Denemarken: hét gidsland voor warmtenetten
Nederland staat voor de uitdaging om aardgasvrij te gaan verwarmen. In Denemarken is stadsverwarming al decennialang een beproefd recept voor een duurzame warmtevoorziening. Wat kan Nederland van de Denen leren?
Vier joekels van pijpen van ongeveer 1 meter doorsnee vormen haast een brug over de weg even ten zuiden van Kopenhagen. Door de leidingen stroomt heet water, tot wel 118 graden. Het water is op weg naar woningen van de Deense hoofdstad om die behaaglijk warm te krijgen.
Lars Gullev parkeert zijn auto aan de kant van de weg bij het massieve leidingwerk. Gullev is dé man in Denemarken als het gaat om warmtenetten. Maar liefst 25 jaar was hij de CEO van VEKS, een van de drie grote warmtetransportbedrijven in Kopenhagen. Hoewel gepensioneerd, geeft hij het bedrijf nog steeds advies.
De pensionado wijst op twee grote gebouwen in de vorm van een afgestompte piramide. Ernaast blazen een paar slanke, witte schoorstenen rook de lucht in. „Deze combicentrale zorgt voor stroom én warmte, maar liefst 65 procent van de energie in het warmtenet van VEKS”, vertelt Gullev.
Avedøreværket, zoals de centrale heet, verbrandt met name biomassa in de vorm van houtsnippers en stro. Biomassa ligt toch onder vuur, omdat er bossen voor gekapt zouden worden? Gullev wijst die kritiek van de hand. Volgens hem zijn de eisen om een duurzame oorsprong te garanderen extra streng in Denemarken.
Toch willen de Denen langzaam van biomassa af. Daarom stappen ze over op warmteproductie uit elektriciteit. „We kijken naar opties zoals warmtepompen die warmte halen uit zeewater, rioolwater of de lucht.”
Aansluitplicht
Gullev vervolgt de rit langs de hoogtepunten van het warmtenet van VEKS. De auto zet koers richting Solrød, een klein stadje op bijna 30 kilometer van het centrum van Kopenhagen. Het netwerk met leidingen strekt zich zelfs uit tot ver voorbij deze plaats (zie ook graphic).
Ondertussen vertelt de energie-expert honderduit over Deense warmtenetten. Waar het in Nederland een uitdaging is om bij nieuwe warmtenetten genoeg huishoudens bereid te vinden om zich aan te sluiten, geldt dat in Denemarken niet. Daar ligt de bereidwilligheid hoog, zegt Gullev. „Wij hebben geleerd dat als je nieuwe klanten wilt laten aansluiten op een warmtenet, je het simpel moet houden. Je moet ze ontzorgen. Wij bieden aan om alles in orde te maken in de woning. We installeren een afleverset –met een warmtewisselaar en een energiemeter–en doen het onderhoud voor een vast bedrag per maand. Bijna alle eindgebruikers zijn geïnteresseerd in dit concept.”
„Als je in een buurt woont waar een warmtenet komt, kun je geen subsidie krijgen voor een warmtepomp” - Lars Gullev, oud-CEO van warmtetransportbedrijf VEKS
Aanjager
De schop voor een nieuw warmtenet gaat in Denemarken pas de grond in als er 60 tot 70 procent van de warmtevraag in een gebied gedekt wordt, zegt Gullev vanachter zijn stuur. „Daarvoor ondertekenen toekomstige eindgebruikers een intentieovereenkomst. Dat is voor ons een garantie. De aanwezigheid van een grote afnemer zoals een school of een ziekenhuis in een gebied kan een aanjager zijn voor succes.”
Om het aansluitpercentage te verhogen, bieden bedrijven in Denemarken een ‘ingroeimogelijkheid’ aan. „We begrijpen dat als mensen net een nieuwe cv-ketel hebben aangeschaft, ze nog niet naar een warmtenet willen overstappen. We sluiten dan een contract af, waarin staat dat deze geïnteresseerden binnen tien jaar overgaan.”
Een aansluitplicht kan in Nederland helpen, denkt Gullev. „Dan moet er wel een prijsplafond zijn afgesproken voor de warmte die wordt geleverd. Dat betekent dat het warmtebedrijf in publieke handen zal zijn.” In Denemarken gold voorheen een aansluitplicht, maar die is er nu alleen nog bij nieuwbouw.
Wat huiseigenaren in Nederland ook kan stimuleren om hun woning aan te sluiten op een warmtenet, is een vergelijkbare subsidieregeling als in Denemarken. In Nederland kan iedereen die een warmtepomp aanschaft, subsidie krijgen. In Denemarken niet. Daar kan dat alleen in gebieden die daarvoor aangewezen zijn. „Alle wijken in Denemarken zijn in kaart gebracht. Voor woningeigenaren is dus duidelijk of er een warmtenet komt of niet. Als je in een buurt woont waar een warmtenet komt, kun je geen subsidie krijgen voor een warmtepomp. Dat maakt aansluiten op een warmtenet aantrekkelijker.”
„In een kinderei van chocolade zitten soms wel drie verrassingen; maar dit project bevatte wel zeven cadeautjes” - Lars Gullev, oud-CEO van warmtetransportbedrijf VEKS
Kinderei
Laaiend enthousiast wordt Gullev als hij zijn auto parkeert in Solrød bij een biogascentrale. „In een kinderei van chocolade zitten soms wel drie verrassingen. Maar dit project bevat wel zeven cadeautjes.”
De centrale verwerkt sinds 2015 per jaar onder meer 80.000 ton sinaasappelschillen. „Die komen van een fabriek hier in de buurt, die er het verdikkingsmiddel pectine –voor bijvoorbeeld jam– uit wint. Vroeger werden deze schillen naar boeren gebracht. Maar de boeren zijn verhuisd naar Jutland, het uiterste westen van Denemarken. Het werd te duur om de schillen daarheen te transporteren. Dus moest er een oplossing komen: vergisting levert biogas op.”
Wat hier als biogas ook een tweede leven krijgt, zijn: 7000 ton zeewier dat stankoverlast gaf op het nabijgelegen strand, 53.000 ton mest van koeien en varkens van boeren uit de omgeving, en 60.000 ton afval van een farmaceutisch bedrijf. Het biogas levert elektriciteit op én warmte voor het warmtenet.
„Verder gebruiken we ook nog de restwarmte van de pectinefabriek. Het proces om de pectine uit de schillen te halen, kost namelijk veel energie en dat levert warmte op dat anders in de lucht zou verdwijnen”, vertelt Gullev. En als klap op de vuurpijl gaat wat overblijft, in de biogascentrale naar een boer als meststof.
Het aan boord krijgen van de pectinefabriek die in handen is van een Amerikaans bedrijf, bleek een flinke kluif. Amerikanen willen het liefst binnen een paar jaar al winst maken, stelt Gullev. „Wij zijn ook tevreden met een terugverdientijd van 15 jaar. Uiteindelijk hebben we een slim contract kunnen opstellen.”
De Amerikanen zouden de eerste paar jaar alle winst krijgen om de investering terug te verdienen. Daarna de Denen. „Tot slot zouden we de winst delen. Uiteindelijk werd het een groot succes. We konden de winst al binnen vier jaar delen. Vooraf gingen we ervan uit dat dit pas na zeven jaar kon.”
Dennenbos
De laatste stop van de rondrit is bij de biomassacentrale in Køge, nog verder zuidwaarts. Op het terrein van Køge Kraftvarmeværk ruikt het naar dennenbos. Een grote shovel schept juist een lading houtsnippers op en stort die in een silo. De houtsnippers komen per vrachtwagen aan en worden dag en nacht naar de silo’s gebracht, vertelt Gullev. Daarna verloopt het proces volledig automatisch. Een lopende band brengt het hout de centrale in.
Behalve houtsnippers gebruikt de centrale ook zaagsel en houtafval van vloerfabriek Jonhos. „Die fabrikant produceert vloeren voor particulieren, maar ook voor sportarena’s, voor bijvoorbeeld handbal of basketbal.”
De centrale produceert jaarlijks 1000 terajoule warmte. „Dat is genoeg om zeker 20.000 huishoudens een jaar van warmte te voorzien.”
Snufjes
Op de terugweg richting Kopenhagen vertelt Gullev over de nieuwste snufjes van Deense warmtenetten. Volgens hem is het een grote vooruitgang dat warmteproductie steeds vaker losstaat van de vraag naar warmte. „Dit gebeurt door het stroomnet en het warmtenet te koppelen. Warmte wordt geproduceerd als elektriciteit goedkoop is en pas gebruikt als het nodig is. Daarvoor heb je dan wel warmteopslag nodig. Vooral kleine distributiebedrijven rusten hun netwerk daarom uit met opslagtanks in combinatie met warmtepompen en elektroboilers.”
De warmtepompen en boilers produceren warm water op momenten dat de stroomprijs laag of zelfs negatief is. Bijvoorbeeld ’s nachts of als er veel zonnestroom is. Gullev: „Sommige warmtenetten hebben zulke grote warmteopslagfaciliteiten dat ze op sommige momenten in het jaar alleen warmte produceren in het weekend, wanneer de elektriciteitsprijzen laag zijn. Doordeweeks wordt de opgeslagen warmte geleverd.”
Een manager van zo’n opslag zei daarom eens grappend tegen Gullev: „Mijn leven is luxe. Ik werk op zaterdag en zondag. En daarna heb ik vijf dagen weekend.”
De warmte wordt ondergronds opgeslagen in water, in een grote, geïsoleerde plastic zak. Die methode staat bekend als Pit Thermal Energy Storage (PTES). De energie kan weken tot wel maanden worden opgeslagen. In Denemarken zijn er zelfs opslagtanks van wel 500.000 kuub, dat is een grootte van meer dan 200 Olympische zwembaden.
De toename van zonne- en windenergie zorgt door de combinatie met warmteopslag voor duurzamere warmte. Gullev: „Bedrijven profiteren van goedkope, hernieuwbare elektriciteit en vervangen gas- en oliegestookte ketels.”
Juiste pad
Gullev heeft tot slot wel een advies om de aanleg van warmtenetten in Nederland te versnellen. „Neem als gemeente je verantwoordelijkheid en ga samenwerken met andere gemeenten. Zet je gemeentelijke klimaatambitie om in acties. Het opzetten van een warmtebedrijf is ingewikkeld en vraagt investeringen.”
Waarom hij juist dat advies geeft? „Omdat ik weet wat we daarmee in Denemarken voor elkaar hebben gekregen.” VEKS, het bedrijf van de voormalig CEO, werkte samen met twaalf Deense gemeenten om een groot deel van het warmtenet rond Kopenhagen te ontwikkelen. „Gemeenten pakten gezamenlijk de handschoen op en dat werd een groot succes. Ik hoor goede geluiden over het opzetten van warmtebedrijven in Nederland door overheden. Volgens mij zitten jullie op het juiste spoor.”