Bombastisch taalgebruik, dat zijn we inmiddels wel gewend van Donald Trump. Op de voor hem gebruikelijke manier legde de presidentskandidaat recent zijn economische agenda nog maar eens uit.
„We beschermen onze bedrijven met tarieven. We krijgen duizenden bedrijven die naar ons land komen. Het mooiste woord in het woordenboek is wat mij betreft tarieven.” Op alle goederen en diensten die de Verenigde Staten binnenkomen moet een heffing van 10 procent komen. Of van 20 procent, want consistentie is niet Trumps sterkste eigenschap. Over import uit China zou maar liefst 60 procent moeten worden afgerekend. Of nog gekker: „Ik wil 2000 procent importheffingen op Duitse auto’s. Ik wil geen Mercedes-Benz meer zien in dit land.”
Het is het inmiddels bekende narratief dat we kennen uit Trumps eerdere ambtsperiode: met importtarieven halen we banen terug die de afgelopen decennia van Amerika naar Azië zijn verhuisd. Bedrijven zullen zich weer in de VS vestigen en er komt weer werk voor de gewone Amerikaan. Dit verhaal slaat aan bij de gemiddelde kiezer, zo laten peilingen zien. Amerikanen vertrouwen Trump meer dan Harris als het gaat om de economie. Bij deze overtuiging speelt ongetwijfeld de hoge inflatie van de afgelopen jaren een rol, waarvoor met beschuldigende vinger richting de Bidenregering wordt gewezen. Maar wie betaalt de rekening van Trumps wilde tariefvoorstellen, als het zover komt?
Anders dan de vastgoedtycoon zelf steeds beweert: invoerheffingen worden in de eerste plaats door de Amerikaanse burger betaald. Trump spreekt stelselmatig over een „belasting voor het buitenland”. Maar een importtarief betekent dat Amerikaanse bedrijven die goederen importeren daarvoor een heffing moeten afdragen aan het ministerie van Financiën. Onderzoeken naar importtarieven tijdens Trumps eerdere ambtsperiode laten zien dat de kosten vooral zijn terechtgekomen op het bord van Amerikaanse consumenten en importeurs, en dus nauwelijks door buitenlandse exporteurs zijn gedragen. Daarbij worden minderbedeelden onevenredig getroffen, want die besteden een relatief groot deel van hun inkomen aan goederen en zijn daarmee kwetsbaar voor prijsstijgingen.
En de Nederlandse economie? Globalisering heeft een flinke impuls gegeven aan de groei van de mondiale economie. Nederland heeft daar als geen ander van geprofiteerd. Bovendien staan de VS op de vierde plek als exportmarkt van Nederlandse goederen. Trumps handelsbeleid zal voor Nederland dus weinig verkwikkend zijn. Temeer omdat China en ook de Europese Unie terug zullen slaan door zelf ook barrières op te werpen. Zo’n domino-effect is een doemscenario voor een open economie als de Nederlandse.
Heeft Trump dan helemaal geen punt? Jawel. Het handelstekort van de VS met China loopt al jaren verder op en in China worden bepaalde industrieën zwaar gesubsidieerd door de staat. Maar een universeel importtarief is een angstaanjagend medicijn.
De auteur is econoom bij De Nederlandsche Bank. Hij schrijft op persoonlijke titel.
> rd.nl/grootgeld