Ook in Amsterdam moet bed-bad-brood blijven bestaan
Ook in Amsterdam moet de bed-bad-broodregeling die vreemdelingen opvangt, blijven bestaan. Dat heeft de voorzieningenrechter dinsdag gezegd, „omdat er geen toezegging kan worden gedaan dat alle vreemdelingen na 1 januari weer voor opvang in aanmerking komen”.
De rechter heeft nog geen formele beslissing genomen, maar dit wel aan de partijen in de rechtbank aangegeven, meldt de rechtbank in een bericht op X.
Het kabinet heeft besloten vanaf januari geen geld meer te geven aan de gemeenten voor de regeling, die officieel de Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen (LVV) heet. De opvang wordt sinds 2019 verzorgd in vijf gemeenten: Rotterdam, Amsterdam, Groningen, Utrecht en Eindhoven. Zij vrezen dat bij sluiting mensen op straat terechtkomen.
Eerder oordeelden rechters in Rotterdam en Utrecht ook al dat de opvang van afgewezen asielzoekers open moet blijven in die steden. Eindhoven betaalt de regeling voorlopig zelf, meldde de gemeente eerder. Later onderneemt advocaat Pim Fischer stappen in Groningen.
De minister van Asiel en Migratie, Marjolein Faber, vindt dat de LVV geen verplichting voor het Rijk is. Ze stelt dat de vreemdelingen in een vrijheidsbeperkende locatie in Ter Apel terechtkunnen.
De Amsterdamse opvangwethouder Rutger Groot Wassink vindt dat de uitspraak van de rechter „wederom een duidelijke boodschap voor minister Faber” is. „Ik ben blij met de uitspraak omdat het aansluit bij de grote zorgen die we als gemeente eerder hebben geuit bij de beslissing van het Rijk om de LVV af te schaffen. Het is verontrustend dat humane opvang van mensen opnieuw via de rechter moet worden afgedwongen. We gaan ervan uit dat het Rijk vanaf 1 januari gewoon bijdraagt aan de financiering van de LVV.”
Groot Wassink vindt dat de regeling sinds 2019 een goede oplossing is gebleken voor „een uitzichtloze situatie van mensen en de onrust die hierdoor ontstond in grote steden. De ongedocumenteerden die worden opgevangen in de LVV kúnnen vaak niet terug naar het land van herkomst en meer dan de helft van de mensen heeft alsnog recht op rechtmatig verblijf in Nederland”.