Mens & samenlevingHet gesprek
IRS-bestuurder Hans van Hoof: Niet langer rooms, wel met hart en ziel katholiek

„Moe, ik ga weer naar de kerk.” „Dat is mooi, jongen.” „Maar moe, ik ga niet naar de Roomse Kerk, maar naar een protestantse”, verduidelijkt Hans van Hoof. Het is even stil. „Dat geeft niet jongen, je gaat weer naar de kerk.” Rooms is Van Hoof (72) al lange tijd niet meer. Maar katholiek wil hij zijn. Met hart en ziel.

Aad van Toor
Hans van Hoof. beeld Niek Stam
Hans van Hoof. beeld Niek Stam

„Het was een teer moment in mijn leven”, zegt Hans van Hoof. „Mijn moeder was ziek en zou kort daarna sterven. Haar leven lang was zij in woord en daad diepgelovig rooms-katholiek. Toch liet ze me liefdevol gaan, zonder mij los te laten. Nog raakt het mij heel diep.”

Roomse wortels raak je nooit helemaal kwijt, vindt Van Hoof. „Samen met mijn broer zong ik vorige week nog gregoriaans. Hij zingt in een zogenoemde schola, toonde mij zijn gezangboek –een dik missaal– en zei: Die ken jij vast nog wel. Samen hieven we tweestemmig het pelgrimslied aan: ”O esca Viatorum” en daarna ”In Paradisum”. Prachtige liederen die elke christen vanuit zijn hart zou moeten zingen.”

Van Hoof uit Maurik is interim-directeur van de stichting In de Rechte Straat (IRS). Hij probeert bruggen te slaan tussen rooms-katholieken en protestanten. „Misverstanden weg te nemen, kennis over te dragen, het Bijbellezen te stimuleren. Wat overigens ook onder protestanten hard nodig is. Kortom, verbinding te zoeken. Steeds en alleen benadrukken wat ons scheidt, helpt niet verder. Zoeken naar overeenkomsten, dat kan verbinding en respect geven.”

Waar stond uw wieg?

„In een klein dijkhuisje in het Brabantse Fijnaart was ik de twaalfde kindermond die te vullen was. Er zou ook nog een dertiende bij komen. Het was een eenvoudig, degelijk rooms-katholiek arbeidersgezin, zoals die meer voorkwamen in die polder. Vader werkte zich een slag in de rondte als boerenarbeider. Tijdens de bietencampagne had hij een tweede baan in de suikerfabriek in Dinteloord. Mijn oudere broers werden direct na hun lagereschooltijd in een overall gehesen en het land op gestuurd. Behalve mijn oudste broer, die naar het seminarie ging om priester te worden. Toen vanuit West-Brabant de pendelbusjes met arbeiders naar de Rotterdamse haven reden, gingen ook mijn broers daar aan de slag. Later volgde mijn vader. Ieders verdiensten kwamen in de huishoudpot. En mijn oudste zus hielp fulltime thuis.”

Dertien kinderen in een dijkhuisje?

„Op de bovenverdieping hing een gordijn. Aan de ene zijde sliepen de meiden, de andere kant was voor de jongens. Beneden was een woongedeelte met een bedstee. Aan het voeteneind zat een krib, waarin de jongste lag. Ik weet het alleen uit overlevering, want in mijn vierde jaar verhuisden we naar een villa in het dorp. Tenminste, zo ervaarden we de eenvoudige tussenwoning met vier slaapkamers en een zolder. Een zee van ruimte waarin we zelfs verstoppertje konden spelen. Genoeg ruimte ook om opa en oma te laten inwonen.”

Was dat thuis, figuurlijk, een warm nest?

„Zeker. Zoals dat goede Brabanders betaamde, werd er veel gekaart. We speelden eindeloos monopoly, liefst uren achtereen. Maar even vaak speelden we zonder spellen. Zoals ”busje” in de woonkamer. Stoelen achter elkaar, een rond metalen dienblad als stuur. Buskaarten maakten we zelf, met een nagelknipper knipten we kaartjes. We vermaakten ons uitstekend. Maar het was geen vetpot, de kinderbijslag was een noodzakelijke aanvulling. Als bijna jongste van de kinderen heb ik de moeilijkste tijd niet meegemaakt. Ik was een van de eersten die na de lagere school verder mochten leren, eerst op het seminarie, daarna op de ulo en de hbs.”

Hoe waren de kerkelijke verhoudingen op het dorp?

„De ene helft van de mensen was rooms-katholiek, de andere helft protestants. De scheiding was niet zozeer vijandig, wel nadrukkelijk. Er was een roomse bakker, en een protestantse. Het was ondenkbaar dat we bij de protestantse bakker aanklopten. Hetzelfde gold de slager en de kapper. Er werd op toegezien met wie wij als kinderen omgingen. Toen ik wat ouder was, zaten onder mijn vrienden ook wel protestantse jongens. Ze mochten thuiskomen, maar blijven slapen was nooit aan de orde. Want ’s avonds baden wij met het gezin het rozenhoedje, eenmaal het gebedssnoer rond. Dat was een intiem moment en mijn ouders vonden het ongepast als daar onbekenden bij waren.

Tegelijk waren vader en moeder wel heel respectvol. Wij gingen zondags altijd naar de vroege mis van acht uur en waren dan ook weer bijtijds thuis. Maar als dan het kerkvolk naar de hervormde kerk langsliep, mochten wij niet op straat spelen en moesten binnenshuis afstand bewaren tot het raam, anders stoorden wij de protestantse mensen in hun kerkgang.”

Het rozenhoedje en de vroege mis. Hoe kreeg thuis het godsdienstige leven verder invulling?

„Mijn moeder was een vrome vrouw. Elke gelegenheid om naar de kerk te gaan werd benut. Ik was al op jonge leeftijd misdienaar, dus ging ik elke ochtend voor schooltijd naar de kerk. De meimaand was Mariamaand, dan gingen we dagelijks met het gezin ’s avonds naar het zogenoemde lof. Thuisgekomen volgden nog de speciale Mariagebeden. Trouw vulden we op zondag een hele bank met ons gezin, wat ons de bijnaam ”De heilige familie” opleverde.”

Uw moeder moet wel wat mans geweest zijn.

„Moe was heel zorgzaam. Naaide zelf veel kleertjes, zat tot laat achter de naaimachine en ging dan gelijk maar even door om voor de buurkinderen wat kleren te verstellen. Want daar hadden ze het ook niet breed. Haar rol ervaarde zij als vanzelfsprekend, Wat zij deed was niet meer dan christenplicht. Van mijn vader –hij was rechtdoorzee– leerde ik twee belangrijke dingen: rechtvaardigheid en eerlijkheid. Hij was een echte vader. Als je met elkaar aan de lange tafel zat, kwam er een grote pan op tafel. Iedereen was natuurlijk bang erbij in te schieten, dus alle borden werden direct opdringerig bij de pan gehouden. Vader schepte op en als hij onze gretigheid zat was, dan zwaaide de lepel weleens de andere kant uit. Vader zorgde voor de orde, moeder was, ja, gewoon de liefste moeder die er rondliep.”

„Vader zorgde voor de orde, moeder was, ja, gewoon de liefste moeder die er rondliep” - Hans van Hoof, interim-directeur IRS

Was er kerkelijk ook aandacht, pastoraat voor het gezin?

„Dat was er heel nadrukkelijk. Enig tijd had ons dorp een pastoor en twee kapelaans. Die zagen er op een ouderwetse manier nauwlettend op toe dat de gedragsregels werden nageleefd. Als je te lang niet te biecht was geweest, kwam de pastoor even informeren. Geboorteplanning was niet aan de orde. Geslachtsverkeer diende gericht te zijn op het verwekken van kinderen. Moe werd een keer de toegang tot de biecht ontzegd. Enigszins in lijn met de Bijbelse reinigingswetten moest een vrouw na een miskraam te biecht gaan bij de priester en bidden bij het Maria-altaar om weer toegelaten te worden tot de eucharistie. Mijn moeder werd echter naar huis gestuurd om eerst haar plicht te doen; opnieuw zwanger worden.”

Hoe werd dat ervaren?

„Als heel pijnlijk, maar mijn ouders accepteerden het wel. De pastoor in de parochie had veel gezag, kreeg ook veel respect. Werd soms zelfs op handen gedragen. In ons eenvoudige arbeidersgezin werd eenmaal per jaar een varken aangeschaft en vetgemest. Dat was voor het gezin. Maar na de slacht ging eerst het beste stuk vlees naar de pastorie. De geestelijkheid had toen een positie op eenzame hoogte. Er werd tegen opgezien, naar geluisterd, en zeker geen kwaad van gesproken. Nu misschien moeilijk te begrijpen, maar toen vanzelfsprekend.

In een degelijk en talrijk rooms-katholiek gezin was het gebruikelijk dat een van de kinderen in een klooster zou treden, non worden, monnik, priester of missionaris. Mijn oudste broer maakte het klein seminarium helemaal af. Maar toen hij aan zijn eerste geloften toekwam, besloot hij terug te treden. Zijn seminariumopleiding –zeker op het niveau van gymnasium– was niet erkend en hij stond ‘ongeschoold’ aan de dijk.”

Was het vervolgens uw beurt om naar het seminarie te gaan?

„Het werd een roeping genoemd, maar dan wel een gestuurde roeping. In de laatste klas van de lagere school ging ik op weekend naar het seminarie in Sparrendaal, tussen Vught en ’s-Hertogenbosch. Het was eigenlijk een voorbereiding op je toekomstige verblijf daar. Je kwam in contact met de priesters. Je werd als het ware vertrouwd gemaakt met de gedachte naar het seminarie te gaan.

Ook in de parochie zelf werd je door de pastoor regelmatig apart genomen om erover te praten. Op paaszaterdag moest wijwater worden uitgedeeld. Ik ging dan bij mensen lege waterflessen ophalen om die in de kerk te vullen. Dat werd gezien als een geestelijke taak en ik was tenslotte toekomstig priester. Ook haalde ik de missiebusjes op bij de mensen.

Als twaalfjarige ging ik niet naar het vervolgonderwijs, maar naar Sparrendaal. De congregatie daar was opgericht door monseigneur Hamer, een missionaris die werkte in China en rond 1900 omkwam bij de Bokseropstand. De congregatie bleef gericht op China en alle paters droegen Chinese namen. Mijn begeleider heette Sheng Fu, maar was eigenlijk pater Baars.

Drie keer per jaar zou je naar huis mogen, een wat langere zomerperiode en korte vakanties met Pasen en Kerst. Verder contact met thuis had je door briefwisseling. Vanaf de eerste dag ging het al mis; ik had onnoemelijke heimwee. Dapper probeerde ik het vol te houden, maar na ongeveer vier maanden liep ik weg en ging op eigen houtje naar huis.”

Kwam u terug als loser?

„Het was een complete verrassing toen ik aan de deur stond. Tranen met tuiten natuurlijk, maar moe ging met de buurman de spullen ophalen op het seminarie, ik ging naar de ulo en er werd nooit meer over gepraat. Nooit is mij een verwijt gemaakt, niet door mijn ouders, niet vanuit de pastorie.

Na de mulo stroomde ik door naar de hbs, maar dat kriebelde. Mijn zusters, ouder dan ik, mochten niet doorleren, ik wel. Dat was niet rechtvaardig, vond ik, en ik stopte in de examenklas. Net als de anderen thuis wilde ik werken en zo kwam ik bij de gemeente Breda.”

U weekte los van kerk en godsdienst?

„Ik buitelde mee in de golf van modernisering binnen en buiten de kerk. De kerken liepen leeg en allerhande noodoplossingen werden bedacht: beatmissen, populaire muziek in de kerk. Het hielp niet. Ik vervreemdde steeds meer van de kerk. Vooral door mijn eigen leven, zonder God en zonder moraal. Ik vat het liever zo samen. Na een aantal jaren zat ik aan de grond met een verloren leven, een stukgelopen huwelijk en een ontredderd bestaan, zonder houvast. Mag ik het daarbij laten?”

Leidde uw weg terug naar de kerk?

„De onrust dreef mij eerst terug naar de Rooms-Katholieke Kerk. Maar daar was in twintig jaar veel veranderd. Het gaf geen aansluiting, ik dobberde voort. Mijn werk in de ICT bood wellicht afleiding, maar geen houvast. Hoewel, in mijn klantenbestand zat ook de EO, gevestigd in een oud klooster. Bij een zakelijk bezoek nam mijn contactman, een evangelist, mij mee naar de weekopening in de kapel. We raakten daarna in gesprek en hij merkte twee dingen op: dat ik christelijk was opgevoed en dat ik behoorlijk in de knoop zat. Na enige tijd kwam hij op bezoek, met zijn vrouw aan zijn arm en een parallelbijbel in zijn hand. En hij bleef komen, en spontaan een soort Bijbelstudies houden.

„Bijbellezen was ik van huis uit niet gewend, we hadden thuis zelfs nooit een Bijbel gehad. Ik las of mijn leven ervan afhing” - Hans van Hoof, interim-directeur IRS

Terugkijkend verschoof er iets in mijn leven, hij zette mij op het spoor van Bijbellezen. Dat was ik van huis uit niet gewend, we hadden thuis zelfs nooit een Bijbel gehad. Ik las of mijn leven ervan afhing. Wat ook zo was. Ik werd gemaakt tot een zondige zoeker. Kwam terecht in de hervormde evangelisatie in Amstelveen, dankzij een vrouw, die later mijn vrouw mocht worden.

De manier van Woordverkondiging kende ik niet, maar die raakte mij. Het was ds. C. den Boer die sprak uit Romeinen 8, het zegelied van Paulus: „Niets kan ons scheiden van de liefde van Christus.” Waarom of hoe weet ik niet, maar dat was voor mij, en als ik terugkijk zette dat mijn leven op zijn kop. Die liefde, daar wilde ik meer van leren kennen. Voor Zijn dienst wilde ik mij aanmelden, mijn leven invullen zoals God dat vraagt. Ik kreeg grote gretigheid naar het Woord en las daarin alles wat los en vast zat. De dogmatiek van Van Genderen en Velema las ik als een roman, terwijl ik veel dingen helemaal niet begreep. Ik ging op belijdeniscatechisatie.”

„Ik mocht ontdekken dat er genade is voor slechte mensen, die het erbij hebben laten zitten, voor zondaren zoals ik. Dat valt niet klein te krijgen” - Hans van Hoof, interim-directeur IRS

Van huis uit was er toch enige kennis van God?

„Het besef dat God bestaat, was nooit weg. Maar nooit hield ik rekening met Hem, gaf Hem niet de eer die Hij waard is. Ook was ik mij altijd wel bewust van zonde. Ik wist heel goed dat ik op het verkeerde pad liep en dingen deed waar ik vroeger voor naar de biechtstoel moest. Nu ervoer ik een hunkerende liefde naar die God, en besefte meer welk kwaad de zonde is. Eeuwigheid kende ik van vroeger als begrip, nu ging ik zien dat er iets moest gebeuren in mijn leven op weg naar die eeuwigheid. Dat hield mij intens bezig. Zou dat ook voor mij kunnen?

Ik mocht ontdekken dat er genade is voor slechte mensen, die het erbij hebben laten zitten, voor zondaren zoals ik. Dat valt niet klein te krijgen. Teruggetrokken te worden naar God en Zijn dienst; je kunt er je mond niet over houden. Je zou het iedereen willen vertellen. Af en toe op een verjaardag knijpt mijn vrouw Betsy me even in mijn knie: „Ho maar Hans, ze weten het nu wel.””

U ging gretig lezen. Welk boek raakte u het meest?

„Ongetwijfeld de ”Belijdenissen” van Augustinus. Bij hem las ik iets terug over mijn oude situatie, mijn opvoeding, mijn verlaten van God, maar ook van mijn nieuwe hunkering naar Hem en Zijn dienst. En de rust, zoals Augustinus daarvan sprak, mocht ik ook vinden.”

„Ik verliet de Rooms-Katholieke Kerk met volle overtuiging. Maar toch kan het mij diep raken als een ander kwalijk of lacherig spreekt over deze kerk” - Hans van Hoof, interim-directeur IRS

U verliet de Rooms-Katholieke Kerk…

„…met volle overtuiging. Maar toch kan het mij diep raken als een ander kwalijk of lacherig spreekt over de Rooms-Katholieke Kerk, als hij daar een karikatuur van maakt. Als ik mensen gekscherend hoor praten over het branden van kaarsjes door roomse mensen, dan vind ik dat niet respectvol. Achter het branden van die kaarsjes gaat soms een leven schuil vol van moeite en zorgen. Ik weet dat daar integer mee wordt omgegaan. Natuurlijk mag en moet je de discussie over on-Bijbelse gebruiken en rituelen niet schuwen, maar dan met Bijbelse argumenten en met respect.”

Wat kunnen refo’s leren van de Rooms-Katholieke Kerk?

„Vast en zeker moet Woordverkondiging centraal blijven staan. Maar misschien hebben mystiek en symboliek, die in de Reformatie hardhandig zijn gesaneerd, meer waarde dan wij nu onderkennen. Er zitten zeker kanten aan die iets kunnen toevoegen. Dat op Goede Vrijdag om drie uur ’s middags reformatorische mensen met het grootste gemak hun winkelkarretje door de supermarkt duwen, verbijstert mij. Het is het moment dat de Heere Jezus Christus Zijn Kerk vrijkoopt. In de Roomse Kerk staan dan de mensen bij de laatste statie van de kruisgang, met daarop het bordje ”Het is volbracht”. Dat is natuurlijk symboliek, maar het vraagt je bijzondere aandacht voor dit heilige moment. Dat zouden wij van de Roomse Kerk kunnen leren. En ik merk ook dat de aandacht daarvoor iets groeit.”

Wat kunnen rooms-katholieke mensen leren van de reformatorische kerken?

„Kennis van de Bijbel, Gods Woord. Zeker de oudere mensen hebben nooit Bijbels onderricht gehad. Een leek kon de Bijbel niet begrijpend lezen, vond de clerus. Gelukkig kwam daar na het Vaticaans Concilie in de jaren 60 verandering in. De moderne rooms-katholiek leest wel degelijk zijn Bijbel en doet ook aan Bijbelstudie. Maar in de breedte van de kerk heerst nog steeds een groot tekort aan Bijbelkennis.”

Hoe raakte u betrokken bij de stichting In de Rechte Straat?

„Ik had eerder al enkele jaren in het bestuur van IRS gezeten. Net voor ik met pensioen ging, vroeg de toenmalige directeur mij om een digitale bibliotheek voor de stichting op te zetten. Daar had ik ervaring mee. Bij mijn laatste werkgever, de Erdee Media Groep, was ik betrokken geweest bij de opbouw van de digitale databank Digibron . Zo ging ik aan slag voor IRS en belandde vervolgens in 2021 opnieuw in het bestuur. Na het vertrek van Jan-Henry Seppenwoolde ontstond een vacature voor directeur en vroeg het bestuur mij om tijdelijk in die functie te voorzien. Voor die open plaats ingevuld wordt, moet een aantal veranderingen worden doorgevoerd en de organisatie gestructureerd.

Daarnaast wil IRS proberen verbindingen te leggen tussen de kerken van de Reformatie en de Rooms-Katholieke Kerk. Want zijn we niet allemaal katholiek, algemeen, universeel? De ene ware kerk is die Kerk waar Christus in het midden is. Dat is de kern. Laten we het daarover hebben met elkaar. En de wederzijdse onwetendheid en misverstanden wegnemen.”

Zal dat niet afgedaan worden als vrijen met de Roomse Kerk?

„Dat vraagt daarom om zorgvuldigheid en voorzichtigheid. Dat er nu tegengas wordt gegeven, heeft voornamelijk te maken met het feit dat de rechterflank van de gereformeerde gezindte onbekend is met de werkelijke situatie binnen de Roomse Kerk op dit moment. Daar is een synodaal proces gaande, waarbij de zeggenschap meer naar het grondvlak wordt gebracht. Dat heeft al zulke vormen aangenomen, dat bijvoorbeeld Duitsland zich aan het afkeren is van Rome.”

U hoopt dit jaar 73 te worden. Hoe kijkt u naar de toekomst?

„Jarenlang passeerde ik in het RD-gebouw een Bijbeltekst aan de muur: „Wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen?” Ik hoop nog een aantal jaren gezondheid en energie te krijgen en iets te mogen betekenen voor mensen en van waarde te zijn in Gods Koninkrijk, voordat ik daadwerkelijk de ontmoeting met mijn Koning mag hebben.”

__

Wat drijft iemand in zijn of haar leven? Hoe is hij of zij gevormd? In deze rubriek een persoonlijk interview met een meer of minder bekend persoon uit de breedte van de samenleving. Deze aflevering: Hans van Hoof. Volgende week: Jan Siebelink.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer