minderheidskabinet
Zou het D66-congres de door de kamerfractie gemaakte afspraken afwijzen, dan is er voor de coalitie nog een andere manier van doorregeren, te weten zonder D66. We spreken dan van een minderheidskabinet: een kabinet dat niet bij elk onderwerp bij voorbaat op voldoende steun in de Tweede Kamer kan rekenen. Staatsrechtelijk is er geen enkele regel die dat verbiedt. Maar Nederland heeft nauwelijks een traditie op het gebied van minderheidskabinetten. Het zou ook een hachelijke onderneming zijn. Het kabinet van CDA en VVD zou zijn meerderheid nu eens bij de LPF, dan weer bij D66 of anderen moeten halen.
4. Verder met LPF of CU
In het verleden is het wel voorgekomen dat een kabinet halverwege de rit één coalitiepartner inwisselde voor een ander. Maar sinds in de periode 1963-1967 op grond van één kamerverkiezing achtereenvolgens drie kabinetten aantraden (de kabinetten-Marijnen, -Cals en -Zijlstra), zijn politici en staatsrechtgeleerden dergelijke noodgrepen overwegend als „niet netjes” gaan beoordelen. Pikant gegeven: een van de redenen waarom D66 ooit is opgericht was de onvrede over het feit dat de confessionele partijen in 1965 halverwege de rit de VVD inwisselden voor de PvdA.
In dit geval zouden LPF of ChristenUnie/SGP in aanmerking komen. Maar het is onwaarschijnlijk dat de grote partijen met brokkenmaker LPF, een partij die volledig op zijn retour is, nog ooit in zee zouden willen. En CU-leider Rouvoet staat ook niet te trappelen.
5. Nieuwe verkiezingen
Als het D66-congres negatief oordeelt, is de meest logische weg nieuwe verkiezingen. Maar die optie kent bij voorbaat nogal wat verliezers. Verliezer is het openbaar bestuur in het algemeen. Drie kamerverkiezingen in drie jaar: dat is niet goed voor het land. Verliezer is ook premier Balkenende, die voor de tweede keer op rij een kabinet ziet struikelen. Zal hij nog ooit naam kunnen maken als krachtig en betrouwbaar politicus? Verliezer is ten slotte de coalitie als geheel, die waarschijnlijk niet opnieuw een meerderheid zal halen. Winnaar is hoogstwaarschijnlijk de PvdA van Wouter Bos, die in nieuwe coalitieonderhandelingen een ijzersterke uitgangspositie zal hebben.