De 52.000 mannen en jongens die op 10 en 11 november 1944 werden weggevoerd dreigden vergeten te worden. Maar maandagmiddag, tachtig jaar na dato, leggen Rotterdammers voor het eerst kransen bij het monument ter herinnering aan de razzia.
”Van je liefhebbende dochter”, staat onder aan de kaart die ze met een touwtje aan de steel van een witte roos heeft geknoopt. Vastberaden sluit de vrouw aan in de rij. Een lange rij Rotterdammers en Schiedammers die een vader, opa of broer naar Duitsland zagen gaan.
Sommigen keerden nooit meer terug. Anderen wel. Maar dan zwegen ze vaak over wat ze hadden meegemaakt. „Ze hadden behoefte aan vergeten en vooruitkijken”, zegt burgemeester Carola Schouten erover in haar toespraak. Niet zelden stuitten terugkeerders ook op onbegrip van hun omgeving. „Heb het er maar niet over. Richt je blik op de toekomst”, was het adagium volgens minister Eddy van Hijum, die ook bij de herdenking aan de Parkkade spreekt.
„Slachtoffers hadden behoefte aan vergeten en vooruitkijken” - Carola Schouten, burgemeester
Aan boord van een rondvaartboot horen honderden Rotterdammers deze middag de verhalen aan. Zachtjes deint het dek onder hun stoelen op het water van de Maas. De Erasmusbrug even verderop maakt het plaatje van de Rotterdamse skyline compleet. Voor velen is de Maas deze middag vooral een plek van herinnering. Als centrale plek te midden van de elf verzamelplaatsen waar de mannen werden samengedreven voor verder transport. Hier zetten veel Rotterdammers weer voet aan wal, vertelt Schouten. Zij belooft als nieuwe burgemeester de traditie van het herdenken voort te zetten.
Dodental
Hoeveel van de 52.000 weggevoerde mannen weer terugkeerden is niet precies duidelijk. Het dodenaantal ligt waarschijnlijk veel hoger dan tot nu toe werd aangenomen, betoogt voorzitter René Versluis van Stichting Razzia Monument Rotterdam. Tot nu toe ging men uit van ten minste 410 dodelijke slachtoffers. Maar velen uit de Maasstad waren niet geregistreerd als dwangarbeider en bovendien werden de mannen verspreid over Duitsland tewerkgesteld. Daar zat men tegen het einde van de oorlog niet meer te wachten op dwangarbeiders, zegt Versluis. „Treinen reden soms dagenlang rond totdat ze een lading mannen konden dumpen.”
Een exact getal is daarom onmogelijk te achterhalen. Het percentage doden door dwangarbeid is inmiddels vrij nauwkeurig vastgesteld op 5 procent. Versluis denkt daarom dat men voorzichtigheidshalve mag aannemen dat zeker 2000 Rotterdammers en Schiedammers omgekomen zijn.
Ooggetuige
Aangrijpend is de voorgelezen brief die ooggetuige Bep Knoops schreef aan de verloofde van haar broer Dick, die werd weggevoerd. Net als veel vrouwen stopte ze Dick bij het Hofplein nog wat eten toe. Ze wilde ook nog een fles water halen, want de mannen hadden zo’n dorst. Maar de soldaten riepen: „Frauen, züruck!” Na drie tellen richtten ze hun geweren al. Niemand waagde nog mee te gaan.
Ook voor de vrouwen was de wegvoering een drama, blijkt uit de verhalen. Ze bleven in verwarring en angst om hun geliefden achter. Gezinnen zaten zonder inkomen en het werk van de mannen viel weg. „Als er al kolen waren, dan was er geen transport”, vertelt Versluis. Om toch enige warmte te krijgen stookten vrouwen soms hun meubels op.
De verhalen van slachtoffers en nabestaanden moeten verteld blijven worden, benadrukt Wouter Kolff, commissaris van de Koning. „Volgens de Joodse traditie sterf je twee keer”, houdt hij de aanwezigen voor. „Als je stopt met ademen én als iemand voor de laatste keer je naam noemt. Wij komen op deze plek om te zorgen dat dat tweede niet gebeurt.”