OpinieCommentaar
Zorg moet verwarde personen niet verwaarlozen
Journalist Bas Haan kon het niet meer aanzien en schreef een boek onder de titel “Dodelijke zorg”, waarin hij schrijft over mensen die zowel een psychiatrische aandoening hebben als bijvoorbeeld kampen met een verslaving. Geïntegreerde en gecoördineerde zorg kan zowel voor hen als voor de maatschappij de oplossing zijn.
Hoofdredactie
Verwarde personen zijn volgens De Haan eigenlijk verwaarloosde personen. beeld ANP
Zoals maandag duidelijk werd in deze krant uit een uitgebreid interview met Bas Haan gaat het hier niet om een problematiek waar de maatschappij de schouders over zou mogen ophalen. Een bekend verhaal is dat van de zogenaamde kruisboogschutter uit Almelo. De man werd door de politie opgepakt omdat hij kattenvoer had gestolen. Daarvoor kon hij niet in de cel blijven en daarom zette de politie hem op de trein naar huis. Maar de man heeft ook ernstige psychiatrische aandoeningen en vermoordde twee weken later in een psychose twee mensen in Almelo. Met een kruisboog schoot hij vervolgens op een wegvluchtende verpleegkundige; vandaar de benaming kruisboogschutter.
Het aantal meldingen over deze groep zogenaamde verwarde personen is in een paar jaar tijd verdubbeld naar 150.000 per jaar. Mensen met verward gedrag komen bovengemiddeld vaak om het leven bij politieoptredens, zoals een aanhouding of achtervolging. In 84 procent van de gevallen schieten agenten geen vluchtende crimineel dood, maar een verward persoon, aldus Haan. Maar ook voor de maatschappij is dit soort mensen een grote zorg, zoals duidelijk wordt bij de kruisboogschutter. De politie ziet een verward persoon, de ggz ziet iemand met ernstige aandoeningen, maar heeft geen plek om hem te behandelen en uiteindelijk zijn er twee doden te betreuren.
Mensen als de kruisboogschutter zijn zelf ook slachtoffer, zo benadrukt Haan. En hij heeft gelijk. Die constatering kun je vanzelfsprekend niet verwachten van de nabestaanden van de mensen die hij heeft vermoord. Maar als politie en ggz beter zouden samenwerken én als er in de ggz ook plaats en ruimte zou zijn om deze mensen te behandelen, zouden drama’s voorkomen kunnen worden.
Haan legt duidelijk bloot dat een tekort aan geld hier niet het probleem is. Verwarde personen die bijvoorbeeld niet grondig geholpen worden, maar waar wel aan symptoombestrijding gedaan moet worden, kosten de maatschappij namelijk veel meer dan wanneer ze de structurele hulp zouden krijgen die ze nodig hebben. Door incidenteel ingrijpen in noodsituaties, komen de zogenaamde verwarde personen steeds weer terug in de zorg en bezetten dan de duurste bedden en hulpplekken die er zijn.
De conclusie van Haan dat de maatschappij mensen met gecompliceerde problemen verwaarloost, is terecht. Het is de hoogste tijd dat overheden en verzekeraars stoppen met het wijzen naar elkaar. Ze moeten de problemen erkennen en er door een goede coördinatie iets aan doen. Het is aan de overheden hierbij de leiding te nemen.