Dr. M.J. Paul schrijft boek over „het meest Joodse Evangelie”
Dr. M.J. Paul schreef een nieuwe uitleg over Mattheüs, met een rijkdom aan Joods bronmateriaal. „Verdieping in de uitlegregels van het Jodendom is belangrijk.”

Voor de eerdere totstandkoming van de twaalfdelige Studiebijbel Oude Testament raadpleegde dr. Mart-Jan Paul vaak de verklaringen van Joodse Bijbelgeleerden. Vooral omdat het hún schriften zijn, zegt de hoogleraar Oude Testament (OT) aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) in Leuven.
Voor de studiebijbel kroop dr. Paul elk hoofdstuk van het OT door. Vanuit de wet, profeten en geschriften trok hij als christen lijnen naar het Nieuwe Testament (NT). Voor hem reden genoeg om als oudtestamenticus een nieuw boek te schrijven. Dit keer over het Mattheüsevangelie. Daarin werd hij bijgestaan door drs. Kees de Vreugd, die goed thuis is in het Jodendom. Het resultaat wordt op 8 april gepresenteerd in het Israëlcentrum van Christenen voor Israël in Nijkerk.
Waarom Mattheüs?
„Omdat dit Bijbelboek het meest Joodse Evangelie is. Het bevat zeer veel verwijzingen naar het OT. Als bestuurslid van het Centrum voor Israëlstudies in Ede heb ik samen met rabbijnen het Mattheüsevangelie gelezen. Verrassend genoeg wilden de rabbijnen dat wel. Vijf christelijke theologen en vijf rabbijnen deden mee.
Ik heb veel contact gehad met rabbijn Yitzhak Ajzner, die dit Bijbelboek voor die tijd nog nooit had gelezen. We zijn het hele Evangelie doorgegaan en hebben per hoofdstuk meestal een of twee teksten behandeld. Ajzner was vol verbazing dat Mattheüs zo’n Joods boek was.”
Er zijn Joden die zeggen dat Mattheüs de Joodse Schriften verdraait.
„Mattheüs voert argumenten aan waarom Jezus de Messias is. Als je dat verwerpt, kun je het met Mattheüs niet eens zijn. Toch blijft het een zeer Joods boek. De vraag is: wie is Jezus? En daar scheiden onze wegen.
Toch komt er binnen het Jodendom steeds meer zicht op de verscheidenheid binnen het Jodendom ten tijde van het NT. Onder andere door de ontdekking van de Dode Zeerollen in Qumran sinds 1947. Godsdienstige Joden zijn het soms oneens met wat er in die rollen opgetekend staat.
Sinds de oprichting van de staat Israël is er een opvallende toename van Joodse geleerden die het NT bestuderen. Dit omdat het bij de geschiedenis van hun land hoort.”
Sommigen ontkennen dat Mattheüs door Mattheüs zelf is geschreven. Zijn naam is niet vermeld aan het begin van het Bijbelboek.
„Ik heb geen reden om eraan te twijfelen. Hij heeft inderdaad zijn naam niet genoemd, maar er waren ook andere manieren om te zeggen dat je de schrijver was. Bijvoorbeeld door de auteursnaam op de buitenkant van de papyrusrol te schrijven. De schrijver is in ieder geval iemand geweest die goed thuis is in de Schriften en het Jodendom. Tollenaars kregen een goede opleiding. En Mattheüs is een tollenaar geweest.
Ik laat in het midden of het Evangelie oorspronkelijk in het Hebreeuws of het Grieks geschreven is. Ook al zou het oorspronkelijk in het Grieks geschreven zijn, dat is dan gedaan door mensen met een Hebreeuwse denkwijze.
Velen zeggen dat Mattheüs tussen 80 en 90 na Christus geschreven is. Wat denkt u?
„Mattheüs wordt in Schriftkritische kringen vaak laat gedateerd. Wanneer je echter kijkt naar de inhoud van het Evangelie, zijn er veel redenen om Mattheüs vóór de verwoesting van de tempel in het jaar 70 te dateren. De discipelen laten Jezus de mooie gebouwen van de tempel zien, melaatsen moeten naar de priester gaan en er wordt nog tempelbelasting geïnd. De tempel stond er dus nog.
We moeten wel onderscheid maken tussen de inhoud van Mattheüs en het moment dat die inhoud op papier kwam. Wat Mattheüs zegt, kan teruggaan op mondelinge overlevering. Het is dus mogelijk dat het boek later is geschreven. Als de inhoud maar teruggaat tot rond de jaren dertig van de eerste eeuw.”
Mattheüs is een Jood. Hoe legt hij de Schrift uit?
„Hij gebruikt allerlei Joodse uitlegmethoden. Allereerst is er de ”pesjat”, een vaak letterlijke betekenis van een tekst. Daarna volgen de ”remez”, een zinspeling op een diepere betekenis van de tekst, de ”derasj”, een uitleg die zoekt naar een geestelijke betekenis en de ”sod”, die duidt op een verborgen betekenis. Deze methoden zijn later verder ontwikkeld.
Ik noem een voorbeeld. Mattheüs maakte met teksten uit het OT toespelingen op actuele situaties. Denk maar aan de kindermoord in Bethlehem. In Mattheüs 2 staat dat vervuld is wat de profeet Jeremia in hoofdstuk 31 van dat Bijbelboek sprak.
Die profetie betrof de terugkeer uit de Babylonische ballingschap. Jeremia presenteert Rachel als moeder van het hele Joodse volk. De Babyloniërs verzamelden de Judese ballingen in Rama voor hun wegvoering naar Babel. Mattheüs verbindt deze pijnlijke gebeurtenissen met het verdriet vanwege de kindermoord in Bethlehem.”
Dus je zou zomaar verschillende verbindingen kunnen maken met Bijbelteksten?
„Binnen het Jodendom blijft de letterlijke betekenis altijd staan. Als je een tekst wilt toepassen, moet die toepassing recht doen aan het geheel van de Schrift. Ook als Joodse schrijvers de tekst niet uitleggen volgens de oorspronkelijke betekenis, dan is die uitleg toch gegeven met het oog op een concreet probleem.
Denk bijvoorbeeld aan de tekst „Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen”. Mattheüs citeert hier Hosea 11:1. Dat is geen profetie, maar een terugzien op de uittocht uit Egypte.
Het ”vervullen” betekent hier niet: „Het was voorzegd en is uitgekomen.” Mattheüs ziet in de verhuizing van Jezus naar Egypte en weer terug een herhaling van Gods weg met Zijn volk. Als Messias ging Hij dezelfde weg. Het is dus geen verzonnen vervulling van Mattheüs om kloppend te krijgen dat Jezus de Messias is.”
Hoe kijkt u aan tegen de hernieuwde belangstelling voor de Joodse achtergronden van het NT?
„Positief, want ik merk dat we de Bijbel vaak uitleggen vanuit een westers perspectief. Het is belangrijk om je te verdiepen in de uitlegregels van het Jodendom, en niet je eigen normen van uitleg op de Schrift toe te passen.
Soms krijg ik de vraag of ik niet te veel word meegezogen in de Joodse uitleg. Dat is niet het geval. Er zijn inderdaad meer overeenkomsten met het Bijbelboek en het Jodendom dan ik dacht, maar het unieke van Jezus komt des te scherper naar voren. Jezus leert als machthebbende en niet als de farizeeën en Schriftgeleerden. Hij had een geheel andere manier van onderwijs geven. Die beide punten wil ik benadrukken.”
Het Jodendom is in de laatste 2000 jaar ontwikkeld. Als je latere rabbijnse visies op Schriftuitleg over het NT heen legt, zou je een ander beeld kunnen scheppen dan de discipelen bedoeld hebben.
„Er worden inderdaad soms vroegere en latere Joodse gebruiken en opvattingen door elkaar gehaald. Er zijn ten onrechte bepaalde Joodse gebruiken uit latere tijden op het NT geprojecteerd.
Zoals in sommige populaire christelijke boeken. Daarin staat dat Jezus een rabbi was met ”schmiga”, een speciale verordening, waarbij je nieuwe interpretaties mocht toevoegen aan de uitleg van de Bijbel. Zo’n verordening was echter een instelling uit een latere periode.
In de tijd van het NT waren er allerlei rondreizende rabbijnen die in de synagogen mochten onderwijzen. Maar er was geen aparte theologische opleiding met een bevestiging onder handoplegging. En in Johannes 7 staat dat Jezus geen opleiding gehad heeft.”
Hoe bepaal je of iets een vroege of latere Joodse traditie is?

„Er is veel onderzoek gedaan naar wat de oudste kern van de Joodse Talmoed is en naar wat latere toevoegingen zijn. De Talmoed is de uitwerking van de verzameling van mondelinge overleveringen. Binnen de Talmoed zijn er verwijzingen naar de scholen van de rabbijnen Hillel en Shammai, mensen uit de eerste eeuw.
Er staan ook ”baraitot” in, uitspraken van geleerden uit de eerste twee eeuwen. We kunnen dus veel dateren. Met uitspraken uit de derde of vierde eeuw zijn we voorzichtiger om ze toe te passen op de tijd van het NT.
In Jezus’ tijd waren er verschillende Joodse groeperingen, zoals farizeeën, sadduceeën en essenen. Na de verwoesting van de tempel zijn de farizeeën overgebleven. De Joodse groeperingen hadden onderling verschillende opvattingen. In de Dode Zeerollen staan bijvoorbeeld geen voorschriften over ceremoniële handwassingen. De farizeeën hadden wel rituele handwassingen voor het eten.”
Hebt u nieuwe ontdekkingen gedaan tijdens uw onderzoek?
„Jazeker, bijvoorbeeld in de tekst „Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen”. Het woord ”kome” is ten onrechte toegevoegd. Christenen dachten in latere eeuwen dat deze tekst het hele Jodendom gold. Zij werden Godsmoordenaars genoemd.
De betekenis moet zijn: ”Zijn bloed op ons”. De Joden namen dus niet in de toekomst, maar op dat moment de verantwoordelijkheid voor Jezus’ dood. Net zoals de verspieders Rachab beloofden de aanwezigen in haar huis te sparen tijdens de val van Jericho. En zo niet, dan zou het bloed van die persoon op hun hoofd zijn.
Het paleis van Pilatus kon overigens maximaal zo’n 500 mensen herbergen. Het was een uur of zes ’s ochtends, dus weinig Joden zullen aanwezig zijn geweest bij Jezus’ veroordeling. Het was waarschijnlijk een klein gezelschap, geselecteerd door farizeeërs.
Er wordt weleens gezegd: „Heden: Hosanna, en morgen: Kruis Hem.” Het zou echter kunnen gaan over twee verschillende groepen. De Joodse pelgrims naar Jeruzalem verwelkomden Jezus, en het sanhedrin met aanhang kruisigde Hem.”
U neemt als conservatieve theoloog een minderheidspositie in. Hoe gaat u daarmee om?
„Altijd probeerde ik de opvattingen van anderen serieus te nemen en te laten zien dat ik wist waar zij het over hadden. Vervolgens kun je argumenten aanvoeren voor wat naar mijn mening een meer Bijbels standpunt is. Daarbij bid ik dat God me in alle waarheid zal leiden. We kunnen ons zo makkelijk vergissen.
In mijn studententijd was de Schriftkritiek overweldigend aanwezig. Opvattingen uit de orthodoxe hoek werden getypeerd als zondagsschoolgeloof. Alsof je niet genoeg over dingen nadenkt. In die tijd schreef ik mijn proefschrift over de boeken van Mozes. Tijdens het onderzoek kwam ik allerlei Schriftkritische opvattingen tegen, bijvoorbeeld dat die boeken niet door Mozes zijn geschreven, maar dateren uit de tijd van de koningen en de ballingschap. Als dat waar zou zijn, heeft Israël geen vast fundament om naar terug te gaan. Dat gaf mij veel aanvechting.”
Hoe kwam u daar weer uit?
„Ik bad om de leiding van Gods Geest, maar ging ook aan het werk om alles te onderzoeken. Toen merkte ik dat er bepaalde vooronderstellingen ten grondslag liggen aan de Schriftkritische opvattingen over de Bijbel. Vraag dus door naar die vooronderstellingen. Vaak kun je merken dat dáár de beslissingen vallen ten aanzien van Bijbelgezag of de datering van Bijbelboeken.
Ook bleek dat ik op wetenschappelijk gebied een behoudend standpunt kon innemen. Mijn promotor zei zelfs: „Jij bewijst dat er ook andere benaderingen mogelijk zijn.” En dat terwijl hij het niet met mij eens was.
De wetenschappelijke methode is te beperkt om te bewijzen dat de Bijbel betrouwbaar is. Zowel orthodoxe als Schriftkritische theologen hebben hun eigen vooronderstellingen, waarnaar zij handelen. We moeten geloofskeuzes maken, vanuit de vooronderstelling dat God en Zijn Woord betrouwbaar zijn.”
Dus alsnog een ”zondagsschoolgeloof”?
„Dat niet, want dan zou je alles kritiekloos voor waar aannemen. Er zijn goede argumenten voor de betrouwbaarheid van de Bijbel. Alleen al aan de hand van het Mattheüsevangelie kan ik zeggen: zie je dan niet dat de Schrift vervuld is? De veronderstelling dat de Bijbel waar is blijft een kwestie van vertrouwen, maar er is alle reden om dit boek te vertrouwen.”
Mattheüs. Bijbelverklaring met Joodse en archeologische achtergronden, uitg. De Banier; 427 blz.; € 29,95