Ds. D.W. Tuinier legt de herdersstaf neer vanwege ernstige spierziekte
De dodelijke ziekte ALS sloopt de spieren van ds. D.W. Tuinier en dwong hem emeritaat aan te vragen. Hij weet dat hem nog een zware weg wacht. Toch wil hij niet klagen. „In Jezus Christus ligt mijn enige hoop en houvast.”

Op een stoel in de woonkamer van de aangepaste seniorenwoning ligt een beademingsapparaat. Een identiek exemplaar is in de slaapkamer te vinden. Ds. Tuinier zit in een rolstoel tussen stoel en slaapkamer. Voorafgaand aan activiteiten die inspanning vragen, maakt hij gebruik van de ademhalingsondersteuning. Om zijn conditie wat te verbeteren en de kortademigheid voor even te onderdrukken.
Zondag 23 februari preekte de 60-jarige predikant van de gereformeerde gemeente te Kampen voor het laatst. Toch nog onverwachts. „De zaterdagavond ervoor was ik er lichamelijk zo ellendig aan toe, dat ik mijn vrouw de voorzitter van de kerkenraad heb laten bellen. Om hem te vertellen dat ik de volgende morgen de afscheidspreek zou houden. Dat wilde ik op 23 maart doen, met de woorden dat Christus Jezus gisteren en heden Dezelfde is, en tot in eeuwigheid. Dat preekje ligt klaar, maar ik ben er niet meer aan toe gekomen. Het werd Hebreeën 10 vers 23 tot 25, ook een gepaste tekst. De Heere heeft het zo geleid.”
De artsen adviseerden hem in december al dringend om het ambtelijke werk volledig neer te leggen. „Stoppen met preken vond ik het moeilijkst, maar het gíng niet meer. Ik bid om de genade hierin te volgen. Preken was mijn liefste werk.”
Rugklachten en vermoeidheid waren de eerste symptomen van zijn ziekte. „Daarnaast kreeg ik aan het eind van een kerkdienst ademnood en een vreemde kuch. Mijn huisarts en ikzelf dachten aan naweeën van corona.” Op advies van een neuroloog werd in oktober 2023 een uitgebreid spieronderzoek verricht. In het UMC Utrecht kreeg de predikant de uitslag te horen: amyotrofische laterale sclerose (ALS). „Ik ben doorverwezen naar de Vogellanden in Zwolle, waar een bekwaam ALS-team mij met raad en daad bijstaat. Sinds januari 2024 lig ik ’s nachts en een gedeelte van de middag aan de beademing. Dat moet steeds verder worden uitgebreid.”
Hoe verwerkte u de diagnose?
„Soms dacht ik: gaat het over de buurman of over mij? Langzaam dringt de werkelijkheid tot je door. Dat verandert je leven radicaal. Toch heb ik de boodschap, tot mijn stille verwondering, vol overgave mogen aanvaarden. Natuurlijk huil ik weleens, maar de Heere heeft mij bewaard voor opstand. De woorden uit Psalm 92 leven bij ogenblikken sterk in mijn ziel: „Hij is mijn Rotssteen, en in Hem is geen onrecht.” Dat geeft rust, moed en kracht om verder te gaan. Met het uitzien of de Heere deze weg wil gebruiken tot eer van Zijn Naam.”
Hoe werd de boodschap door de gemeente ontvangen?
„Vooral jonge kinderen waren zichtbaar aangeslagen. Zeker toen ik voor het eerst met stokken, later met een rolstoel de kerk in kwam. De wederzijdse band ervaren we nog sterker dan voorheen. Een team van zo’n zeventig personen uit de eigen gemeente en van elders, uit het hele land, heeft in zes weken tijd deze aangepaste woning gereedgemaakt. Daarin hebben we Gods goede hand opgemerkt.”
Welke invloed heeft het ziekteproces op uw geestelijk leven?
„Verstandelijk weet je dat je ernstig ziek bent. Dan nog is het nodig dat Gods Geest de werkelijkheid ervan op je hart bindt. Anders gaat een mens door, ook een dominee. Wat kun je zonder indrukken opgaan in je ambtelijke werkzaamheden. Het is je plicht en ik deed het met vreugde, maar besef je werkelijk altijd waarover het gaat? Is Gods eer op je ziel gebonden? Weegt het heil van de onsterfelijke zielen die aan je zorgen zijn toevertrouwd? Ben je vol van de bewogenheid van Christus? Die vragen gingen zwaarder wegen.”
Ondanks de ernstige beperkingen ging u lang door.
„Ja, de Heere gaf wekelijks moed en kracht om Zijn Woord te onderzoeken, te verkondigen en mijn pastorale taken te vervullen, al werd dat steeds moeilijker. De preekstoel verruilde ik voor de katheder. Drie preekbeurten op Gods dag werd één keer preken in de veertien dagen. Met elke dienst het besef: dit zou weleens de laatste keer kunnen zijn. Ja, ik ging daardoor anders preken. Ook anders bidden, hoewel ik er meteen bij zeg dat ik van mijzelf niets kan maken. Het was alles Gods werk, Zijn genade. Daarvan blijf je afhankelijk.”
Hoe kijkt u terug op uw ambtelijke loopbaan?
„Ondanks alles wat genadige verzoening behoeft, blijft de dienst van de Heere een liefdedienst. Hoogtepunten waren de erediensten, waarin ik de boodschap van zonde en genade aan de harten van de hoorders mocht leggen. In jezelf blijft het een onmogelijk werk. Als Gods Geest erin meekomt, is er geen heerlijker werk. Ook het bedienen van de sacramenten ervoer ik als bijzonder. Aangrijpend vond ik dat de rijkdom van de kinderdoop onder kritiek kwam te staan. Niet alleen catechisanten, ook ouderen stelden vragen over de Bijbelse fundering. Een aantal liet zich zelfs herdopen. Toch kan ik niet anders belijden dan: eben haëzer! Het is alles Gods trouw.”
Wat betekende het contact met ambtsbroeders voor u?
„Dat was goed, en daar ben ik dankbaar voor, want ik heb mijn kerkverband hartelijk lief. Ik kijk ook met vreugde terug op de jaarlijkse Haamstedeconferenties. Wat dat betreft lijk ik op mijn Friese grootvader. Die kon gemakkelijk over kerkmuren heen kijken. Hij zocht altijd de verbinding, vanuit het Woord en de belijdenis. Ik denk ook met veel achting aan mijn ouders, die mij liefde voor de dienst des Heeren meegaven. Verschillende broeders-predikanten die hen goed hebben gekend, zeiden toen ik werd ingeleid in de ambtelijke dienst: „We hopen dat je mag dienen in de geest van je grote Meester en van je ouders”. Dat heb ik geprobeerd. Mijn vrouw is de jaren door de stabiele factor binnen ons gezin geweest. Dat zal ze zelf niet zeggen, maar het is een feit.”
Voelde u zich primair prediker of pastor?
„Als ik moet kiezen, slaat het gewicht door naar het tweede. Met hart en ziel wist ik mij verbonden met de gemeenten, in vreugde en verdriet. Dagelijks was het mijn gebed of ik het beeld van mijn lieve Meester mocht vertonen. Vriend en bruidswerver van de Bruidegom te zijn, zielen te leiden aan Zijn voeten, dat is mijn verlangen geweest, in prediking, catechese en pastoraat. Hoe meer zielen, des te meer eer voor de Koning.”
Wat kwam door uw ziekte in een ander licht te staan?
„Bij het naderen van dood en eeuwigheid worden veel zaken minder belangrijk. Laat dat wat de hoofdzaak is, ook het zwaarste wegen. Ben ik door een waar geloof geborgen in de Ark der behoudenis? Mag ik schuilen achter het alles reinigend bloed van Christus? Daar gaat het om. Op een dag heb ik de bekende spreuk van Witsius boven mijn bureau opgehangen: „Eenheid in het noodzakelijke, vrijheid in het niet-noodzakelijke en in alles voorzichtigheid en liefde.” Dat is een wijze raad.”
Vervult de fase die voor u ligt u met zorg en angst?
„Mijn voorlaatste preek ging over het geloof van Petrus die wandelde op de golven, ziende op zijn Meester. Dan vermag hij alle dingen. Ziet hij op de wind, zichzelf en de omstandigheden, dan voelt hij zich wegzakken in de diepte. Zo ligt het ook bij mij… Ik moet elke keer weer leren omhoog te zien. In Jezus Christus ligt mijn enige hoop en houvast. Dan is er ook berusting en overgave in de weg die Hij met mij gaat. Onlangs werd ik vermaand én bemoedigd met een Woord uit Jesaja: „Wie is er onder u die de HEERE vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in de duisternissen wandelt, en geen licht heeft, dat hij betrouwe op de Naam des HEEREN, en steune op zijn God.”

De HEERE geeft mij ook nog de gelegenheid om met mijn vrouw en kinderen zaken over de laatste fase van mijn leven te bespreken. En wat daarna volgt. Dat is niet gemakkelijk, maar het is wel een Bijbelse opdracht.”
Ziet u de naderende dood als laatste vijand, of vooral als poort naar Immanuëls land?
„De Bijbel is duidelijk; de dood is de koning der verschrikking. Alleen met de Zaligmaker in het oog is sterven een doorgang tot het eeuwige leven. Dat is een onuitsprekelijke troost voor allen die Hem liefhebben. Nodig is dat de troost ook wordt beleefd. Dat is alleen het geval als Gods Geest het geloof oefent. Ik zou nog meer naar de hemel moeten verlangen; je blijft mens. Het loslaten van vrouw en kinderen geeft strijd, nog afgezien van de strijd die ook Paulus kende. „Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods?” Maar straks houdt dat op. Dan blijft alleen over wat erop volgt: „Ik dank God door Jezus Christus.” Wat zal dát zijn.”
Welke Bijbeltekst kreeg bijzondere betekenis voor u?
„Het gebed van David in Psalm 4 vers 7b: „Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o HEERE.” Met die woorden ben ik 24 jaar geleden in Terwolde begonnen. Met dezelfde verzuchting legde ik de herdersstaf in Kampen neer.”
Hoe hoopt u herinnerd te worden?
„Ik heb eens gelezen dat McCheyne zei: „Laat mijn naam te gronde gaan, als de Naam van Jezus Christus in mijn leven en sterven maar verheerlijkt wordt. Die Naam zo heilig, groot en goed.” Ik zeg het met schroom, maar dat is ook mijn verlangen. Hij was mijn leven lang de nooit beschamende Rotssteen.”