Oorlogsdreiging kan benarde autofabrikanten oppepper geven
Geen auto’s bouwen, maar drones of pantserwagens. Kan de behoefte aan defensiematerieel noodlijdende autofabrikanten redden? „Drones zijn een blijvertje.”

Toen het Nederlandse familiebedrijf VDL geen Mini’s en compacte SUV’s meer mocht bouwen van opdrachtgever BMW, was Born in last. Hoe moest die trotse fabriek –een van de modernste van Europa– met al die medewerkers in het Limburgse plaatsje nu verder?
BMW Group zegde in 2020 het contract op met VDL Nedcar. De laatste auto die Nedcar voor het Duitse luxemerk uit München in elkaar zette, rolde in februari vorig jaar van de band. Deels omdat de verkoop van de modellen die VDL bouwde tegenviel, maar naar verluidt ook omdat BMW de productie weer in eigen huis wilde hebben.
Elektrische auto’s bouwen is een relatief nieuw vak en kampt nog met kinderziektes. Daar willen automerken liever zelf bovenop zitten dan het productieproces uit te besteden aan een externe partij als VDL.
Intussen is het bedrijf van de familie Van der Leegte ruim vier jaar verder en nog altijd is in Born geen serieuze opdrachtgever gesignaleerd die de fabriek weer tot leven brengt. De hoop op massaproductie van automodellen is in de economisch kwetsbare regio rondom Born vervlogen. Zeker nu de auto-industrie geplaagd wordt door ingezakte verkopen van met name volledig elektrische automodellen. Importheffingen en geopolitieke spanningen helpen ook niet mee.
Voordelig
Toch zou de onrust in de wereld voordelig uit kunnen pakken voor uitgerangeerde autofabrieken, zoals die van VDL Nedcar. Ook de voormalige fabriek van Audi bij Brussel, de met sluiting bedreigde VW-fabrieken in Duitsland of kwetsbare productielocaties van Stellantis in Italië kunnen iets betekenen om de militaire slagkracht van de EU te vergroten.
Sinds duidelijk is dat Europa militair zelf de broek op zal moeten houden, hebben EU-landen samen 800 miljard euro gereserveerd voor het op peil brengen van Europa’s militaire macht. De behoefte aan pantserwagens en drones is enorm.

Het Nederlandse ministerie van Defensie en VDL zijn al met elkaar in gesprek over de mogelijkheid om (een deel van) de capaciteit van de fabriek in Born vrij te maken voor defensieproductie. Het bedrijf reageerde op een oproep van defensieminister Brekelmans (VVD) aan Nederlandse bedrijven om te onderzoeken of ze iets kunnen betekenen in de productie van militair materieel.
Brekelmans: „VDL wordt het vlaggenschip van de vernieuwde samenwerking tussen Defensie en bedrijven.” Er is veel materieel nodig, laat het ministerie op de site van de overheid weten: „Van gevechtsvoertuigen tot drones, van traditioneel materieel tot hightechsystemen.”
Meeprofiteren
„De automotivesector kan zeker meeprofiteren van de grote vraag naar legermaterieel”, stelt Rico Luman, sectoreconoom automotive bij ING. Dat geldt niet alleen voor VDL, maar voor veel bedrijven in Europa. „Er is behoorlijke overcapaciteit in de autoproductie, zoals bij de Volkswagenfabriek in Osnabrück. Ook is er belangstelling van wapenfabrikant Rheinmetall, die ook toeleverancier is van de auto-industrie.”
Net als VDL heeft ook topman Oliver Blume van Volkswagen gezegd te willen bekijken of de autofabrikant uit Wolfsburg militair materieel kan bouwen. Luman: „Dat vereist wel specifieke kennis en meer maatwerk, maar het is een reële mogelijkheid, ook gezien de vereiste snelheid van schakelen. Bestaande productielocaties kunnen worden gebruikt.”

Jean-Paul van Oudheusden, marktanalist automotive bij handelsplatform eToro, ziet vooral een kansrijke toekomst voor het ontwikkelen van drones: „Daar is een enorme vraag naar. Vanuit defensie, maar bijvoorbeeld ook vanuit de landbouw. Als VDL erin slaagt om voorop te lopen met de productie van innovatieve drones, dan liggen daar kansen. Drones zijn een blijvertje.”
Hij vindt het „niet heel logisch” dat Volkswagen in de fabrieken die ze willen afstoten zelf militaire voertuigen gaat bouwen. Van Oudheusden: „Dat kan een partij als Rheinmetall veel beter zelf doen, met Volkswagen hooguit als een soort onderaannemer.”
De toegenomen oorlogsdreiging komt Duitse vrachtwagenfabrikanten ook niet slecht uit. De fabrieken van Mercedes Trucks in Wörth of van Volkswagendochter Man in München komen in aanmerking voor productie voor defensie, denkt ING-econoom Luman.

In Nederland levert vrachtwagenfabrikant Scania, dat een grote productielocatie in Zwolle heeft, al aan defensie. Ook Daf Trucks in Eindhoven –in het verleden vaste partner voor defensie– kan wellicht weer overschakelen op ‘legergroen’. Luman ziet ook kansen voor de toeleveranciers van de auto-industrie, zoals Continental, ZF en Bosch.
President-directeur Willem van der Leegte van de VDL Groep heeft er in ieder geval vertrouwen in dat zijn bedrijf kan overschakelen naar oorlogsmaterieel: „Met meer dan honderd ontwikkel- en maakbedrijven beschikken we over de competenties die relevant zijn als je een industrie wilt opschalen: industrialiseren, productontwikkeling, automatiseren en assembleren. Bovendien beschikken we in Born over een locatie met genoeg ruimte, waar gebrek aan stroom geen issue is en waar volop kennis is van assembleren met hoge kwaliteit.”
Of de productie van militair materieel de weggevallen autoproductie helemaal zal vervangen, kan een woordvoerder van VDL nog niet zeggen: „Wat we gaan produceren, en vanaf wanneer, is onderwerp van gesprek.”