Het stikstofdossier: al zestig jaar met de kont tegen de krib
Dat de natuur lijdt onder de hoge stikstofuitstoot, is al decennia bekend. Toch slaagt de Nederlandse overheid er niet in het probleem grondig aan te pakken. Woensdag staat de Staat voor de rechter. Een uitleg.
Wat doet stikstof verkeerd?
Stikstof heeft twee effecten: het verzuurt de bodem en het werkt als meststof. Dat laatste klinkt misschien positief, maar kan ook negatief uitpakken. Hoewel planten stikstof nodig hebben om te groeien, is de werkelijkheid niet zo simpel dat meer ook altijd beter is.
Ecologen ontdekten al meer dan honderd jaar geleden dat iedere soort –plant of dier– zijn eigen niche heeft. Een niche is de plek in de natuur met de juiste omstandigheden waar de soort het beste gedijt. Die omstandigheden kunnen gaan over vochtigheid, licht, temperatuur, de zuurgraad van de bodem en de hoeveelheid voedingsstoffen. Om wat voorbeelden te geven: cactussen overleven niet in een nat regenwoud en rododendrons trekken het slecht op kalkrijke klei (ze zijn zuurminnend).
Veel planten houden niet van veel meststof en groeien bijvoorbeeld op schrale, kalkrijke graslanden. Denk aan zeldzame bloemen, zoals orchideeën en gentianen.
Planten die de extra mest wel ‘lekker’ vinden, groeien als een raket. Dat is goed te zien aan de wildgroei van bramen en brandnetels in de Nederlandse bermen.
Hoe groot is het probleem?
Alle kritiek op stikstofkaartjes en -modellen ten spijt: in Nederland is het probleem echt groot. Nederland torent qua stikstofemissies boven alle andere Europese landen uit. Waar Europese landen gemiddeld 11,2 kilo stikstof per hectare uitstoten, scoort Nederland ruim het viervoudige (46 kilo).
Bijkomend probleem is dat stikstof zich ook opstapelt in de bodem. Vergelijk het met iemand die elke dag te veel eet en langzamerhand obesitas krijgt. Zo is de Nederlandse natuur vet van stikstof.
Juist afgelopen zomer bleek nog eens hoe groot het probleem is. Vanwege kritiek op rekenmodellen besloot de Wageningen University & Research (WUR) namelijk nieuwe metingen uit te voeren op 127 plekken in Nederland. De onderzoekers kwamen in augustus met de resultaten. Wat bleek? Nederlandse bossen kregen aanzienlijk meer stikstof te verwerken dan bekend was. In dertig jaar tijd was de stikstofvoorraad in de bodem met ongeveer 1300 kilo per hectare toegenomen. „Dat is ontzettend veel”, reageerde stikstofprofessor Wim de Vries.
Is stikstof een probleem van de landbouw?
Niet alleen. Zeker 20 procent van de uitstoot komt van de industrie en het verkeer. Ongeveer de helft van de stikstof is afkomstig van de Nederlandse landbouw. Daarbij gaat het vooral om de rundveeteelt. Ongeveer 30 procent komt uit het buitenland. Daarvan komt een deel voor rekening van de industrie en het verkeer, maar ook weer een deel van de landbouw. Daar staat tegenover dat voor elke molecuul stikstof die onze kant opkomt, er weer vier de grens overgaan. En daarvan komt het grootste deel van onze landbouw.
Hoelang is het probleem al bekend?
Op de kop af zestig jaar. In 1965 kaartte ambtenaar C. Henkens het probleem van overbemesting voor het eerst aan bij het ministerie van Landbouw. In de jaren erna verschenen verschillende rapporten. De boodschap luidde keer op keer dat er een mestoverschot was en dat dit schadelijk zou zijn voor de bodem en de natuur. Het signaal: je kunt niet meer vee houden dan de bodem aankan. Veel van die rapporten verdwenen in een la.
Pakte de Nederlandse overheid het probleem aan?
Bij een probleem kun je een paar dingen doen: ontkennen, erkennen maar oplossingen uitstellen, halve maatregelen nemen of doorpakken. Dat laatste is het enige wat er niet is gebeurd, kan zo zachtjesaan worden geconcludeerd na zestig jaar stikstofbeleid.
Ontkennen was de eerste tactiek van de overheid. Zo wuifde minister Fons van der Stee in de jaren 70 de zorgen weg. Mocht er ooit een probleem ontstaan? Dan zouden we overtollige mest wel in de Noordzee kunnen dumpen. De welvarende landbouwsector mocht niet in zijn groei worden belemmerd, zo redeneerde de minister.
Is er dan niets gebeurd?
Jawel. In de jaren 80 erkenden kabinetten het mestprobleem. Zo stelde landbouwminister Gerrit Braks ooit dapper: „Er komt geen varken of kip meer bij.” De werkelijkheid was weerbarstig: de varkensstapel groeide in die tijd sterk, van 11 naar 14 miljoen dieren.
Daarna gooiden kabinetten het decennialang over een andere boeg: technische middelen moesten de stikstofuitstoot naar beneden brengen. Bijvoorbeeld door het injecteren van mest, mestverwerking, luchtwassers en meer. Ook de rundveestapel nam iets af. De uitstoot daalde tijdelijk flink. Na 2010 stagneerde die echter.
Toen kwam het beruchte Programma Aanpak Stikstof – beter bekend als PAS. Dat zou je kunnen zien als een voorbeeld van halve maatregelen. Door het PAS kon een boer vooraf toestemming krijgen om stikstof uit te stoten, op basis van verbetermaatregelen in de toekomst. Het pakket, dat in 2015 inging, werd in 2019 getorpedeerd door de Raad van State. Volgens de Raad was niet zeker dat de beloofde stikstofreductie er ook kwam. Tot op heden kreeg de Raad gelijk: tegenwoordig ligt de uitstoot van de landbouw nog steeds boven dat van 2010.
„Kom me niet met het verhaal dat men het niet heeft geweten.” - C. Henkens, ambtenaar die in 1965 als eerste waarschuwde voor mestoverschot
Is krimp van de veestapel noodzakelijk?
Dat is wel wat stikstofexperts keer op keer benadrukken. Effectief stikstofbeleid wordt lastig zonder het krimpen van de veestapel. Maandag kwam nog weer een rapport van de WUR naar buiten die een krimp van 20 tot 30 procent voorstelt. Innovaties helpen ook, aldus de onderzoekers. Want niet alleen qua stikstofuitstoot scoort Nederland hoog, maar ook als het gaat om de dichtheid aan vee. Nederland staat in dit lijstje ruim bovenaan in Europa. Het is de vraag of dit verstandig beleid is, gezien de gevolgen qua stikstof.
In 2020 luidde de conclusie van de stikstofcommissie van Remkes dat er drastische maatregelen nodig waren. Uiteindelijk lag er vorig jaar een pakket om piekuitstoters bij natuurgebieden uit te kopen. Daarmee zou ook de veestapel gaan krimpen. Hoewel de uitkoopregeling in stand blijft, zette het huidige kabinet wel een streep door de tientallen miljarden die de vorige minister reserveerde voor de verduurzaming van de landbouw. Daarmee stagneert het stikstofbeleid opnieuw.
Henkens, de ambtenaar die in 1965 het probleem van de overbemesting aankaartte, constateerde in 1990: „Er is gewaarschuwd, er is tijdig gewaarschuwd. Maar er is niets mee gedaan. Dat is ieders goed recht, vergissingen zijn mogelijk, maar kom me niet met het verhaal dat men het niet heeft geweten.”