Preken achter het prikkeldraad van Dachau
In 1963 blikte een predikant terug op zijn barre tijd in Dachau. Was hij werkelijk een schurk, een wegwerpartikel geweest? Deze maand tachtig jaar geleden, hield ds. Kurt Walter in concentratiekamp Dachau een boetepreek.
Het waren aangrijpende woorden die Kurt Walter schreef: „Wie jarenlang in vodden rondliep en tegen wie jarenlang werd geschreeuwd dat hij een schurk, een varken, het schuim en het uitschot van de mensheid is, zou eraan gaan twijfelen of hij wel een mens was. En was het juist daarom dat hij hier vertoefde? Was hij werkelijk een schurk, een wegwerpartikel? Ja, je zou werkelijk gaan geloven dat je geen barmhartigheid waard was en zelfs van God verlaten.”
Pfarrernotbund
Kurt Johannes Walter werd op 12 november 1892 geboren in Danzig, in het gezin van vader en moeder Walter. Vader was rector van een gymnasium en musicus. In 1911 behaalde Kurt zijn gymnasiumdiploma. Hierna studeerde hij theologie in Berlijn en Tübingen. Toen de Eerste Wereldoorlog in 1914 uitbrak, ging hij vrijwillig in militaire dienst. Een jaar later raakte hij zwaar gewond in de strijd tegen de Russen. Een onderbeen moest worden geamputeerd. Na de oorlog vervolgde Kurt met succes zijn theologiestudie.
In het voorjaar van 1919 trouwde hij met een lerares huishoudkunde. Uit dit huwelijk werden vijf kinderen geboren: twee jongens en drie meisjes. Een jaar later werd Walter evangelisch-luthers predikant in Friedenau (Pruisen). Vanaf 1930 stond hij in zijn derde gemeente, Danzig-Lang-Fuhr. Hier maakte hij een zeer moeilijke tijd mee.
Tot 1 september 1939, het begin van de Tweede Wereldoorlog, was Danzig een vrijstaat, daarna werd het een onderdeel van nazi-Duitsland. Maar al vanaf mei 1933 kwamen de nationaalsocialisten door list, geweld en bedrog ook in Danzig aan de macht. En dit betekende dat ook in de Evangelische Kerk in Danzig de Hitlervriendelijke beweging van de Deutsche Christen het voor het zeggen had. Slechts zeven van de zeventig predikanten sloten zich aan bij de Bijbelgetrouwe Pfarrernotbund van Martin Niemöller.
Vanwege zijn leidinggevende positie binnen de Bekennende Kirche werd ds. Walter vanaf 1934 door overheids- en politieke instanties steeds meer beknot, verhoord en geïntimideerd. Ook werd hij gewaarschuwd geen Joden meer te dopen of voorbede te doen voor gearresteerde ambtsbroeders. Het verzoek om een bewijs van Arische afkomst in te dienen, wees hij ook af.
In 1937 werd Walter drie maanden gevangengezet. In juli 1942, na vooraf opnieuw drie maanden in gevangenschap te hebben doorgebracht, kwam hij in het concentratiekamp Dachau terecht. In de tussentijd waren zijn twee zonen opgeroepen om te vechten voor hun vaderland.
Ds. J. Overduin
Bij Dachau bevond zich het eerste, grote concentratiekamp in Duitsland, opgericht in maart 1933 door SS-leider Himmler. Het lag dicht bij München, en stond model voor alle andere kampen. Er werden 206.200 mensen gedetineerd tot de bevrijding in 1945. En er stierven, ook door moord, ruim 41.000 gevangenen.
Alle gearresteerden werden ondergebracht in barakken. Barak 26 was door een prikkeldraadversperring dag en nacht afgesloten van het overige kamp. In deze barak zaten vooral Duitse geestelijken, onder wie ds. Martin Niemöller. Ook was, als een verhoring op zijn gebed, de bekende ds. J. Overduin hier enige tijd. Die schreef na de oorlog ”Hel en hemel van Dachau”.
Preek
In 1946 verscheen het boekje ”Das aufgebrochene Tor”, met preken die gehouden waren in de kapel –10 bij 20 meter– van barak 26. Dat was een unieke situatie.
Ds. Walter had op vrijdag 16 februari 1945 –deze maand tachtig jaar geleden– ernstig en krachtig Gods Woord gepredikt, toen er tijdens een vlektyfusepidemie vele gevangenen stierven. Het thema van zijn boetepreek: ”De dood dreigt”.
Het tekstgedeelte was Lukas 13:1-9, waarin het gaat over bloedvergieten, de vallende toren Siloam en de onvruchtbare vijgenboom. Vers 5 was zijn kerntekst (Luthervertaling): „Ik zeg: Neen, maar zo u zich niet bekeert, zo zult u allen omkomen” (zoals de Galileeërs).
Ds. Walter sprak, samengevat: „Waarom zijn juist de mensen uit onze tekst slachtoffer geworden van het bloedvergieten of van deze catastrofe? Waarom zij en anderen niet? Waren zij grotere zondaars dan andere mensen of was er iets bijzonders aan de hand?
In onze omstandigheden, waarin de dood zo dichtbij is, geldt Gods Woord: Er is slechts één schrede tussen ons en de dood. En daarom zwijgen zulke ”waaromvragen” in ons. Maar des te indringender spreekt onze tekst. Immers, de dood doet in onze directe omgeving zijn verschrikkelijke werk. En laten wij beslist niet vergeten dat hij ons morgen al kan ontmoeten. En dat zal dan voor anderen weer een belangrijke oorzaak kunnen zijn om te vragen naar onze schuld en zondigheid.
Echter, deze verschrikkelijke actualiteit van de dood biedt ons geen tijd en belangstelling om het geweten van andere mensen te onderzoeken. Laten wij liever ons eigen geweten beproeven. Er is wat de uitkomst betreft geen verschil, of het nu gaat om een politieke of een religieuze zaak, bij de mensen in onze tekst. Ze zijn allen gedood. Dat is het feit, of zegt iemand dat ze door een natuurramp zijn getroffen? In beide situaties horen we hetzelfde waarschuwende woord: „Zo u zich niet bekeert, zo zult ook u allen omkomen!” Dat betekent: als u geen berouw over uw zonden hebt, geen boete doet (zich bekeert), zult ook u omkomen”.
Nee broeders, wij vragen niet naar de schuld van hen die hier massaal sterven. Hoe zouden wij dat ooit kunnen? Maar juist nu we zien hoe de dood door het concentratiekamp gaat, krijgen de tekstwoorden met hun appel tot boete een verschrikkelijke ernst. Maar de dreiging en de nabijheid van de dood brengen op zichzelf genomen de mensen niet tot bekering. Dat kan alleen het Woord van God door de onweerstaanbare kracht van de Heilige Geest. Alleen Woord en Geest brengen in een mens een totale verandering (bekering) tot stand”.
Vijgenboom
„En nu”, vervolgde ds. Walter zijn preek, „horen we ook de gelijkenis van de onvruchtbare vijgenboom. En vergeet intussen de dood niet die op ons loert! We horen dat er drie jaar lang geen vruchten zijn. O, hoe groot is het geduld van de heer van de wijngaard. Maar aan dat geduld komt vast en zeker een einde. Ja, wij zitten hier ook vanwege onze overtuiging. Maar houd er rekening mee dat het bloed van hen dat Pilatus met de offers mengde, ook slachtoffers waren van hun overtuiging. Wij hebben bij de Heere geen streepje voor.
Maar het onmogelijke gebeurt: er volgt uitstel van het oordeel. Daarop hadden zij geen recht. Nog één keer zal om de vijgenboom worden gegraven en mest toegevoegd”.
Omgraven en bemesten
Het belangrijkste middel waarmee dat werk moet worden gedaan, is Gods Woord, ging de Duitse predikant verder. „Kennen wij de onschatbare waarde van dat Woord? Hebben wij dat Woord gelovig aangenomen door de kracht van de Heilige Geest (Romeinen 10:17)? Gods volk weet dit door ervaring! Broeders, onderzoek uzelf nauwkeurig. Al het andere wat wij beleven aan lijden en pijn is een snoeimes in de hand van de Eigenaar van de wijngaard, waarmee Hij de ranken snoeit en reinigt, opdat ze meer vrucht voortbrengen (Johannes 15:2). Zijn wij bereid om Zijn stem door middel van het lijden te gehoorzamen? En stel eens dat we al een jaar uitstel gehad hebben. Wat zijn onze vruchten van bekering? Zijn ze er, ja of nee?
Heeft de wereld om ons heen door het Woord en de straffen zich van de afgoden tot de levende God bekeerd? Of vertrouwt zij opnieuw de oude afgoden van macht en geweld? De dood dreigt. Zij is niet alleen een deur naar het eeuwige hemelleven, maar ook een deur naar de eeuwige dood. Het geduld van God heeft een einde! Maar wij willen in onze gewetensnood en angst voor de dood door het geloof naar Hem opzien. Naar Hem, Die de Overwinnaar is van dood en zonde en tegelijk Vorst des levens, namelijk, de Heere Jezus Christus. Amen”.
Psalm 130
Ds. Walter werd op 3 april 1945 vrijgelaten uit het concentratiekamp. Ruim drie weken later werd het kamp bevrijd door de Amerikanen.
In 1946 is een autobiografisch verslag van ds. Walter gepubliceerd over zijn jarenlange verblijf in Dachau, onder de titel ”Gott im Konzentrationslager”. Dachau ziet hij als een metafoor voor het woord ”diepte” uit Psalm 130, zowel letterlijk als geestelijk. Hij heeft het in die bittere woestijn kunnen uithouden door Woord en gebed en zijn geloofsgemeenschap met God. De Romeinenbrief en Psalm 31:9b: „U stelt mijn voeten in de ruimte”, zijn voor hem van grote geestelijke betekenis geweest. ,,En vanwege de ondervonden nabijheid Gods verliet ik Dachau zonder haatgevoelens”.
Over de tijd van de kerkstrijd merkt hij op: „Wij waren zeer zwak als Bekennende Kirche. En we staan schuldig dat we God niet volledig hebben gehoorzaamd. Maar toch denken we met dankbaarheid terug aan de leiding van de Heilige Geest, zodat we te midden van de verwoesting van het kerkelijke leven hebben geprobeerd op onze plaats de soevereiniteit van Jezus Christus op te richten. Ook mochten we de broederlijke gemeenschap tussen enkele ambtsbroeders als grote steun ervaren”.
Zijn gezin bleef in de oorlog gespaard en de predikant vond een nieuwe werkomgeving in Stuttgart. Daar was hij tot zijn emeritaat op 1 januari 1958 (ziekenhuis)predikant. Ds. Walter overleed op 26 juni 1963, op de leeftijd van 70 jaar.