Mens & samenlevingHet gesprek

Ds. Maarten Post moest verder na het overlijden van zijn vrouw: „Gerdien is in de eeuwigheid en ik sjouw wat door de tijd”

 Ds. Maarten Post kende in zijn leven dieptepunten. Zij brachten hem aan het wankelen, maar dát is verleden tijd. De emeritus predikant woont nu met zijn vrouw Alien in Dronten. beeld Niek Stam

De hervormde emeritus predikant ds. M.A. (Maarten) Post kende in zijn leven momenten waarop hij zich het liefst had laten zakken in het zwarte water van de Noordzee. Hoewel hij wat wankel blijft, zijn díé momenten verleden tijd. De predikant vond weer grond onder de voeten. Of, zoals hij het zelf op z’n Amsterdams zegt: „Ik ben echt gematst.”

„Mag mijn vrouw Alientje er ook bij zijn?” vraagt hij, als hij telefonisch wordt gevraagd een interview te geven. „Want zij heeft mij gered, weet je.”

Ds. M.A. Post leunt op zijn vrouw. Voor en na het gesprek in hun hoekwoning in Dronten grijpt hij vaak haar hand vast. Alien was Maartens redding toen zijn eerste vrouw, Gerdien Post-Dankers, dochter van oud-marineman Marinus Dankers uit Den Helder, 36 jaar geleden verongelukte in Haïti. Na het ongeluk nam Alien de zorg op zich voor de drie kinderen die zonder moeder verder moesten. In 1990 trouwde ze met Maarten. Uit hun huwelijk werden ook drie kinderen geboren.

Het stel laat een foto zien waarop de zes volwassen kinderen gearmd de lens in kijken. „Wat ik zo mooi vind”, zegt Alien, „is dat ze niet twee aparte clubjes van drie vormen. Ze hebben onderling een goede band. En hoewel ze verschillende moeders hebben, lijken ze uiterlijk gezien erg op elkaar, zie je dat?”

Ds. Post praat over zijn leven op zijn eigen, kenmerkende manier. Een beetje platgeslagen soms. In een typisch Amsterdams accent. Zachte bewoordingen kiezend als hij over anderen praat, ongenadig als hij vindt dat hijzelf gefaald heeft. Zijn vrouw noemt hij consequent „Alientje”.

Ds. Post heeft naar eigen zeggen veel aan zijn tweede vrouw Alien. „Zij heeft mij gered.” beeld Niek Stam

Maarten Albert Post groeide op in Den Helder, in een gemeenschap van voormalige Urker vissers. Zijn eigen grootvader was ooit van Urk naar Den Helder getrokken. ’s Zondags kerkte het gezin twee keer in de plaatselijke oud gereformeerde gemeente. ’s Zondagsavonds bezochten ze bovendien het zaaltje van het Leger des Heils, de plek waar opoe vaak kwam. „Bij de oud gereformeerden begreep je niets”, blikt ds. Post terug. „Al maakte je deel uit van wat er gebeurde. Maar bij het Leger des Heils ging het over schuldvergeving. De meeste heilssoldaten zaten op het podium, met die tuba’s en zo, en de stakkers zaten in de zaal.”

Hij vertelt dat ze zongen: „Bijna bewogen! broeder besluit! Bijna getrokken! neen, stel niet uit!” Dat er ook dronken mensen kwamen. Hoe de aanwezigen werden uitgenodigd om te komen tot de zondaarsbank, om hun schuld te belijden.

De voorganger, broeder Van Liere, zocht Maarten en zijn broer op zaterdagavond op in de stad. „„Kom, het is tijd, dan breng ik je thuis”, zei hij dan. Op zaterdagavond zopen we veel bier. Dat was de visserscultuur in Den Helder. Er werd veel gedronken en ook gebruikt. Mijn vrienden rookten hasj, gebruikten lsd, heroïne. Ik heb nooit gebruikt. Dat deed je niet, want wij waren vissers. Wij zopen.”

In Haïti verloor ds. Post zijn vrouw, Gerdien Dankers, bij een ongeval. beeld Niek Stam

Op een avond wordt Maarten opgewacht door Gerdien Dankers. Ze krijgen verkering en zitten vanaf dat moment samen in de kerk. Later volgt er een huwelijk. „Ik had de neiging alles van haar te accepteren”, zegt hij terugkijkend. „Dat heeft te maken met mijn autoritaire opvoeding, denk ik. Mijn moeder zei: „Maarten gaat niet naar zee.” Mijn vader voegde eraan toe: „Hij wordt elektricien.” Dus ik ging naar de lts.”

Had u zelf niets in te brengen?

„Ik kwam niet op het idee om te zeggen wat ik zelf wilde. Misschien heeft het ermee te maken dat ik altijd zoek naar wie ik ben. In elk geval was ik vroeger meegaand. Ik trouwde met een vrouw die precies wist hoe het allemaal moest. Zij stelde voor mij de norm en daar was ik heel dankbaar voor, want ik wist niet welke keuzes ik moest maken. Door haar zegde ik uiteindelijk mijn baan als elektricien op en koos ik voor de verpleging.”

Paste die keuze bij u?

„Nee, ik ben niet echt een verpleegkundige. Ik kan er ook niet tegen.”

Kunt u niet tegen bloed?

„Ik kon niet omgaan met de ellende die ik zag. Later heb ik toch maar de opleiding psychiatrie gedaan. De theorie was interessant, maar mensen schokken je ook weer omdat ze suïcide plegen, ondanks de afspraken die ze met je maken. Een mens is verborgen. Je kunt hem niet kennen.”

Wilde u gebutste mensen helpen?

„Mensen zijn niet te helpen. Dat heb ik wel geprobeerd. Mijn hele leven probeerde ik mensen te helpen.”

„Bij sommigen is dat wel gelukt, hoor Maarten”, zegt Alien, die aan de eettafel zit en af en toe de neiging tot zelfverwijt van haar man relativeert.

Ds. Post: „Ja, denk je?”

Alien: „Weet je nog van Kees?”

Maarten: „O ja, de buurman. Die liep helemaal vast en zei: „Maarten, je moet met me praten.” Na het gesprek was hij helemaal veranderd. Dat heb ik nog nooit meegemaakt. Mijn broer was hulpvaardig. Hij bracht vroeger een kokmeeuw mee naar huis. Met een gebroken pootje of zo. En als kinderen Simon pestten, een kind met een waterhoofd, dan beschermde hij hem. Dat nam ik van hem over. Ik liep met Simon mee naar huis om te voorkomen dat kinderen lelijke dingen tegen hem zeiden.”

Dan was u net zo hulpvaardig als uw broer, toch?

Ds. Post: „Ach ja, ik weet niet of ik zo’n barmhartige figuur ben. Het is gemixt in mij. Ik ging wel in de A-verpleging, maar volgens mij hebben die mensen niets aan mij gehad. Terwijl er verschrikkelijk lijden was. Ze overleden onverwacht. Een man met een niervergiftiging hielp ik met eten. Hij stierf onder mijn handen. Tijdens de nachtdienst zorgde ik voor een mevrouw met leukemie. Ze had zweetaanvallen. Ik gaf haar steeds een schoon nachthemd en nieuwe lakens. We praatten wel met elkaar, maar tot een dieper gesprek kwam het niet. Ik vond het zo erg dat ik mensen niet werkelijk kon bereiken. Daarom ben ik dominee geworden. In de hoop dat dat iets zou helpen.”

U ging theologie studeren om op een dieper niveau met mensen te kunnen praten?

„Misschien was het inderdaad de zoektocht naar wat je zou kunnen zeggen om werkelijk te helpen. Ik heb met mijn gezin in Haïti gewoond. Gerdien en ik werkten er voor Woord en Daad in de gezondheidszorg. Maar de dood en de hopeloosheid maakten je machteloos.”

De dood kwam dichtbij toen uw vrouw in Haïti overleed. Wat gebeurde er met haar?

„Ze had samen met haar ome Koos Dankers, secretaris voor Woord en Daad, een busreis georganiseerd voor mensen die hun sponsorkind wilden bezoeken. ’s Morgens nam ik afscheid van haar. Het gezelschap zou een paar dagen wegblijven. Gerdien stapte bij iemand in de auto die achter de bus aan zou rijden. De auto raakte van de weg, de chauffeur sprong eruit en Gerdien stortte naar beneden.”

Hoe kwam u het te weten?

„Het gebeurde tussen Gonaïves en Cap-Haïtien. Er werd gebeld naar Port-au-Prince. ’s Avonds stonden er twee bekenden bij mij aan de deur. Het was een uur of elf, denk ik. Ik geloofde het nieuws niet en belde met ome Koos. Die zei: „Het is echt waar.” En toen kwam eigenlijk de pijn in mij.”

Post staat op en loopt de kamer uit. „Ik ga even een potje janken.”

beeld Niek Stam

„Hij vindt het nog steeds moeilijk om erover te praten”, zegt Alien, die een dochter is van de inmiddels overleden Koos Dankers en dus een nicht van Maartens eerste vrouw, Gerdien.

„Waar waren we gebleven?” vraagt Post als hij weer op de bank zit. „O ja, bij die pijn. Die was heftig hoor. Ik ging in de Bijbel kijken of daarin misschien iets voor mij stond. Een verklaring of zo. Maar in de Bijbel stond helemaal niks. Helemaal geen woord voor mij. Die nacht ben ik opgebleven, want ik moest de kinderen vertellen dat ze geen moeder meer hadden. Dat is het moeilijkste wat ik ooit gedaan heb. Zij geloofden het ook niet.”

Met schorre stem: „Ik moest haar identificeren. Ze was helemaal stuk. Haar lichaam werd gebalsemd. Ik ging terug naar Holland om voor de kinderen te zorgen.”

Hoe ging dat, praktisch gezien?

„Je moet je kinderen begeleiden terwijl je eigenlijk je handen vol hebt aan jezelf. Annet was 10, Jacomijn 7 en Tiemen 3 jaar. Je moet die kleintjes verzorgen, hun haartjes invlechten. Ja, hoe ging dat? Alientje kwam helpen met de kinderen. Zij begon over rouwverwerking. Daar had ik nog nooit over nagedacht. Als predikant heb ik later talloze rouwbezoeken afgelegd bij mensen. Bij mij kwam de kerk niet.”

„Ik liep huilend over de afdeling terwijl ik geen idee had waarom ik huilde”

Ds. M.A. Post, emeritus predikant

Hoe kon dat gebeuren?

„Weet ik niet… Mijn atheïstische vriend ging elke week met mij rennen. Hij zorgde er ook voor dat ik een baan kreeg als psychiatrisch verpleegkundige in Den Helder. Daar liep ik huilend over de afdeling terwijl ik geen idee had waarom ik huilde. Dat heeft lang geduurd. Een jaar of tien ben ik niet normaal geweest. Ik weet niet of een rouwproces sneller kan gaan.”

Het ongeluk gebeurde 36 jaar geleden. U spreekt erover alsof het gisteren was.

„Haïti is ver weg en dichtbij. We zijn er later nog twee keer geweest omdat onze zoon Kobus zes jaar in Haïti heeft gewerkt.”

U ging dus terug naar die beladen plek. Hoe was dat?

„Ik kon dat toch niet bij mijn gevoel krijgen. De gebeurtenissen kwamen ook niet terug of zo, nee. Het is echt voorbij. Gerdien is in de eeuwigheid en ik sjouw wat door in de tijd, zal ik maar zeggen.” Ondanks alles grinnikt hij om zichzelf.

beeld Niek Stam

Een bekende van u zei: Ik denk dat Maarten geworsteld heeft met God.

„Ik zocht naar nabijheid. Na het einde van mijn dienstverband op de psychiatrische afdeling in Den Helder werkte ik bij Stichting De Hoop en in het Delta Psychiatrisch Centrum in Poortugaal. Halverwege die periode kwamen de gebeurtenissen in Haïti in alle heftigheid terug. Mijn lafheid en mijn falen. Dat ik… nou ja, niemand heb kunnen redden. Mijn vrouw niet. Anderen niet. In Haïti gingen we eens naar een kliniek in Bassin, in een auto vol met verpleegkundigen. Dokter Celestin zat naast me. Baby Doc (voormalige president van Haïti, EHvS) was weg en er vonden allerlei afrekeningen plaats met TonTon Macoutes, het privéleger van deze dictator. Ze waren bezig met een afrekening, voor ons op de straat. Een man lag daar kapot te gaan, hij schokte met zijn armen en benen. Aan weerszijden stonden mensen. Ik wist dat ik moest stoppen en uitstappen en die man helpen. Je kunt niet zomaar iemand laten doodmaken. Dus ik remde af. Maar de anderen werden gek. Celestin riep: „Allez, allez, doorrijden!” Ik reed zo door. Want, dacht ik, ik heb een gezin. Ik ben te laf geweest om mezelf ervoor over te hebben.” Vertwijfeld: „Of was dat juist verstandig?”

Er klinkt zelfverwijt door in uw woorden.

„Ik denk dat ik gefaald heb. Fietsend naar mijn werk in Poortugaal dacht ik: je moet ermee uitscheiden, met dat getob. Je krijgt het niet voor elkaar. Toen heb ik me neergebogen voor het kruis, daar ergens in de bosjes langs de weg. Dat is wel een omslagmoment geweest in mijn leven. Jezus heeft het allemaal gedragen. De schuld was weggenomen.”

„Hij heeft me iedere keer kracht gegeven om de was in de machine te stoppen”

Ds. M.A. Post, emeritus predikant

Was dat bevrijdend?

„Zeer. Ja. Zeer. Niet dat het nooit meer terugkomt. Maar aan het kruis… daar is het gebeurd, zegt Kohlbrugge. Als God ergens is, dan is het daar. Maar als je me in de crisis had gevraagd waar God was, had ik het niet geweten.

Achteraf gezien ben ik ongelooflijk gematst. Hij heeft mij Alientje gegeven. Zij is heel geduldig en lief en stabiel. God heeft me iedere keer boven water gehaald. Bijna letterlijk, want ik was suïcidaal toen ik terugkwam uit Haïti. Bij momenten wilde ik me laten zakken in de Noordzee. Maar Hij heeft me iedere keer kracht gegeven om de was in de machine te stoppen, te praten met iedereen, mijn werk te doen. Dat is wel wonderlijk toch, achteraf?”

Hoe heeft Alien u gered?

„Ze luisterde naar me. We hebben veel gepraat met elkaar. Als je weduwnaar bent, komen er allerlei dames op bezoek. Die willen… ik weet niet wat ze willen, maar in ieder geval niet je kinderen. Maar Alientje kwam helpen met de kinderen en zij luisterde naar me. Dat was gewoon heel leuk. Er kwam weer leven. En ze is heel gelovig.”

Vertel eens…

„Ik heb mij gelaafd aan haar eenvoudige godsvertrouwen. Zij komt uit de Gereformeerde Gemeenten. Die lui hebben een tekstje, hoe mooi is dat. En dat tekstje wordt dan nog eens bevestigd en zo. Mijn leven is altijd verscheurd geweest. In mijn jeugd al werden de vragen te groot. Ik weet niet hoe andere dominees het oplossen, dat vraagstuk van de tyrannosaurus, of die nu bestaan heeft of niet. En hoe groot die tanden zijn en wat voor wereld dat geweest is. En Wie God toen was. Kun je al die vragen tegenhouden? Kun je je wereld zo klein maken als je kerkje? Als je een nacht met Haïtianen gedanst hebt in Môle-Saint-Nicolas, ja, dan wordt het anders. Op dat moment ervoer ik geloof, blijdschap en overgave.”

Wat gebeurde er met die grote vragen?

„Ik ben lid geworden van de Gereformeerde Bond, juist om in een bubbeltje te kruipen. Voor die veiligheid, die kleinheid. Het is in de wereld te wild en te onoverzichtelijk. God wil ook klein zijn, in al Zijn grootheid.”

U groeide op in oud gereformeerde kring en preekt nu soms in protestants Dronten. Dat zijn heel verschillende kerkelijke culturen.

„Met Gerdien kerkte ik eerder al in de Noorderkerk in Amsterdam. Omdat Alientje lid was van de Gereformeerde Gemeenten, sloten wij ons na ons trouwen aan bij dit kerkverband. Ik studeerde toen al godsdienst pastoraal werk aan de Christelijke Hogeschool Ede en had kritiek op de leeruitspraak dat het verbond beheerst wordt door de verkiezing. Ik schreef een stukje over Calvijn, over de toe-eigening van het heil, en legde dat voor aan de kerkenraad. Iedere keer dat je Christus vastgrijpt, wordt je geloof bevestigd, schreef ik. Maar zo was het niet, zeiden de broeders. Het geloof moet van de andere kant komen. Een van de kerkenraadsleden, een heel lieve man, zei: „Maarten, wordt maar gewoon weer hervormd joh.”

In de jaren die volgen, is Post eerst kerkelijk werker in Hasselt en later gemeentepredikant in de hervormde gemeente van Stavenisse. Na zijn emeritaat in 2021 verhuizen hij en Alien naar Dronten. Ze leven mee met de hervormde gemeente in Lelystad, waar ds. Post ouderling is en catechisatie geeft. Ook gaat hij nog voor.

beeld Niek Stam

Preekt u waar u wordt gevraagd?

„Ik preek alléén waar ik word gevraagd. Ik doe geen enkele moeite om ergens te preken. Dat komt voort uit het gevoel dat ze geen behoefte aan me hebben.”

Dus u bent blij dat er een vraag is, want dan is er plek voor u.

„Ja, zo is het. Ik wil geen ruimte voor mezelf creëren of mezelf promoten.”

Dat is een rode draad in dit gesprek. Terwijl u een grote plek lijkt te hebben in de harten van mensen om u heen.

Het blijft even stil. Dan: „Dat is wel zo. Ja, mijn gezin houdt van mij. En de jongens van catechisatie vinden me leuk. En Alientje vindt me leuk.”

Alien lacht: „Nog stééds, kun je nagaan.”

Post: „Ja, geaccepteerd worden is wel een belangrijk ding voor mij.”

Hoe is dat hier in Dronten? Heeft u veel burencontacten?

„Ik praat met iedereen, ja. Ik veeg altijd rondom het huis. En ik knip de heg. Er komen studenten langs. Of mensen met hondjes. Ja, ik neem graag de tijd voor een praatje. Ook in de trein, of waar dan ook. Dat keek ik af van mijn vader. ’s Zondagsmorgens gingen we om zes uur uit bed. Na het ontbijt wandelden we door Den Helder. Mijn vader sprak iedereen aan over God. Altijd.”

Die vrijmoedigheid heeft u van geen vreemde dus.

„Hij is zelf ook aan zijn zonde ontdekt, laat ik het zo maar eens zeggen. Ik ben pas gedoopt toen ik een jaar of zes was. Toen kreeg ik een psalmboek waarin mijn dooptekst stond. „En roept Mij aan in de dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen en gij zult Mij eren.” Dat heb ik vaak gedaan hoor, als ik in de nood was.

„Die oud gereformeerde twijfel is nog wel aanwezig”

Ds. M.A. Post, emeritus predikant

In Haïti zongen we: „Ja, neem alles Heer, in Uw handen geef ik alles over.” Met een vrolijk hart hè. Maar daarna heb ik het niet meer gezongen. Dus ja, worstelen met God, dat was het misschien toch wel. Pas sprak ik met vijftienplussers over vergeving. Allemaal zochten ze een tekst op in de Bijbel. Ook de tekst over zeventig keer zeven keer vergeven. Ik vroeg me af: Geloof jij dat echt, Maarten? Je gaat maar door met zondigen. Ja, die oud gereformeerde twijfel is nog wel aanwezig. Die raak ik misschien niet meer kwijt.”

Als het interview ten einde loopt, zegt ds. Post: „Ik heb misschien te weinig laten zien hoe gelukkig ik eigenlijk ben. God zorgde altijd heel goed voor mij. Ook hier in Dronten kregen we een veilig plekje en een rustig bestaan. Ja, ik ben ongelooflijk gematst.”

Denkt u aan zelfdoding? Praat erover. Neem gratis en anoniem contact op met Stichting 113 Zelfmoordpreventie via 0800-0113 of 113 (24 uur bereikbaar) of chat op 113.nl.

Wat drijft iemand in zijn of haar leven? Hoe is hij of zij gevormd? In deze rubriek een persoonlijk interview met een meer of minder bekend persoon uit de breedte van de samenleving. Deze aflevering: Ds. M.A. Post. Volgende week: Joël Voordewind.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer