In plaats van één grote toezichthouder op te zetten die alle vormen van kunstmatige intelligentie (AI) in heel Nederland controleert, is het beter dat de al bestaande waakhonden toezien op het gebruik van AI in hun eigen sector. Dat adviseren de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI).
Spanje besloot vorig jaar als eerste Europese land een AI-toezichthouder op te richten, het Agentschap voor Toezicht op Kunstmatige Intelligentie (AESIA). Vanuit de Tweede Kamer was gevraagd naar een advies over de Nederlandse aanpak, uit angst voor versnippering.
De AP en de RDI, die zich in eerste instantie bezighouden met technologie en privacy, adviseren om het toezicht „zoveel mogelijk te laten aansluiten bij het reguliere toezicht”. Ze schrijven dat bijvoorbeeld machines, liften en speelgoed ook aan allerlei andere regels moeten voldoen. „Het toezicht op deze producten kan bij dezelfde toezichthouder blijven”, aldus de instanties.
In sommige gevallen maken fabrikanten misschien gebruik van een verboden toepassing van AI. Niet iedere toezichthouder is in staat om dat aan te pakken. Volgens het advies zouden zulke zaken onder de AP, de RDI, De Nederlandsche Bank (DNB) of de Autoriteit Financiële Markten (AFM) kunnen vallen, als markttoezichthouders. Daarbij zouden ze dan nauw moeten samenwerken met de waakhonden voor de sector, zoals de Onderwijsinspectie, de Arbeidsinspectie en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.