Meta is er niet in geslaagd een rechtszaak te ontlopen die de Amerikaanse markttoezichthouder FTC tegen het socialemediabedrijf heeft aangespannen. De FTC diende in 2020 aanklachten in tegen het techconcern dat toen nog Facebook heette. Daarin beschuldigde de mededingingsautoriteit Meta ervan concurrentie in de kiem te hebben gesmoord door Instagram en WhatsApp voor forse bedragen over te nemen.
Volgens de FTC waren die overnames in 2012 en 2014 illegale acties die Facebooks monopolie op de markt voor sociale netwerken moesten beschermen. Ondanks protest van advocaten van Meta mag de toezichthouder die beschuldigingen verder onderbouwen in een rechtszaak, oordeelde een rechtbank in Washington D.C. Meta wilde het liefst dat de rechter het proces helemaal zou stopzetten. De FTC stuurt met de rechtszaak aan op het opsplitsen van Meta.
Toch heeft Meta ook een succes geboekt. De rechter verwierp namelijk de beschuldigingen van de FTC dat Facebook zijn dominante positie uitbouwde door externe appontwikkelaars alleen toe te laten op zijn platforms als ze geen serieuze bedreiging zouden vormen. Meta mag op zijn beurt niet het argument gebruiken dat de overname van WhatsApp noodzakelijk was om te kunnen concurreren met Apple en Google.
Een woordvoerder van Meta zegt dat het internetbedrijf sterk staat in het verweer tegen de beschuldigingen van de FTC. Die toezichthouder betoogt juist dat de aanpak van Meta in de rechtszaal goed is voor de innovatie, omdat opkomende techbedrijven zo meer kans hebben om op eigen kracht succesvol te worden. „Deze zaak, die onder president Trump begon en werd aangescherpt onder de regering-Biden, staat voor een gezamenlijke inspanning om de monopolistische macht van Meta in te tomen”, verklaarde een woordvoerder van de FTC.