Hongaarse staatssecretaris zet zich in voor vervolgde christenen: We kunnen niet wegkijken zoals andere Europese landen
Terwijl christenvervolging wereldwijd toeneemt, doen veel Europese landen er het zwijgen toe. Onbegrijpelijk, vindt Tristan Azbej, de Hongaarse staatssecretaris voor Hulp aan Vervolgde Christenen. „Hongarije kan als christelijk land niet wegkijken.”

Tristan Azbej staat aan het hoofd van de Hongaarse regeringsafdeling die zich specifiek inzet voor de hulp aan vervolgde christenen. Een unicum in Europa. Sinds 2018 leidt hij deze missie. „Met ons programma Hongarije Helpt hebben we al meer dan twee miljoen christenen ondersteund”, vertelt de Hongaar.
Op zijn revers prijkt een button met de Arabische letter ”n” (ن). Strijders van de terreurgroep Islamitische Staat gebruikten het symbool om huizen van christenen te markeren. „Ik draag het uit solidariteit met verdrukte geloofsgenoten in het Midden-Oosten.”
Uw land zet zich expliciet in voor vervolgde christenen. Waarom?
„Hongarije is een christelijk land met een christendemocratische regering. Wij voelen ons daarom geroepen om solidariteit te tonen met degenen die vanwege hun geloof in Jezus Christus worden onderdrukt of zelfs vermoord.
Ons besluit is ook gebaseerd op daadwerkelijke menselijke nood. De harde cijfers tonen aan dat christenen wereldwijd de meest vervolgde religieuze groep zijn. Organisaties als Open Doors laten elk jaar weer zien dat de aantallen stijgen. Recentelijk bleek nog dat het aantal vervolgde christenen van 365 naar 380 miljoen gestegen is. We kunnen als Hongarije niet wegkijken.”
Kijkt het Westen weg van christenvervolging?
„Toen we in 2016 het kantoor oprichtten, viel het ons op dat veel westerse regeringen het probleem van christenvervolging negeerden of zelfs ontkenden. Mogelijk door politieke correctheid of een gevoel van koloniale schuld; het christendom was de religie van de kolonisator. Jarenlang, vooral toen Islamitische Staat de Jezidi’s, christenen en andere gemeenschappen aanviel, werden christenen op de een of andere manier in de steek gelaten door westerse landen. Daarom was onze missie niet alleen een humanitair hulpprogramma, maar ook een politiek statement.”
Critici stellen dat de focus op alleen christenen te beperkt is. Andere landen, zoals Nederland, kozen voor een breder opgezette functie van gezant godsdienstvrijheid.
„We krijgen de kritiek dat onze hulp seculier en neutraal zou moeten zijn. Maar dat is misplaatste politieke correctheid. We zien dat specifieke geloofsgroepen het doelwit zijn van discriminatie en vervolging. Dat betekent dat je ook gerichte hulp moet verlenen. Dit is geen uitsluiting van anderen, maar juist een erkenning van de ernst van religieuze vervolging. Van tijd tot tijd slagen we erin andere regeringen hiermee te inspireren.
Ons programma heeft dan wel een focus op christenen, christelijke solidariteit is universeel. We ondersteunen ook andere religieuze minderheden, zoals de Jezidi’s in Irak en Syrië en de islamitische Rohingya in Myanmar.”
Hongarije lijkt nog altijd vrij alleen te staan met deze gerichte inzet voor vervolgde christenen.
„Niet langer. Twee jaar geleden stelde de Italiaanse regering een speciaal gezant voor godsdienstvrijheid aan, die expliciet opkomt voor vervolgde christelijke gemeenschappen. En afgelopen december startte de Oostenrijkse regering een speciaal hulpprogramma van 1 miljoen euro voor vervolgde christenen.”
Kunt u een voorbeeld geven van een succesvol Hongaars project?
„Een van de meest ontroerende projecten was de wederopbouw van Tel Askuf, een christelijke stad op de Bijbelse Ninevévlakte in Irak. De terreurgroep Islamitische Staat verwoestte deze stad volledig in 2014, waardoor duizenden christelijke families moesten vluchten. Hongarije doneerde twee miljoen dollar direct aan de Chaldeeuws-katholieke kerk voor de wederopbouw. Dankzij deze steun konden 900 van de 1300 verdreven families terugkeren.
En wat voor ons echt ontroerend is, is dat de lokale christenen die terugkeerden, hun stad Tel Askuf Bint al-Majar begonnen te noemen, wat betekent Tel Askuf, ”dochter van Hongarije”. Ik deel dit voorbeeld graag, niet om het publieke imago van Hongarije op te vijzelen –hoewel dat wel wat verbetering kan gebruiken– maar in de hoop dat de hulp navolging krijgt. Ik zie graag dat er bijvoorbeeld een ”dochter van Nederland” zou ontstaan.”

Werkt Hongarije naast noodhulp ook aan een structurele aanpak van christenvervolging?
„Hongarije richt zich vooral op directe, tastbare hulp, omdat onze omvang en positie ons minder diplomatiek gewicht geven dan bijvoorbeeld een belangrijk handelsland als Nederland. We hebben niet de economische invloed om landen onder druk te zetten om religieuze vrijheid beter te beschermen. Wel werken we samen met internationale organisaties en binnen allianties van landen. Daar vertegenwoordigen we de stem van vervolgde christenen, om ervoor te zorgen dat de christenen niet worden vergeten.”
Wat heeft u persoonlijk geïnspireerd om deze rol op u te nemen?
„Ik ben afkomstig uit een Hongaarse familie met Armeense wortels, dus ik hoorde al van jongs af aan wat het betekent om als christelijke minderheid vervolgd te worden. Ook heb ik vier jaar als diplomaat in Israël gewerkt. Als rooms-katholiek raakte het mij dat een eeuwenoude christelijke gemeenschap uit de regio dreigt te verdwijnen en ik voelde een roeping om in actie te komen.
Op het moment dat mijn diplomatieke dienst in Israël eindigde en ik terugkeerde naar Hongarije, was het –niet door toeval, maar door voorzienigheid– precies het moment waarop onze regering iemand zocht om een speciale afdeling voor vervolgde christenen te leiden. Zo begon mijn missie.”
Wat heeft in de achterliggende acht jaar indruk op u gemaakt?
„Het meest ontroerende moment beleefde ik toch wel in een Syrisch-katholieke school in Libanon. Daar ontmoette ik getraumatiseerde weeskinderen uit Syrië die hun ouders waren verloren door jihadistisch geweld en de burgeroorlog. Hun omstandigheden raakte mij diep – ik heb zelf drie kinderen.
Ik probeerde hen te bemoedigen, maar tot mijn verrassing baden zij voor Hongarije. Dat was een beslissend moment voor mij, omdat ik me realiseerde dat de naam van mijn kantoor me misleidde. Wij bieden hulp aan vervolgde christenen, maar het is soms net andersom. Wij christenen in het Westen zijn niet altijd moedig genoeg om een christelijk getuigenis af te leggen. Deze getraumatiseerde kinderen voelden aan dat wij bemoediging nodig hadden.”