Evangelist Ter Maaten bij In de Rechte Straat: Kerkmodel in Limburg anders dan op Biblebelt
Het kerkmodel in Limburg hoeft niet hetzelfde te zijn als op de Veluwe, meent Henk ter Maaten. „Het is niet nodig om met een doos hoedjes bij de ingang van de kerk in Horst te gaan staan.”

Ter Maaten, evangelist in het Limburgse Horst, zei dat zaterdagmorgen tijdens de ontmoetingsdag van de stichting In de Rechte Straat (IRS). De bijeenkomst, die ongeveer 140 bezoekers trok, vond plaats in het gebouw van de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem. Het thema was ”Evangelisatie in Zuid-Nederland”. Behalve Ter Maaten spraken ook de evangelisten Jan Bayense uit Kerkrade en Corné de Geus uit Oosterhout.
Ter Maaten maakte zijn statement tijdens een paneldiscussie, waaraan behalve de drie evangelisten ook deelnamen Jan-Dirk Lieftink, voorzitter van Stichting Evangelisatie Sjofar, en Gerard Roseboom die evangeliseert in Maastricht. Ze werden bevraagd door Francina Stolk.
Liturgie
Op een vraag van Stolk over de toekomst van het evangelisatiewerk antwoordde Ter Maaten dat het kerkmodel van de gemeenten in de Biblebelt anders is dan in evangelisatiegebieden. „Je loopt dan aan tegen liturgie en vormen. Het is niet nodig om met een doos met hoedjes bij de ingang van de kerk te gaan staan.”
De Geus, die evangelist is in Noord-Brabant, sloot zich hierbij aan. „Vrouwen hoeven niet naar ons toe te komen met een rokje aan. Ze kunnen gewoon komen.”
Bayense zei dat er vooral Limburgers nodig zijn om het Evangelie uit te dragen naar hun provinciegenoten. Hij stelde dat Limburgers niet zo gediend zijn van ”Hollanders” en dat velen een afkeer hebben van „de kerk”, zowel van de rooms-katholieke als van de protestantse. Daarom zouden Limburgers meer ingang hebben bij hun eigen volksgenoten.
De Geus merkte op dat hij in contact probeert te komen met inwoners van Oosterhout, maar bij voorkeur niet in het drukke centrum omdat de mensen daar te gehaast zijn en bijvoorbeeld naar de parkeergarage moeten. Een park vindt hij een betere plek. „Dan zit ik op een bankje naast iemand in het zonnetje en praten we over het nieuwe leven dat er in de lente aankomt. Het gaat vanzelf.”
Ter Maaten: „Ik ben van de relatie en praat niet altijd direct over Jezus. Iemand die Wiel heette, liep altijd onze kraam voorbij, maar op een keer kwam hij naar ons toe en begon hij te praten over zijn ernstige ziekte. Ik heb zijn verhaal aangehoord en het niet over Jezus gehad. Dat kwam tijdens een volgende ontmoeting. Toen heb ik het Evangelie gedeeld en luisterde hij vol bewondering.”
Ook Bayense vindt contacten belangrijk, al wil hij het als het aan hem ligt, wel graag direct over de Heere Jezus hebben. „Het gaat erom dat je geïnteresseerd bent in je medemens. Je moet eerst luisteren, dan luisteren en dan weer luisteren. Dan is men bereid om naar jou te luisteren.”
Inloophuis
De Geus zei in zijn voorafgaande toespraak dat er in Oosterhout ongeveer zestig vrijwilligers beschikbaar zijn voor inloophuis Oosterhart. Het rooms-katholieke gedachtegoed is er volgens hem nog sterk aanwezig. „Deze week sprak ik een vrouw die wilde bidden voor een overleden familielid. Ik heb toen voorgesteld dat ik voor haarzelf zou bidden.”
Bayense zei tijdens zijn toespraak dat de Heere grote dingen gedaan heeft in de gemeente van Kerkrade. Als voorbeeld noemde hij een jongeman, die meegekomen was, die vroeger verslaafd was aan cocaïne en die binnenkort gaat beginnen met een studie theologie aan de Christelijke Hogeschool Ede. Op zondag komen er circa twintig mensen naar de bijeenkomsten. Dat is meer dan waarop hij vroeger rekende.
Ter Maaten noemde de christelijke gemeente De Schuilplaats in Horst „kwetsbaar. Het is nog geen geïnstitueerde gemeente. Op zondag komen er tien tot vijftien kerkgangers. De gemiddelde leeftijd van de bezoekers is boven de zestig. Ter Maaten hoopt op de komst van meer geboren Limburgers tijdens de bijeenkomsten.
„We worden bemoedigd door de vakantiegangers, maar daar kunnen we de gemeente niet mee bouwen. We werken aan een kleine schuilplaats vol Horstenaren die hebben leren buigen voor Jezus.”
Geschiedenis
IRS-directeur Hans van Hoof gaf in vogelvlucht een overzicht van de geschiedenis van de 65-jarige stichting, die nog niet met pensioen gaat. De organisatie werd in 1960 opgericht door ds. H.J. Hegger, een uitgetreden rooms-katholieke priester. Hij hielp andere priesters die waren uitgestapt en ving hen op in Villa Wartburg in Velp. In 1960 richtte hij IRS op om hen zowel materiële als pastorale hulp te geven.
Het werk breidde zich in de jaren erna uit. Van Hoof noemde met name de uitgetreden priester Toon Vanhuysse die in het Belgische Tongeren veel goed werk heeft gedaan. Elke zondag komen er nog mensen samen in gebouw De Stem van de Goede Herder in die plaats.
Er is wel wat veranderd, aldus Van Hoof. Zo richt IRS zich voor haar missionaire activiteiten onder rooms-katholieken niet meer op de hele wereld, maar nagenoeg uitsluitend op Europa, en dan –naast Nederland– met name op Polen, Oostenrijk, Italië en Spanje. De activiteiten gebeuren nu meer op projectbasis. Verder is er aandacht voor toerusting van personen die evangeliseren in (voormalige) rooms-katholieke gebieden.
De bijeenkomst werd geopend door IRS-voorzitter ds. P.D. Teeuw. Hij mediteerde over Hebreeën 7:26, waar het gaat over de hogepriester Jezus Christus. „Deze hogepriester heeft iedereen nodig.”