Oog in oog met de terafim; een glimp van de Bijbelse geschiedenis
Is het mogelijk om met wat potscherven, jasspelden en afgodsbeeldjes de wereld van de Bijbel te reconstrueren? Nee. Toch vertellen die voorwerpen, opgegraven in de Levant en Mesopotamië en tentoongesteld in Leiden, een heleboel.
”Het oude Midden-Oosten”, een vaste tentoonstelling in het Rijksmuseum van Oudheden (RMO), heeft een nieuw jasje gekregen. Conservator David Kertai zocht 270 voorwerpen uit die het museum in bezit of in bruikleen heeft. In een lichte tentoonstellingsruimte staan de vondsten ingedeeld per regio waar ze vandaan komen of op thema. Irak en Syrië kregen de kleuren groen, lichtblauw is voor Iran, goudgeel voor de wereldrijken van de Assyriërs en de Sassaniden, felblauw voor de Levant.
Conservator Kertai zette eerder als archeoloog de spa in de grond in Syrië, Turkije en Irak. Nu gebruikt hij zijn kennis over opgravingen in de Levant en Mesopotamië voor het RMO, ver weg van plaatsen die vooral door oorlog en revolutie de krant halen.
Woordenstrijd
Maar ook het opzetten van een tentoonstelling over het Midden-Oosten leidt al tot strijd. Zo is de benaming een heikel punt. Want het oosten ten opzichte van wat? Het idee dat Europa het centrum van de wereld is, is al een tijdje op zijn retour.
Het RMO overweegt even ”West-Azië”. „Maar dat roept maar bij weinig mensen herkenning op. Uiteindelijk kozen we toch voor de term Midden-Oosten. Daar rekenen we ook de regio onder die nog niet zo lang geleden het Nabije Oosten heette.” Bij de kaartjes in de tentoonstelling houdt het RMO de grenzen en benamingen aan die het ministerie van Buitenlandse Zaken gebruikt.
Clichés
Weg met clichés, hebben de ontwerpers van ”Het oude Midden-Oosten” gedacht. Een van die gevestigde beelden is volgens Kertai dat het Midden-Oosten één grote zandbak is. In de tentoonstelling komen filmbeelden voorbij van groene weiden, ossen en schapen die genieten van vers water en wit besneeuwde toppen van enorme bergketens.
Een ander beeld waar Kertai graag wat nuance in aanbrengt is dat ontwikkelingen altijd lineair verlopen. „Het idee is dan dat samenlevingsvormen steeds complexer worden. Eerst jagen en verzamelen, daarna landbouw en veeteelt. Maar deze manieren van leven bestonden vaak naast elkaar, om risico’s te spreiden. Mislukte de oogst, dan had je altijd nog de inkomsten van de jacht en de kudden.” Een inzicht dat zo geprojecteerd kan worden op de levens van Kaïn en Abel en Jakob en Ezau.
Vraagtekens
Bij binnenkomst in de tentoonstelling stuit de bezoeker meteen op het tempelcomplex van Uruk. De gedachten gaan hier onwillekeurig naar Ur der Chaldeeën. Was dit de plaats waar Thera, Abraham en Lot opgroeiden? Na de informatie over Uruk komt een vitrine met voorwerpen uit Jebel Aruda. Jebel Aruda is een archeologische site in het noorden van de vruchtbare sikkel. Dat is de groene boog waarlangs de rivieren Tigris en Eufraat stromen.
De huizen in Jebel Aruda zijn in dezelfde stijl gebouwd als die in Uruk (Ur?). Is die bouwstijl overgenomen of kwamen de mensen die in Jebel Aruda woonden zelf uit Uruk? Vragen die archeologen zich stellen, maar waar ze geen antwoord op durven geven.
Terafim
Een andere kast in de tentoonstelling is gevuld met wat de Bijbel aanduidt met ”terafim”. Dat zijn huisgoden die ingezet werden voor bescherming of genezing. De beeldjes passen in een handpalm. Voor Laban en Rachel zijn ze in Genesis 31 zo kostbaar dat Laban er een huiszoeking in de tent van zijn dochter en schoonzoon voor over heeft. Maar Rachel geeft haar geheimen niet zomaar prijs: ze zit erbovenop.
Kertai vertelt dat veel van de beeldjes met vrouwelijke vruchtbaarheidssymbolen terug te leiden zijn naar de dienst aan Lamashtu. Zij is een getergde godin die zelf geen kinderen kan krijgen. Haar frustratie maakt haar tot een monster, die baby’s afpakt van zwangere vrouwen en moeders. Om haar te vriend te houden, offeren vrouwen haar spinklossen of kammen.
„Het zijn vooral de huis- tuin- en keukengoden die we terugvinden” - David Kertai, conservator van het Rijksmuseum van Oudheden
De beeldjes die op archeologische sites gevonden worden zijn vaak de huis-, tuin- en keukengoden, weet Kertai uit ervaring. „Goden die van waardevol materiaal zoals goud of edelstenen waren gemaakt, werden later vaak weer omgesmolten tot sieraden of andere voorwerpen.”
Wegvoeringen
De agressie spat ervan af in het deel van de expositie dat gaat over het rijk van Assur. Een zandkleurig reliëf toont een Assyrische soldaat die twee vrouwen voor zich uit drijft met een lans en een stok. De voorste vrouw kijkt achterom en haar ene voet is gericht naar haar thuisland.
De reliëfs maken deel uit van een groter geheel. Andere onderdelen liggen in het British Museum, de Engelse evenknie van het RMO. Een deel is in Irak achtergebleven, waar de vondst gedaan werd in 1949 in Mosul. Konden Europese archeologen in het verleden veel meenemen naar hun eigen continent, nu blijft het merendeel van de vondsten in het land waar ze al eeuwenlang verborgen lagen.
Neem de terechte claim die landen leggen op archeologische vondsten in eigen bodem, neem de tand des tijds, neem de vernietiging vanwege overheersing of natuurgeweld, en het is een wonder dat er nog iets is overgebleven om tentoon te stellen. Niet genoeg voor een reconstructie, wel genoeg om een glimp op te vangen van een ver verleden of een beeld te vormen bij de Bijbelse geschiedenis.