OpinieCommentaar

Mbo’er mag meer in het middelpunt staan

Ze zijn misschien wel de kurk waar Nederland economisch en maatschappelijk gezien op drijft: mbo’ers die er in tal van sectoren en bedrijfstakken voor zorgen dat het raderwerk in beweging blijft. Het is de vraag of deze mensen de waardering en aandacht krijgen die ze verdienen.

Hoofdredactie
5 December 2024 19:30
beeld ANP, Robin van Lonkhuijsen
beeld ANP, Robin van Lonkhuijsen

Het is niet zomaar een loze kreet wanneer de MBO Raad deze week de daling van het aantal studenten in het middelbaar beroepsonderwijs alarmerend noemt. Van grootspraak is evenmin sprake als wordt gesteld dat mbo’ers een „cruciale rol spelen in onze vitale sectoren”. Was getekend: Adnan Tekin, voorzitter van de MBO Raad.

Zo’n 1900 studenten minder in 2024, becijferde de raad. Dat zijn er nog steeds 476.500, maar de dalende lijn is al sinds 2020 zichtbaar: een min van 30.000 studerende mbo’ers. Of evenzoveel vakmensen die er niet komen voor een arbeidsmarkt die nog steeds staat te springen om vakkundig geschoold personeel.

De aandacht gaat in Nederland nogal eens uit naar het hoger onderwijs. De bekostiging van het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs is natuurlijk een meer dan belangrijk dossier. Nederland is erbij gebaat zijn sterke concurrentiepositie te behouden. En voor innovatiekracht moet er een beroep kunnen worden gedaan op knappe koppen die verbonden zijn aan een van de universiteiten.

Nederland staat er, ondanks alle zorgen die er rond onderwijs zijn, ook bepaald niet slecht voor. Het opleidingsniveau is in de loop van de tijd fors gestegen; de kenniseconomie mag er zijn.

Daar ligt tegelijkertijd een gevaar. Op het vlak van waardering steekt de neiging om wat door te schieten nogal eens de kop op. Gesprekken over opleidingen, over van beter naar nóg beter, over topsalarissen en carrièrekansen zitten doorgaans in een bepaalde hoek van het werkveld. Dat is de hoek van de hoogopgeleiden, van beleidsmakers en opinieleiders, van denkers en wetenschappers.

Ze zijn misschien wel de kurk waar Nederland economisch en maatschappelijk gezien op drijft: mbo’ers die er in tal van sectoren en bedrijfstakken voor zorgen dat het raderwerk in beweging blijft. beeld ANP, Lex van Lieshout

Geen kwaad woord daarover. Mits het besef er maar is dat het fundament –en meer– hiervoor dagelijks wordt gelegd door honderdduizenden mensen in de zorg, de techniek, de handel, de logistiek en de bouw.

De MBO Raad legt dus terecht de vinger op de zere plek. Er is meer oog en waardering nodig voor de automonteur, de verpleegkundige, de lasser of de kok.

Dat is geen sentimentele roep om aandacht. Mbo’ers verdienen deze positie omdat ze zo veel in huis hebben: praktijkgericht, in staat om snel te handelen, veranderbaar en flexibel. De brugfunctie van het mbo –tussen middelbaar onderwijs en arbeidsmarkt– is eveneens van onschatbare waarde.

Lang niet elke mbo’er zal er doorgaans om vragen om in het middelpunt te staan. Dat siert ze. Maar daarom hoeft de opgestoken duim, de schouderklop of het waarderende woord niet achterwege te blijven. Integendeel.

Het commentaar vertolkt de mening van het Reformatorisch Dagblad en is geschreven door leden van de hoofdredactie en senior redacteuren.
Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer