BinnenlandGezondheid

Dit noodziekenhuis in Utrecht werd al bijna vijftig keer gebruikt

De uiterst efficiënte ziekenhuiszorg in Nederland heeft een keerzijde. Bij grote incidenten raakt het systeem snel verstopt, door tekort aan bedden. Het Calamiteitenhospitaal in Utrecht biedt zo nodig bufferruimte. Een blik achter de schermen.

13 January 2025 14:51Gewijzigd op 13 January 2025 15:42
Jaarlijks wordt een grote oefening gehouden door het Calamiteitenhospitaal in Utrecht. beeld UMC Utrecht.
Jaarlijks wordt een grote oefening gehouden door het Calamiteitenhospitaal in Utrecht. beeld UMC Utrecht.

Bezoekers van het Universitair Medisch Centrum Utrecht zoeken hun weg over de begane grond of de verdiepingen erboven. Vrijwel niemand weet dat in de kelder nóg een ziekenhuis ligt: 8000 vierkante meter groot. Goed voor 200 bedden, waaronder 12 ic-bedden, 50 mediumcarebedden, 3 operatiekamers en 4 isolatieboxen voor patiënten met bijzondere infectieziekten.

Het ondergrondse hospitaal, uniek in de wereld, doet wat sinister aan. Bij een calamiteit worden de patiënten vanuit de ambulancehal aangevoerd. In eerste instantie krijgen ze een nummer. Camera’s maken foto’s van iedere patiënt, als hulpmiddel bij de latere identificatie. Een coördinerend arts en verpleegkundige doen de primaire triage. T1 (rood) staat voor intensive care, T2 (geel) voor medium care. Patiënten met deze codes gaan naar de zogeheten crashroom. T3-patiënten worden door vrijwilligers van het Rode Kruis met rolstoelen of bedden naar de afdeling low care vervoerd.

In de crashroom staan tien bedden met alle benodigde materialen eromheen. Met een mobiel röntgenapparaat kunnen foto’s worden gemaakt. Afhankelijk van de verwondingen en klachten gaan de patiënten na maximaal twintig minuten door naar de operatiekamer of een van de andere afdelingen: kale zalen met lange rijen bedden.

Atoombunker

De ondergrondse ruimte werd ooit gebouwd als atoombunker. Toen het Centraal Militair Hospitaal een nieuw pand bouwde naast het academisch ziekenhuis, kwam het ministerie van Defensie met het voorstel er een noodhospitaal van te maken voor de opvang van grotere aantallen militaire slachtoffers. Door de toenemende efficiëntie van de zorg met bijbehorende afstoting van ziekenhuisbedden groeide ook binnen de civiele medische wereld de behoefte aan buffercapaciteit.

In 2015 haakte het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan als derde partner. Joris Prinssen, hoofd van het Calamiteitenhospitaal, is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Met een kleine groep medewerkers, de helft van het UMC Utrecht en de helft van Defensie, dient hij ervoor te zorgen dat het noodziekenhuis up-to-date bevoorraad is en binnen een halfuur operationeel kan zijn.

Het Calamiteitenhospitaal gaat open bij aanvoer van militaire slachtoffers uit conflictgebieden, nationale incidenten die de reguliere zorgcapaciteit te boven gaan, rampen in het buitenland met Nederlandse slachtoffers, constatering van bijzondere infectieziekten en opvang van patiënten uit andere landen op verzoek van de Nederlandse overheid. Prinssen: „Zo hebben we hier in 2011 ruim vijftig Libiërs opgevangen.”

Pettenhok

Bij een groot incident krijgt de dienstdoende traumachirurg via de zorgcoördinator van de afdeling Spoedeisende Hulp het verzoek het Calamiteitenhospitaal te openen. Met een computergestuurde belboom worden extra artsen en hulpverleners opgeroepen. Het aantal en de mix aan disciplines is afhankelijk van de omvang van de ramp en het type slachtoffers.

De pettenkamer. beeld UMC Utrecht

In het pettenhok liggen de hoofddeksels voor mensen met specifieke functies. Groene petten voor coördinerend artsen, rode voor coördinerend verpleegkundigen, gele voor mensen met een administratieve taak, zwarte voor de verschillende soorten managers, blauwe voor ondersteunend personeel. Tegen een zijwand staat een karretje met patiëntenkaarten.

„Twintig keer één patiënt ontvangen is echt iets anders dan in één keer twintig patiënten voor je neus hebben” - Traumachirurg Mirjam de Jong, medisch manager Calamiteitenhospitaal

Zenuwcentrum van het hospitaal is de commandopost. Voor in het vertrek staat een tafel waarachter de commandovoerders zitting nemen. De witte stoelen in het zaaltje zijn voorzien van aanduidingen die corresponderen met de functies van de personen voor wie ze bestemd zijn. Bij een tussentijdse briefing dient ieder zijn eigen stoel te bezetten, waardoor direct zichtbaar is wie aanwezig is.

Vooruitkijken

Traumachirurg Mirjam de Jong is sinds 2013 aan het Calamiteitenhospitaal verbonden; eerst als organisator van de oefeningen. Een in Zweden ontwikkelde rampencursus implementeerde ze in Nederland. „Eén tot twee keer per jaar bieden we de cursus aan. Deelnemers zijn chirurgen, anesthesisten, verpleegkundigen, managers, raden van bestuur, politie, brandweerlieden, ambulancemedewerkers… Onze voorkeur gaat uit naar het trainen van ziekenhuizen die hun eigen groep samenstellen, zodat ze daarna hun eigen rampenopvangplan beter kunnen oefenen.”

Traumachirurg Mirjam de Jong is medisch manager van het ondergrondse noodhospitaal. beeld UMC Utrecht

Sinds 2021 is ze ook medisch manager van het Calamiteitenhospitaal. Vereisten voor deze taak zijn stressbestendigheid en de gave om overzicht te houden bij grootschalige aanvoer van patiënten. „Zo’n situatie vraagt een andere manier van denken. Welk probleem heb ik nu en wat kan ik straks verwachten? Twintig keer één patiënt ontvangen is echt iets anders dan in één keer twintig patiënten voor je neus hebben. Je moet ervoor waken dat je niet te veel aandacht aan één patiënt besteedt ten koste van de rest. Het mooie van deze locatie is dat ik zo nodig kan terugvallen op een keur aan specialisten, diensten en onderzoeksfaciliteiten.”

Grote oefening

Geregeld zijn er oefeningen op deelgebieden, van het verlenen van acute zorg tot opvang van verwanten. Jaarlijks wordt een grote oefening gehouden, die maanden van voorbereiding vraagt. Op 9 november 2024 was het scenario een ingestorte parkeergarage nabij het UMC Utrecht, met 130 slachtoffers, gespeeld door bloedende en kermende acteurs.

Belangrijk aandachtspunt was het trainen van de samenwerking met de ketenpartners: naast het Centraal Militair Hospitaal ook de Veiligheidsregio Utrecht (VRU), de politie, de Regionale Ambulance Voorziening Utrecht (RAVU), het noodhulpteam van het Rode Kruis, de brandweer en crisiscoördinatoren van het Utrecht Science Park.

„Veruit het belangrijkste knelpunt bij grote rampen met veel hulpverlenende partijen is communicatie” - Traumachirurg Mirjam de Jong, medisch manager Calamiteitenhospitaal

„Om de samenwerking soepel te laten verlopen, is kennis van elkaars wereld belangrijk”, licht De Jong toe. „De ketting is zo sterk als de zwakste schakel.” Tijdens de oefeningen heeft ze de centrale regie en registreert ze leerpunten. „Bij het bedenken van scenario’s richten we ons op zaken die nog beter kunnen. Daar zetten we druk op. Dan ontdek je de knelpunten en hoe je die kunt oplossen. Mijn eerste oefening was met dertig patiënten. Na de aanslagen in Parijs gingen we naar honderd. Iedereen was na afloop kapot. Het jaar daarop hadden we 150 slachtoffers en ging het best soepel. Souffleurs grijpen zo nodig in of sturen bij om ervoor te zorgen dat de oefening goed blijft lopen.”

Communicatie

Op de recente oefening kijkt ze met genoegen terug. „De belangrijkste dingen gingen goed, dus ik kon me richten op details. De opvang van patiënten is het eenvoudigst. Dat doen we dagelijks. Veruit het belangrijkste knelpunt bij grote rampen met veel hulpverlenende partijen is communicatie.”

Essentieel voor een soepele samenwerking is rolvastheid. „In normale omstandigheden bemoeien we ons graag met elkaars werk. Dat kan ook nuttig zijn. Bij een ramp werkt dat niet. Dan moet ieder zich concentreren op de taak die hem of haar is toebedeeld. Vooral voor mensen die wat hoger in de organisatie zitten, kan dat frustrerend zijn. Achteraf mogen ze hun mening geven; tijdens de hulpverlening kunnen we geen discussie hebben.”

Bij de laatste grote oefening werd vooral de samenwerking met ketenpartners getraind. beeld UMC Utrecht.

De raad van bestuur en directieleden van het UMC Utrecht fungeren bij rampen of oefeningen als crisisbeleidsteam. Dat is verantwoordelijk voor de continuïteit van zorg in het UMC Utrecht en de communicatie naar buiten. Het commandoteam is verantwoordelijk voor de daadwerkelijke aansturing van de hulpverlening in het Calamiteitenhospitaal. „Het crisisbeleidsteam moet wachten op verzoeken vanuit de commandopost. Dat is lastig voor mensen die normaal de lakens uitdelen. In het verleden gingen ze soms, vanuit een goede intentie, zelf acteren, met verwarring tot gevolg. Ze hoeven pas in de benen te komen als wij erom vragen. Dat ging de laatste keer goed.”

Buffer

Bij rampen in andere delen van het land dienen de zwaarst getroffen patiënten zo snel mogelijk in het meest geschikte nabije ziekenhuis te worden behandeld. Het noodhospitaal in Utrecht kan dan een bijdrage leveren door de opvang van lichter gewonden patiënten. „Zo voorkom je dat ziekenhuizen onnodig hun productie stilleggen in afwachting van wat er komen gaat. Naast buffercapaciteit hebben wij ook ruimte om familie of andere verwanten op te vangen. Bij de tramaanslag in Utrecht hadden we op vijf slachtoffers zestig verwanten.”

Doorgaans is net na een ramp onduidelijk hoe groot het aantal slachtoffers is. „Neem het treinongeluk bij Voorschoten, in 2023. Hoeveel mensen zitten ’s nachts om vier uur in zo’n trein? Niemand die het wist. Wat je in ieder geval niet moet doen, is de calamiteit onderschatten. Overschatten kan vervelend zijn voor mensen die nodeloos uit bed zijn gehaald, maar dat kost geen levens.”

In de optiek van De Jong en Prinssen zou elk ziekenhuis een zekere buffer moeten hebben. „De zorg is in Nederland misschien wel té efficiënt georganiseerd. Nu geeft de grieptijd vaak al capaciteitsproblemen. De oorzaak is dat je als ziekenhuis niet wordt beloond voor vrije bedden”, verklaart Prinssen. „De bekostiging van het Calamiteitenhospitaal komt uit een ander potje. Dat wordt betaald door Defensie, VWS en het UMC Utrecht.”

Militaire dreigingen

Desgewenst kan het noodhospitaal bij openstelling terugvallen op artsen en verpleegkundigen die op dat moment niet zijn ingeroosterd. Voor grote of langdurige scenario’s wordt momenteel gewerkt aan een belboom waarin ook mensen staan die niet aan het UMC Utrecht of het Centraal Militair Hospitaal zijn verbonden. Mede vanwege de toenemende oorlogsdreiging. „Met het Centraal Militair Hospitaal en VWS overleggen we wat wij aankunnen als er dagelijks militaire slachtoffers worden aangevoerd en hoe we die stroom kunnen spreiden.”

„Met het Centraal Militair Hospitaal overleg ik wat een eventuele oorlog betekent voor de inrichting van het Calamiteitenhospitaal” - Joris Prinssen, hoofd Calamiteitenhospitaal

Interdepartementaal wordt gewerkt aan het Landelijk Crisisplan Militaire Dreigingen, weet Prinssen. „Daar inventariseren ze welke middelen in Nederland beschikbaar zijn en welke voorziening bij welk aantal slachtoffers de beste optie is. Met het Centraal Militair Hospitaal overleg ik wat een eventuele oorlog betekent voor de inrichting van het Calamiteitenhospitaal. Normaal gesproken worden militairen behandeld in het Centraal Militair Hospitaal, maar ten tijde van oorlog is het militair medisch en verpleegkundig personeel waarschijnlijk aan het front. Opvang en zorg voor gewonde militairen zullen we dan in Nederland civiel moeten regelen. Het is verstandig daar vooraf over na te denken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer