In Auschwitz werden 1,1 miljoen mensenlevens verdelgd
Wat maakt in Auschwitz het meest indruk? De bergen schoenen van de Joden die zijn omgebracht? Hun haren, die –wie bedenkt het– tot producten zijn verwerkt? De grauwe gaskamer waar weerloze gevangenen de dood in werden gejaagd?
De indrukken zijn veel, en lang stilstaan is er niet bij: gidsen leiden groep na groep door het voormalige vernietigingskamp, dat symbool staat voor de Holocaust. Het is weer herdacht, zondag in Nederland, maandag in Polen: de massamoord op Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een op de zes stierf hier, in Auschwitz.
Gids Piotr Dzido wijst het aan op een groot bord: 1,1 miljoen Joden, 140.000 tot 150.000 niet-Joodse Polen, 23.000 Roma en Sinti, 15.000 Russische krijgsgevangenen, 25.000 arrestanten uit andere landen. Tezamen 1,3 miljoen, allemaal naar Auschwitz gedeporteerd. En 1,1 miljoen mensen overleefden dat niet. Zo immens veel. In een lange, betonnen tunnel hoor je hun namen klinken. En verder hoor je niets.
Berg brillen
Ook elders in het herinneringscentrum is het stil, hoe druk het er ook is. Groepen schuifelen door de barakken, langs grote foto’s van bange mensen, langs vitrines vol spullen die hun kort voor hun dood werden ontroofd, langs celdeuren, langs een gedenkzuil vol menselijke as.
Eenmaal buiten vraagt een Nederlander zich hardop af hoe mensen tot zulke daden kunnen komen. Een ander denkt het te weten: „Compleet gehersenspoeld.”
Gids Piotr houdt het sober, maar de feiten spreken. Wie na aankomst per trein niet direct naar de gaskamer werd gedreven, moest werken. Soms in de crematoria. En soms moest een gevangene dan zijn eigen omgekomen gezinsleden verbranden. Het leven werd hun niet gegund.
Achter glas liggen bergen haar. Een berg brillen. Een berg gebedssjaals. Kleren. Kammen. Haarborstels. Schoenen. De kinderschoenen apart gesorteerd.
Gehandicapten moesten ook dood. Kijk, daar achter het glas: hun krukken, hun kunstbenen.
Koffers, netjes de naam van de eigenaar erop. Handig voor de terugreis. Die nooit kwam.
Er liggen bruine blikken. Daarin zat Zyklon B, het blauwzuur dat de gevangenen naar adem deed happen, totdat ze langzaam stikten. Het werd door openingen in het dak naar binnen gegoten.
Uitgehongerd
Lange rijen portretten tonen kaalgeschoren gevangenen die moesten sterven, maar niet te snel: eerst hard werken en weinig eten. Totdat ze alsnog bezweken. Later werden er geen foto’s meer gemaakt: de gevangenen vermagerden zo dat ze onherkenbaar waren. Een tatoeage als identificatie werkte beter. Dit was het enige kamp waar gevangenen werden getatoeëerd.
Dan, daarbuiten: de plek waar ze naakt werden gefusilleerd, twee aan twee
Er is een barak waar geëxperimenteerd werd met het steriliseren van vrouwen, van wie velen daarna door een infectie stierven. Een barak waar gevangenen in hun cel alleen maar konden staan, uur na uur. Of waar ze werden uitgehongerd. Ruimten waar ze zich moesten uitkleden. En dan, daarbuiten: de plek waar ze naakt werden gefusilleerd, twee aan twee.
Er is de appelplaats, waar de gevangenen eindeloos werden geteld, ook in de bittere kou. Daar werden in 1943 twaalf Polen opgehangen, terwijl de anderen moesten toekijken.
Een vogel tiereliert, in alle vrijheid. Daar –wijst de gids– staat het huis waar kampcommandant Rudolf Höss woonde met zijn vrouw en vijf kinderen. En hier –wijst de gids– is hij in 1947 aan de galg gehangen. Overigens is slechts 10 procent van de bewakers berecht, en vaak kregen ze een lage straf. Ze zeiden dat ze alleen bevelen hadden uitgevoerd. Ja, dat zeiden ze.
Het is maar een paar stappen verder naar de eerste gaskamer. Later kwamen er andere, veel grotere. Dat was in Birkenau, een paar kilometer verderop. Een bus brengt bezoekers erheen.
Handwenk
Regen maakt het zand tot slik. De waarheid dat mensen elkaar allerlei verschrikkelijks kunnen aandoen, is al even troosteloos. De gids wijst naar de schoorstenen die herinneren aan de houten barakken. Naar het spoor dat hier doodliep. Zoals 1,1 miljoen mensenlevens hier doodliepen.
Hier is het perron waar de SS-dokter de Joden selecteerde
Hier is het perron waar de SS-dokter selecteerde. Handwenk naar links: dwangarbeid. Handwenk naar rechts: direct naar de dood.
Gedenktegels in vele talen herinneren aan de gruwelen van toen. Links is een ruïne van een gaskamer. Daar werden mensen verdelgd; 2000 tegelijk. Rechts is een ruïne van een crematorium. Daar werden ze verbrand; ook veel tegelijk. Omdat ze er van de nazi’s niet meer mochten zijn.
Haat
In een stenen barak is het duister, maar je kunt best zien hoe klein de houten ‘bedden’ zijn waarop vier of vijf vrouwen moesten slapen. Dat kon alleen op hun zij. Zevenhonderd per barak. Er waren luizen. Er waren ratten. Er was hitte. Of vrieskou. Diarree droop naar de onderste slaapplaatsen. Tyfus teisterde de uitgemergelde lichamen.
Om vier uur ’s morgens werden de gevangenen gewekt. Sommigen werden niet meer wakker. De lijken werden buiten neergelegd.
Slechts een kleine minderheid van de gevangenen haalde de bevrijding. Sommigen stierven daarna alsnog. Doordat ze ziek en verzwakt waren, of doordat ze te veel aten toen dat opeens weer kon.
Even nog heeft de gids het over mensenrechten, over haat in de wereld van vandaag. Dan laat hij de bezoekers gaan. Of er ook bewakers waren die de gevangenen hielpen, wil een vrouw nog weten. Een enkeling, en die kreeg ‘bijscholing’, zegt de gids. De meeste bewakers vonden de behandeling van de Joden juist. „Compleet gehersenspoeld”, had een van de vier Nederlanders al gezegd. Hij haast zich naar de bus.