Rinus overleefde de ramp in Oostdijk
Urenlang zat de familie Sinke tijdens de Watersnoodramp in 1953 op het dak van hun boerderij in Oostdijk. Ze werden er op tijd afgehaald, voordat het huis instortte.
Zoon Marinus –later SGP-raadslid in Reimerswaal– heeft al vaak verteld wat hij als elfjarige jongen meemaakte tijdens die rampnacht en in de evacuatieperiode daarna. Op scholen, bijvoorbeeld, en in 2008 in het boek ”Van zee tot zee zal Hij regeren” (deel 1).
Nu heeft hij zijn verhaal zelf –uitvoeriger– op schrift gesteld, voor kinderen én ouderen. In ”Rinus en de ramp op Oostdijk” vertelt Sinke wat hij meemaakte en wat hij hoorde over gebeurtenissen in andere plaatsen, zoals Yerseke, Kruiningen en Kortgene. Het is aansprekend beschreven. De uitgever had het boek echter wel wat beter mogen corrigeren.
Tekeningen en ingekleurde zwart-witfoto’s zetten het verhaal kracht bij. Het verhaal dat overal in het rampgebied wordt gehoord als de Watersnoodramp weer wordt herdacht. Over de storm die over de eilanden bulderde. Over het water dat zich door de gebroken dijken in de lage polders stortte en de bewoners verraderlijk overviel. Over huizen die omverspoelden of soms wonderlijk overeind bleven. Over mensen die omkwamen of ontkwamen.
De Sinkes sliepen, maar werden op tijd gewekt. Ze klommen op zolder. Daarna op het dak. Dat hing op drie muren; de vierde was ingestort. Buurhuizen verdwenen in de kolkende golven, buren kwamen om. Voor het gezin Sinke kwam de reddende roeiboot op tijd.
Als evacués verbleven ze in Krabbendijke, in Woensdrecht, in Yerseke. De dijken werden gedicht, het ondergelopen land viel droog. Het dorpje op Zuid-Beveland werd herbouwd: een nieuwe boerderij, een nieuwe school. Sinke (83) kan het zich allemaal nog levendig herinneren.
Ternauwernood
Indrukwekkend is het verslag van Johannes Nieuwenhuize dat in het boek is verwerkt. Nieuwenhuize was een van de vissers uit Yerseke die anderen uit hun benarde positie redden. Met zijn broer en twee vrienden liep hij op een dijk toen hij een jongen om hulp hoorde roepen: diens ouders en twee zussen zaten in hun woonkamer opgesloten en kregen de deur niet open, terwijl het water steeg.
Ze trokken de man aan zijn haren de zolder op
De mannen spijkerden luiken aan elkaar. Toen hadden ze een vlot. Ze voeren naar het huisje. Met een bijl hakten ze de vloer open. Ze trokken de meisjes door het gat de zolder op. Daarna de moeder. Intussen kwam het water almaar hoger. De vader kon alleen nog ademhalen door zijn hoofd tegen de onderkant van de zolder te houden. Net op tijd wisten de redders een nieuwe opening te maken. Ze trokken de man aan zijn haren de zolder op.
Nieuwenhuize voer naar Kruiningen, naar Stavenisse, naar Nieuwerkerk. Hij sloeg overboord, maar overleefde het.
Afscheidsbrief
Zo heeft Sinke tal van verhalen verwerkt in zijn boek. Over de familie Mesu, die gered werd uit een perenboom. Over dode koeien die werden gebruikt om de stroom te stelpen, zodat Krabbendijke niet onderliep. Over de opgeviste kist waarin buurman Balkenende zijn afscheidsbrief had opgeborgen voordat hij verdronk.
Dat laatste document is uniek. Dirk Balkenende (oudoom van de latere minister-president) was 52 jaar toen hij omkwam. In de uren die daaraan voorafgingen, schreef hij over zijn boerderij en zijn huisgenoten, en over wat ze meemaakten tijdens de rampnacht en de zondag daarna. „Voor ons naderde het laatste uur. Ik wist dat met grote zekerheid.”
Balkenende beschreef wat hij met zijn gezin bad, en welke rekeningen nog openstonden. „Ik bleef maar doorschrijven tot mijn vrouw Nel mij waarschuwde dat het water straks onze hoge zolder zou bereiken.” De brief ging in de kist. Met een spijker werd het adres van Balkenendes broer erin gekerfd. Daar kwam de kist terecht nadat de boerderij instortte en het gezin omkwam.
Rinus en de ramp op Oostdijk. M. Sinke; uitg. De Ramshoorn; 171 blz.; € 19,95