„Waarom wordt gij een protestant genoemd?” zo vroeg meer dan vijftig jaar geleden dr. W. Aalders de lezers van het Kerkblaadje van de Vrienden van Kohlbrugge (27 oktober 1972). Is het terecht jezelf zo te typeren? Hij gaf er in een uitvoerig artikel zelf antwoord op. „Dat is slechts dan het geval, als die naam behalve een historische ook een geestelijke inhoud heeft.”
Met enige fantasie zou je het onlangs verschenen boek ”Canon van het Nederlandse protestantisme” kunnen zien als een actueel antwoord op een soortgelijke vraag. Dr. René de Reuver, scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, formuleert het in zijn woord vooraf als volgt: „Wat typeert nu protestanten in Nederland? Op die vraag probeert deze canon een antwoord te geven.”
Het boek verscheen onder redactie van Marusja Aangeenbrug. Zij was vele jaren hoofdredacteur van Petrus, het magazine van de Protestantse Kerk. Gezegd moet worden dat het een aantrekkelijk kijk- en leesboek is geworden. Fotograaf Arend-Jan Westerhuis ging speciaal op pad om in en rond protestantse kerken kleurige foto’s te maken tijdens een zondagochtenddienst.
De opzet van deze canon is origineel. Namelijk in zeven hoofdstukken met daarin aandacht voor 7 keer 7 dat is dus 49 onderwerpen. Zeven vensters zogezegd. Om iets te noemen: De geschiedenis van Beeldenstorm tot Samen op Weg (1). Woorden en daden, zoals blijkend in de belijdenissen, de ambten en de tale Kanaäns (2). De inhoud van de eredienst: van preken en zingen tot het nuttigen van snoep (3). De kerkgebouwen, vanbinnen en vanbuiten (4). Voorwerpen en symbolen: het lege kruis, de collectezak, kaarsen en kransen (5). De speciale diensten: sacramenten, belijdenisdienst, bruiloften en begrafenissen (6). Ten slotte nog eens de geschiedenis, maar nu met aandacht voor markante protestanten: van Wycliffe tot Kuitert, met ergens daartussen G.H. Kersten (7). En nog veel meer.
Zelf nam ik het boek mee op vakantie. Het leverde me een paar aangename uurtjes in de schaduw van een oude Friese boerderij op. Veel herkenning natuurlijk. Dat kan niet missen als je al je hele leven hoort bij een protestantse kerk. Toch voelde het niet allemaal zo eigen aan. Dat kan natuurlijk ook niet anders, want de protestantse bedding is breed van inhoud en verscheiden in vorm. Maar het hangt, denk ik, vooral samen met de keuzes die in dit boek wel en niet gemaakt zijn. In de duiding van wat doop en avondmaal inhouden, miste ik toch wel erg de gebeitelde taal van de klassieke formulieren. En waarom moesten zo nodig acteur Bas Ragas en –nota bene– zangeres Trijntje Oosterhuis het woord krijgen in een column? De laatste heeft werkelijk helemaal niets met het protestantse geloof. Nog iets: op tal van afgedrukte foto’s blijken de predikant en de andere ambtsdragers nogal eens vrouw te zijn.
In een terugblik op de vorige eeuw krijgt een viertal vrijzinnige theologen ruim aandacht. Maar hun orthodoxe eeuwgenoten mis ik pijnlijk. Dat hadden wat mij betreft O. Noordmans en K.H. Miskotte mogen zijn, maar zeker ook W. Aalders en G. Boer. Vreemd dat de oprichting van het RD en (al veel eerder) van de SGP worden genoemd onder het kopje Gereformeerde Gemeenten in Nederland (1953). Al met al wil ik deze canon best een verdienstelijk initiatief noemen. Maar om nu te zeggen dat ik me in dit portret herken…
In zijn aangehaalde artikel in het Kerkblaadje van 1972 schreef Aalders aan het slot: „De ware christen bedoelt alleen Gods eer en de zaligheid der zielen. Dat is protestants!”
Canon van het Nederlandse protestantisme. In 7 x 7 vensters, Marusja Aangeenbrug (red.); uitg. KokBoekencentrum; 160 blz.; € 20,00