Biologisch-dynamisch (bd) is al honderd jaar een aparte tak binnen de biologische landbouw, met soms mystiek aandoende voorschriften. Bijvoorbeeld over het uitrijden van sterk verdunde mest, die in een begraven koehoorn moet zijn gefermenteerd.
Boeren die werken volgens de richtlijnen van bd noemen arbeidsvreugde en voldoening twee van hun belangrijkste drijfveren. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Utrecht en het Louis Bolk Instituut in Bunnik onder de pakweg 150 Nederlandse bd-boeren. Ze zijn sterk gemotiveerd voor hun vak en hebben een groot vertrouwen in de toekomst. Zo denkt 71 procent van hen nooit aan stoppen.
Het onderzoek wordt deze woensdag gepresenteerd tijdens een congres in Driebergen, waarmee de branche haar eeuwfeest afsluit. Dat geldt ook voor een tweede onderzoek, dat bd-landbouw, gewone biologische landbouw en gangbare landbouw met elkaar vergelijkt. Dit loopt al 45 jaar en wordt uitgevoerd door het onderzoeksinstituut voor biologische landbouw FIBL, dat vestigingen heeft in vijf Europese landen. De bd-methode blijkt koploper te zijn op het gebied van bodemvruchtbaarheid, met het hoogste gehalte aan humus (organische stof) en de grootste dichtheid aan micro-organismen.
In een bouwplan met tarwe, soja en aardappelen blijven de opbrengsten van bd en biologische landbouw gemiddeld zo’n 15 procent achter op die van de gangbare landbouw. In de beide biovarianten scoren tarwe en soja ongeveer even hoog, terwijl aardappelen bij bd wat achterblijven.
Volgens Bert van Ruitenbeek, directeur van de Stichting Demeter (vernoemd naar de Griekse godin van de landbouw) die het gelijknamige bd-keurmerk beheert, investeren boeren „ontzettend veel” in het bodemleven. „Ik denk aan een heel ruime vruchtwisseling, het gebruik van stikstofbindende gewassen en goede mest en veel aandacht voor compostering”, zegt hij.
De 150 door Demeter gecertificeerde boeren bewerken samen zo’n 10.000 hectare land. Daarmee is het gemiddelde bd-bedrijf in Nederland met 65 hectare behoorlijk groter dan de doorsnee boerderij van 36 hectare. De vele gemengde bedrijven hebben die oppervlakte nodig om minimaal 80 procent van het voer voor hun koeien zelf te verbouwen – wat een eis is.
Rudolf Steiner
Bd-landbouw onderscheidt zich van andere biologische varianten doordat ze gebaseerd is op ideeën van de Oostenrijkse filosoof Rudolf Steiner. Deze grondlegger van de antroposofie hield in 1924 een serie voordrachten voor boeren die zich zorgen maakten over de opkomst van kunstmest in de landbouw. Zij vreesden negatieve gevolgen voor de vruchtbaarheid van hun grond en de kwaliteit van hun producten.
„Onze boeren zien het landbouwbedrijf als een levend organisme” - Bert van Ruitenbeek, directeur Stichting Demeter
„Onze boeren zien het landbouwbedrijf als een levend organisme. Daarom zijn bodemleven en biodiversiteit erg belangrijk. Maar niet iedereen hangt de antroposofie aan. We hebben ook christelijke en ongelovige bd-boeren”, zegt Van Ruitenbeek.
Een van de eisen voor het Demeterkeurmerk is het gebruik van zogeheten preparaten. Volgens de handleiding verbeteren die het bodemleven, de plantengroei en -kwaliteit en de diergezondheid. Daarbij sturen ze de „zelfregulering van biologische systemen” aan, bijvoorbeeld de „biologische cyclus van het boerenbedrijf”.
De preparaten zijn volgens bepaalde voorschriften bereide stoffen, die in sterk verdunde vorm en opgelost in water over het land worden verneveld of in compost verwerkt. „Je kunt het vergelijken met homeopathie”, zegt Van Ruitenbeek.
Paardenschedel
De bereiding van die preparaten steekt nauw. Plantaardig materiaal (bijvoorbeeld kamillebloemen, eikenschors of paardenbloemen), koeienmest of kwartsmeel wordt in een dierlijk orgaan geplaatst en begraven. Dit moet dan een voorgeschreven periode in de bodem fermenteren.
Koehoornpreparaat (in een koeienhoorn gefermenteerde mest) moet voor het zaaien of planten van elke teelt worden toegediend, en wel één hoorn per hectare. Het compostpreparaat eikenschors fermenteert in de schedel van een koe, varken of paard. De dosering hiervan bedraagt één schedel per 300 hectare land.
Van Ruitenbeek vindt zulke eisen niet vreemd. „We weten zó weinig van het leven en van hoe een stofje invloed heeft op ander materiaal”, zegt hij.
Wat niet verplicht is, maar waar „een kleine minderheid” van de boeren wel rekening mee houdt, is de zogeheten bd-zaaikalender. Die schrijft aan de hand van de stand van de maan in de dierenriem voor wat het beste moment is om een bepaald gewas te zaaien. De maan zou namelijk invloed hebben op de ontwikkeling van de planten. „Steiner had daar wel ideeën over, maar heeft nooit voorschriften opgesteld”, zegt Van Ruitenbeek.